ECLI:NL:RBLIM:2018:3508

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
03/659032-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met diefstal van mobiele telefoons en geld

Op 11 april 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 januari 2017 samen met een medeverdachte een woninginbraak heeft gepleegd. De verdachte is bij verstek veroordeeld voor het stelen van mobiele telefoons en geld uit de woning van een slachtoffer. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 maart 2018, waarbij de officier van justitie het standpunt innam dat het primair tenlastegelegde kon worden bewezen. De rechtbank heeft de aangifte van het slachtoffer, getuigenverklaringen en forensisch bewijs, zoals schoensporen, in haar beoordeling meegenomen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte de inbraak hebben gepleegd, waarbij zij zich toegang tot de woning hebben verschaft door middel van braak. De verdachte werd op 24 januari 2017 aangehouden, kort na de inbraak, en er werden bij hem en zijn medeverdachte goederen aangetroffen die van de inbraak afkomstig waren. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte over de herkomst van de goederen ongeloofwaardig.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, rekening houdend met de ernst van de inbraak en de maatschappelijke impact ervan. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659032-17
Verstek
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adresgegevens]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 maart 2018. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met een ander of anderen bij een inbraak in een woning mobiele telefoons, sieraden en geld heeft gestolen (primair), dan wel samen met een ander of anderen al dan niet opzettelijk mobiele telefoons heeft geheeld (subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde kan worden bewezen, in die zin dat de verdachte de woninginbraak tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Hiertoe heeft zij verwezen naar het vergelijkend schoensporenonderzoek, de aangifte van [slachtoffer] , de getuigenverklaring van [getuige] , het proces-verbaal van bevindingen van het aantreffen van de goederen in de auto waarin verdachte en medeverdachte zijn aangehouden en bij verdachte en zijn medeverdachte zelf en het proces-verbaal van bevindingen waarin staat vermeld dat [slachtoffer] de bij verdachte aangetroffen en aan [slachtoffer] getoonde goederen herkent als zijn eigendom.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
BewijsmiddelenOp 24 januari 2017 heeft [slachtoffer] aangifte [2] gedaan van inbraak in zijn woning. Hij heeft verklaard dat hij op 24 januari 2017 omstreeks 16.30 uur zijn woning aan de [adres slachtoffer] heeft verlaten. Alles is dan intact en afgesloten. Dezelfde avond wordt aangever gebeld door zijn moeder dat er bij hem is ingebroken en dat er spullen naar buiten zijn gebracht. Hierop rijdt aangever meteen naar huis en treft daar de politie. Aangever ziet dat de slaapkamerramen op de eerste verdieping aan de achterzijde van de woning openstonden en het raam beneden aan de zijkant van de woning braakschade heeft en openstond. Hij loopt samen met de politie door zijn woning en ziet dat het hele huis doorzocht is. Er zijn mobiele telefoons gestolen.
Op 24 januari 2017 wordt door [getuige] een getuigenverklaring [3] afgelegd over een inbraak aan de [adres slachtoffer] . Omstreeks 19.30 uur kijkt [getuige] naar buiten en ziet een langere, kale man met een sportief figuur aan de overzijde op de stoep lopen. Een aantal minuten later ziet hij dezelfde kale man weer voorbij komen lopen met een andere man naast hem. Hij ziet de mannen bij [voornaam slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) achterom lopen en ziet ze nog geen minuut later weer naar voren lopen. Nog geen minuut later ziet hij ze weer achterom lopen bij de woning van [voornaam slachtoffer] en hierop loopt [getuige] naar de straat. Hij ziet een zaklamp uit het zijraam van de woning schijnen en blijft een halve minuut staan. [getuige] gaat naar zijn woning om de politie te bellen en loopt vervolgens (met de politie nog aan de lijn) weer naar buiten. Hij ziet beide mannen in de richting van de [straatnaam] lopen en ziet ze in een auto stappen. De kale, lange man stapt als bijrijder in, de ander als bestuurder. [getuige] geeft aan de politie door dat het kenteken volgens hem [kentekennummer] is met witte platen. De tweede man was ongeveer 1.75 meter lang, had donker haar, een normaal postuur en had vermoedelijk een kort leder jack aan.
