ECLI:NL:RBLIM:2018:338

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
15 januari 2018
Zaaknummer
6215422 cv expl 17-6449
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling wettelijk eigen risico en zorgbehandelingen zonder vergoeding door ziektekostenverzekering

In deze zaak vorderde VGZ Zorgverzekeraar N.V. betaling van het wettelijk eigen risico van de gedaagde partij, die een zorgverzekering had afgesloten. De gedaagde partij had zorgbehandelingen ondergaan waarvoor geen vergoeding door de verzekering gold, en was derhalve het wettelijke eigen risico verschuldigd aan VGZ. De procedure omvatte een dagvaarding, conclusies van antwoord, repliek en dupliek, waarna de kantonrechter op 17 januari 2018 vonnis wees. De gedaagde partij had eerder een betalingsregeling aangevraagd, maar was in gebreke gebleven met betalingen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij onvoldoende bewijs had geleverd voor haar verweer en dat VGZ recht had op de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 1.095,89, vermeerderd met rente en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6215422 \ CV EXPL 17-6449
Vonnis van de kantonrechter van 17 januari 2018
in de zaak van:
de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde M.G. de Jong Gerechtsdeurwaarders- & Incassokantoor,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna VGZ en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is (nader) vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] , geboren op [geboortedag gedaagde partij] 1973, heeft bij VGZ een zorgverzekering afgesloten. Haar klantnummer is 3091199. Op deze verzekering is het wettelijke verplicht eigen risico van toepassing.
2.2.
VGZ heeft de volgende zorgbehandelingen die [gedaagde partij] heeft ondergaan danwel de medicatie die [gedaagde partij] heeft ontvangen, betaald aan haar zorgverleners:
a. tandheelkundige behandelingen:
- op 17 maart 2015 voor een bedrag van € 500,32
- op 10 november 2015 voor een totaal bedrag van € 70,22.
b. verstrekkingen medicijnen/farmacie:
  • op 9 februari 2015, 9 maart 2015 en 28 mei 2015 voor een totaalbedrag van € 16,27
  • op 4 maart 2015 voor een bedrag van € 17,32
  • op 7 april 2015, 12 mei 2015, 28 mei 2015, 2 juni 2015 en 12 juni 2015 voor een totaal bedrag van € 95,98.
c. ziekenhuis: op 15 april 2015 en 21 april 2015 voor een totaal bedrag van € 266,60.
2.3.
In verband met deze behandelingen en medicatie is [gedaagde partij] het wettelijke eigen risico verschuldigd aan VGZ. De door [gedaagde partij] afgesloten verzekering biedt geen dekking voor tandheelkundige behandelingen en bepaalde ziekenhuiskosten.
2.4.
VGZ en haar gemachtigde Gerechtsdeurwaarderskantoor De Jong (hierna: De Jong) hebben [gedaagde partij] diverse facturen (onder andere op 3 juni 2015 en 26 juni 2016) en aanmaningen gestuurd.
2.5.
[gedaagde partij] heeft met De Jong diverse malen contact gehad, dat zich als volgt laat samenvatten: op 25 september 2015 heeft [gedaagde partij] verzocht om een betalingsregeling van
€ 25,00 per maand. Deze is haar door De Jong toegestaan bij brief van 21 oktober 2015. Bij e-mail van 30 oktober 2015 heeft [gedaagde partij] aangegeven daar toch niet aan te kunnen voldoen. Bij brief van 27 november 2015 is haar door De Jong tijdelijk toegestaan de schuld af te lossen met € 25,00 per maand, waarbij is aangegeven dat de eerste betaling dan uiterlijk 15 december 2015 gedaan moest zijn. Betalingen zijn echter niet gedaan.
Op 15 maart 2016 heeft [gedaagde partij] danwel haar partner telefonisch contact gehad met De Jong. Bij brief van 15 maart 2016 heeft De Jong verzocht dat verweer schriftelijk te onderbouwen. Niet gebleken is dat dat is gebeurd.
Bij brief van 7 april 2017 heeft De Jong inhoudelijk gereageerd op het verweer.
Bij e-mail van 11 april 2017 heeft [gedaagde partij] gesteld dat de schuld aan VGZ is vervat in een schuld die zij al aflost via deurwaarderskantoor Flanderijn in Gouda en als mocht blijken dat er nog een bedrag open staat dat zij een betalingsregeling wil treffen. Ook heeft zij aangegeven vanwege betalingsachterstand niet te hebben kunnen overstappen naar een andere ziektekostenverzekeraar.
Bij brief van 5 mei 2017 heeft De Jong aangegeven dat het dossier bij Flanderijn achterstallige premies betrof van de periode januari tot en met maart 2015 en die schuld geheel is afgelost. De schuld die De Jong namens VGZ thans incasseert betreft verplicht eigen risico en eigen bijdrage. Een zorgkostenoverzicht is bijgesloten. Overstappen naar een andere ziektekostenverzekeraar kan niet bij premie-achterstand. Bij achterstand in de betaling van wettelijke eigen risico, zoals in casu, is dat wel mogelijk.

