In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap IMKO OPLEIDINGEN B.V. en een gedaagde partij die zich had ingeschreven voor een opleiding tot schoonheidsspecialiste. De gedaagde partij had de overeenkomst vroegtijdig willen beëindigen, wat leidde tot een vordering van de eisende partij tot betaling van het resterende bedrag van de opleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht, zoals bedoeld in artikel 7:405 BW. Bij vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst heeft de opdrachtnemer recht op een redelijk loon, dat in dit geval is vastgesteld op basis van de reeds betaalde maandtermijnen. De eisende partij vorderde een bedrag van € 6.529,53, maar de kantonrechter oordeelde dat dit bedrag niet redelijk was en dat de gedaagde partij met de betaling van de drie maandtermijnen aan haar verplichtingen had voldaan. De vordering van de eisende partij werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 500,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.