Op 24 januari 2017 krijgen verbalisanten [naam] en [naam] omstreeks 19.54 uur de melding van de regionale meldkamer om te gaan naar de [adres slachtoffer] in verband met een woninginbraak. Aldaar had een melder gezien dat personen een inbraak hadden gepleegd in de woning en waren weggereden in een donker klein model auto, voorzien van het vermoedelijk Poolse kenteken [kentekennummer] . Een persoon was lang en had een kaal hoofd, de ander was kleiner en had donker haar. Zij waren weggereden richting Helden of Venlo. Omdat diverse collega’s vanuit Helden kwamen aanrijden op de melding, kozen [naam verbalisant] en [naam verbalisant] ervoor om vanaf de [straatnaam] over de N273 richting Venlo te rijden. Onderweg zien zij een auto rijden, komend uit de richting van Baarlo, voorzien van het Bulgaarse kenteken [kentekennummer] [4] en zij laten het voertuig omstreeks 20:05 uur stoppen. De bestuurder legitimeert zich als [verdachte] (de verdachte). Hij was ongeveer 1.70 lang, donkerkleurig haar. De bijrijder legitimeert zich als [medeverdachte] . Hij was ongeveer 1.85 lang en had een kaal hoofd. Zij zien op de achterbank van de auto twee horloges en een handtas liggen. Daarop zijn beide personen aangehouden. [naam verbalisant] en [naam verbalisant] hebben de verdachte overgebracht naar het cellencomplex. De verdachte droeg een zware leren jas. Tijdens de insluiting van de verdachte wordt een zestal telefoons aangetroffen. Vijf van het merk Samsung en één van het merk Nokia. Verder troffen zij een goudkleurige broche aan in zijn binnenzak, 5 x 10 Antilliaanse guldens, 1 x 25 Antilliaanse guldens en 3 x 1 Amerikaanse dollar.
Op 24 januari 2017 omstreeks 20.10 uur worden de verdachte [5] en medeverdachte [naam] [6] op de [straatnaam] te Baarlo aangehouden.
Op 25 januari 2017 wordt door verbalisant [naam] een onderzoek ingesteld aan de personenauto [7] . Er liggen tassen en een laptop in.
Op 25 januari 2017 toont de politie aan [slachtoffer] diverse goederen die zijn aangetroffen in de auto dan wel bij verdachte en/of zijn medeverdachte. [slachtoffer] herkent vier mobiele telefoons [8] . Deze goederen behoren hem toe.
Bij de woning aan [adres slachtoffer] zijn schoensporen aangetroffen. Deze schoensporen werden aangeboden voor een vergelijkend schoensporenonderzoek en vergeleken met de met de onder de verdachte inbeslaggenomen Kappa schoenen [9] . Het rechter aangetroffen schoenspoor komt overeen met het profiel en de afmetingen van de schoenen van de verdachte. De conclusie luidt dat dat het rechter schoenspoor mogelijk is veroorzaakt met de rechterschoen van de verdachte, maar door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat het schoenspoor werd veroorzaakt met de schoenen van de verdachte. [10]
Bij medeverdachte [naam] zijn eveneens zijn Nike schoenen [11] inbeslaggenomen en vergeleken met de aangetroffen linker schoensporen. Hierbij luidt de conclusie dat het schoenspoor overeenkomt met het profiel en de afmetingen van de rechterschoen van [medeverdachte] en daarnaast komt het aangetroffen schoenspoor ook overeen met de slijtage aan de zool van de linkerschoen. [12]
De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaring van [getuige] stelt de rechtbank vast dat er een woninginbraak is gepleegd aan de [adres slachtoffer] omstreeks 19.35 uur op 24 januari 2017, waarbij de daders een raam aan de zijkant van de woning hebben opengebroken en daar door binnen zijn gekomen.
De verdachte en zijn medeverdachte zijn op 24 januari 2017 omstreeks 20.10 uur aangehouden naar aanleiding van een melding op 24 januari 2017 omstreeks 19.54 uur van deze woninginbraak. Als de politie de verdachten aanhoudt, blijken de door [getuige] opgegeven signalementen van de twee mannen die hij had gezien goed overeen te komen met het uiterlijk van verdachten, evenals kleur en model van de auto en een gedeelte van het door hem aan de politie doorgegeven kenteken van de auto.
In de jaszakken van de verdachte worden mobiele telefoons aangetroffen die later als zijn eigendom worden herkend door aangever [slachtoffer] .