3.Het geschil

3.1.
VGZ vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 1.095,89 (zijnde € 914,86 aan hoofdsom, € 14,98 aan wettelijke rente tot 23 mei 2017 en € 166,05 aan buitengerechtelijke kosten) vermeerderd met rente en proces- en nakosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
VGZ vordert betaling van declaraties van zorgkosten voor een totaalbedrag van
€ 914,86. Deze declaraties zijn gespecificeerd in een kostenoverzicht dat zich aangehecht aan de dagvaarding bevindt. Uit de overgelegde stukken blijkt de kantonrechter dat VGZ danwel De Jong deze declaraties al in 2015 aan [gedaagde partij] heeft gezonden en haar heeft aangemaand omdat de declaraties niet betaald zijn. Onbetwist heeft VGZ gesteld dat deze declaraties betrekking hebben op zorgkostennota’s waarvoor [gedaagde partij] het wettelijk verplichte eigen risico verschuldigd is aan VGZ. Uit het overzicht blijkt ook dat de kosten van tandheelkunde en ziekenhuis niet vergoed worden door de verzekering, zodat [gedaagde partij] deze kosten ook verschuldigd is aan VGZ nu die kennelijk deze kosten heeft betaald aan de tandarts en ziekenhuis.
4.2.
[gedaagde partij] stelt in deze procedure dat haar niet duidelijk is dat en welke zorg verleend is en aan wie en zij twijfelt of ze wel iets verschuldigd is aan VGZ.
VGZ heeft aangegeven vanwege privacy-wetgeving niet over deze informatie te beschikken en haar verwezen naar de aangegeven zorgverleners.
De kantonrechter merkt allereerst op dat de betreffende verleende zorg c.q. ontvangen medicatie blijkt uit het overzicht dat zich als productie bij de dagvaarding bevindt (zie hierboven onder 2.2.) Gezien de geboortedatum heeft alle verleende zorg c.q. verstrekte medicatie betrekking op [gedaagde partij] zelf.
De kantonrechter is van oordeel dat het door [gedaagde partij] gevoerde verweer dient te worden gepasseerd. Haar betwisting van de verleende zorg heeft [gedaagde partij] pas in deze procedure naar voren gebracht, dit terwijl zij al eerder dan juni 2015 van VGZ daar brieven over heeft ontvangen. De aanmaningen van De Jong (d.d. 23 september 2015, 29 oktober 2015,
3 december 2015, 30 december 2015) vermelden:
“let op: een factuurspecificatie vindt u aan de ommezijde of is als bijlage toegevoegd aan deze brief. Voor meer informatie m.b.t. de inhoud van declaraties verwijs ik naar mijn omgeving van uw zorgverzekeraar”.
Niet gebleken is dat [gedaagde partij] daarover bij VGZ informatie heeft gevraagd dan wel daar eerder over heeft geklaagd. Integendeel: uit de door VGZ overgelegde stukken blijkt dat [gedaagde partij]
in haar e-mail van 25 september 2015 De Jong heeft verzocht om een betalingsregeling van € 25,00 per maand te treffen. Toen heeft zij niet de inhoud van de declaraties aan de orde gesteld. Ook niet in haar e-mail van 30 oktober 2015. Op 15 maart 2016 heeft de partner van [gedaagde partij] met De Jong telefonisch contact gehad en ook daarin is geen betwisting van de verleende zorg aan de orde geweest (zo blijkt uit de brief van de Jong van 7 april 2017, productie 6 bij dagvaarding). Ook in haar e-mail van 11 april 2017 rept [gedaagde partij] daar niet over. Met andere woorden: [gedaagde partij] heeft eerst de verschuldigdheid van de declaraties erkend en in verband daarmee een afbetalingsregeling verzocht en nu wenst zij daar, zonder enige motivering waarom, op terug te komen. Die houding is naar het oordeel van de kantonrechter niet toelaatbaar en zal dan ook worden gepasseerd. [gedaagde partij] heeft voldoende tijd gehad om contact op te nemen met haar zorgverleners en na te gaan welke behandelingen zij heeft ondergaan c.q. welke medicatie haar verstrekt is.
4.3.
Andere door [gedaagde partij] gevoerde verweren - ten aanzien van andere openstaande schulden die door een (andere) deurwaarder zijn geïncasseerd en van het niet kunnen overstappen naar een andere ziektekostenverzekeraar - zijn niet door [gedaagde partij] onderbouwd, naar het oordeel van de kantonrechter al voldoende door VGZ weerlegd (in de onder 2.5 weergegeven correspondentie) maar bovendien niet ter zake doende. Om die redenen worden zij dan ook gepasseerd.
4.4.
Uit het overzicht blijkt een totaal openstaand bedrag van € 930,71. In de dagvaarding is aangegeven dat daarop een bedrag van 27,85 is afgelost (op het bedrag van
€ 318,10 is namelijk € 27,85 betaald), zodat een bedrag van € 902,86 aan declaraties open staat. Nu een bedrag van € 12,00 voor het versturen van acceptgiro’s in rekening is gebracht, dat kennelijk met instemming of op verzoek van [gedaagde partij] is geschied en die werkwijze niet door [gedaagde partij] is betwist, is [gedaagde partij] dat bedrag eveneens verschuldigd.
4.5.
VGZ vordert verder een bedrag aan wettelijke rente, die tot 23 mei 2017 is berekend op € 14,98. Nu [gedaagde partij] de declaraties niet tijdig heeft terugbetaald, is zij wettelijke rente verschuldigd. De daarop betrekking hebbende vordering is dus toewijsbaar.
4.6.
VGZ maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. VGZ heeft aan [gedaagde partij] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. VGZ heeft voldoende gesteld onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en bewijsstukken daarvan overlegd. Het gevorderde bedrag van € 166,05 voldoet aan voornoemde Besluit en is dan ook toewijsbaar.
4.7.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.8.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van VGZ worden begroot op:
  • dagvaarding € 101,05
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 771,05
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
4.9.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan VGZ te betalen een bedrag van € 1.095,89, vermeerderd met de wettelijke rente over € 914,86 vanaf 23 mei 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van VGZ gevallen en tot op heden begroot op € 771,05,
veroordeelt [gedaagde partij] verder onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door VGZ volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 50,00 [ half punt toepasselijk liquidatietarief, met een maximum van € 100,--] aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: mjp
coll: