In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonwenz en de gedaagden, die huurden van een woonwagenstandplaats. De eiser, Woonwenz, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 1.511,29, overlast en de aanwezigheid van een niet in werking zijnde hennepkwekerij in het gehuurde. De gedaagden voerden verweer en stelden dat de huurachterstand was ontstaan door tijdelijke sluiting van het gehuurde en dat er geen sprake was van wangedrag.
De kantonrechter overwoog dat de huurachterstand, die was ontstaan door omstandigheden die de gedaagde zelf had veroorzaakt, en de overlast die door de gedaagde was veroorzaakt, samen een zodanige tekortkoming opleverden dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De rechter oordeelde dat de tekortkomingen, hoewel mogelijk niet afzonderlijk voldoende, in onderlinge samenhang wel degelijk de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigden. De kantonrechter heeft de vordering van Woonwenz toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, alsook tot betaling van de huurachterstand en proceskosten.