In deze zaak hebben omwonenden beroep ingesteld tegen een omgevingsvergunning die is verleend voor de uitbreiding van een tunnelcomplex voor de productie van substraat voor champignonteelt. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is genomen, omdat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de geurbelasting op de woningen van de eisers. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen. Na het herstel heeft verweerder een gewijzigd geurvoorschrift aan de vergunning verbonden, waartegen partijen geen beroepsgronden hebben ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het herstel van het gebrek door verweerder terecht is uitgevoerd en heeft het beroep tegen het wijzigingsbesluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen tegen het oorspronkelijke besluit gegrond verklaard en vernietigd, omdat er geen geurvoorschrift was vastgesteld voor de woningen van de eisers. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van de eisers en de griffierechten vergoed.