De verklaring van verdachte en zijn medeverdachte dat de aangetroffen goederen gekocht zijn van een Marokkaanse man acht de rechtbank ongeloofwaardig. Daargelaten dat deze stelling niet nader geconcretiseerd en op geen enkele wijze is te verifiëren, is deze stelling gezien het korte tijdsbestek tussen de inbraak en de aanhouding van verdachten volstrekt onaannemelijk.
Hoewel niet kan worden vastgesteld dat het aangetroffen schoenspoor daadwerkelijk afkomstig is van de schoenen van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat, in samenhang met het aangetroffen schoenspoor van de schoenen van medeverdachte [naam] , de getuigenverklaring van [getuige] , dat het niet anders kan dan dat het aangetroffen schoenspoor afkomstig is van de schoenen van de verdachte.
Gezien het korte tijdsbestek tussen de inbraak, de melding en de aanhouding van verdachten, het vergelijkend schoensporenonderzoek, het overeenkomen van het opgegeven signalement van de daders en het betrokken voertuig met verdachte en zijn medeverdachte en de auto waarin zij reden, het ontbreken van een (plausibele) verklaring voor bij de medeverdachte aangetroffen goederen afkomstig van de inbraak en de conclusies uit het vergelijkend schoensporenonderzoek, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn, dan dat verdachte en zijn medeverdachte de inbraak in de woning aan de [adres slachtoffer] hebben gepleegd en daarbij de bij hen aangetroffen telefoons hebben buitgemaakt.
De rechtbank acht de diefstal van twee ringen, een armband en een horloge niet bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd zoals weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 24 januari 2017 te Kessel, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [straatnaam] heeft weggenomen een aantal mobiele telefoons en een hoeveelheid geld, toebehorende aan
[slachtoffer] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Ten aanzien van het primaire tenlastegelegde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 7 maanden.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij puur uit materieel gewin heeft gehandeld. Door een woninginbraak wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van burgers, hetgeen maatschappelijke onrust veroorzaakt en bij veel mensen een gevoel van onveiligheid teweegbrengt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat slechts een gevangenisstraf passend is. De rechtbank zoekt voor het bepalen van de strafmaat aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Het oriëntatiepunt bij een inbraak in een woning is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Indien er sprake is van recidive geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden. Bovendien is de woninginbraak in vereniging gepleegd, dit werkt strafverzwarend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een gevangenisstraf van 7 maanden passend en geboden is. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis niet zal worden afgetrokken van de straf, nu de aftrek is verdisconteerd bij het vonnis van 3 mei 2017.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. R.A.M.M. Gijselaers en mr. G.L.A.M. van Doveren, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. N.M.J.G.A. van Hinsberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van
11 april 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Kessel, in elk geval in de gemeente
Peel en Maas, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning
(gelegen aan de [straatnaam] ) heeft weggenomen (onder meer) een aantal
mobiele telefoons, twee ringen, een armband, een horloge en een hoeveelheid
geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen
onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2017 in de gemeente Peel en Maas, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) goed(eren), te weten een vier mobiele telefoons (Samsung S3, Samsung S4,
Iphone 5 en Samsung Express) heeft verworven, voorhanden gehad en/of
overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of
het voorhanden krijgen van die/dit goed(eren) wist(en) althans redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het dossier van politie Limburg, dossiernummer 2017013164, gesloten d.d. 15 maart 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 98, alsmede de niet doorgenummerde stukken.
2.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] d.d. 24 januari 2017 op pagina 63.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 24 januari 2017 op pagina’s 73 en 74.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2017 op pagina’s 75 en 76.
5.Het proces-verbaal aanhouding van [verdachte] d.d. 24 januari 2017 op pagina 29.
6.Het proces-verbaal aanhouding van [medeverdachte] d.d. 24 januari 2017 op pagina 6.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2017 op pagina 77.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, PL 2300-2017013164-42 d.d. 30 maart 2017, nagekomen stuk.
9.AAKB5944NL.
10.Proces-verbaal forensische opsporing betreffende een vergelijkend schoensporenonderzoek (naar aanleiding van een inbraak in een woning te Kessel gepleegd op 24 januari 2017), d.d. 4 april 2017 2017, niet doorgenummerd.
11.AAKB5944NL.
12.Proces-verbaal forensische opsporing betreffende een vergelijkend schoensporenonderzoek (naar aanleiding van een inbraak in een woning te Kessel gepleegd op 24 januari 2017), d.d. 4 april 2017 2017, niet doorgenummerd.