ECLI:NL:RBLIM:2018:3363

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
6533954 CV EXPL 17-917
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling borgsom na einde huurovereenkomst

In deze zaak vordert [eiseres] de terugbetaling van een borgsom van € 650,- van Navenant B.V. na het beëindigen van een huurovereenkomst. De huurovereenkomst liep van 4 september 2015 tot en met 31 augustus 2016. [eiseres] heeft de borg betaald aan Navenant, maar stelt dat Navenant de borg niet heeft terugbetaald binnen de wettelijk vereiste termijn van één maand na het einde van de huurperiode. Navenant heeft als verweer aangevoerd dat de terugbetaling van de borg terecht is opgeschort, omdat er kosten zijn gemaakt voor het in orde maken van de woonruimte, welke kosten verrekend kunnen worden met de borgsom. Navenant onderbouwt dit verweer met inspectierapporten en een factuur voor geleverde werkzaamheden. De rechtbank oordeelt dat het inspectierapport dat door [eiseres] is ondertekend, moet worden aangemerkt als een beschrijving van het gehuurde. Dit betekent dat [eiseres] verplicht was om het gehuurde in dezelfde staat op te leveren als bij aanvang van de huur. De rechtbank concludeert dat [eiseres] niet aan deze verplichting heeft voldaan en dat Navenant haar verplichting tot terugbetaling van de borgsom terecht heeft opgeschort. De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6533954 CV EXPL 17-9174
Vonnis van de kantonrechter van 11 april 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. A. Saakjan,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NAVENANT B.V.,
kantoorhoudend te Maastricht,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Navenant genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met bijlagen
  • de brief van Navenant van 16 januari 2018 met bijlagen die is aangemerkt als conclusie van antwoord
  • de rolbeschikking waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 februari 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft van 4 september 2015 tot en met 31 augustus 2016 een woonruimte aan het [adres] te [woonplaats] gehuurd van Navenant. [eiseres] heeft € 650,- aan borg betaald aan Navenant.
2.2.
Op 4 september 2015 is een ‘inspectierapport nieuwe verhuur’ opgemaakt, dat door [eiseres] is ondertekend. Hierop staat bij ‘Gebreken of wijzigingen’ met pen geschreven ‘In orde’.
2.3.
Op 1 september 2016 is een ‘inspectierapport nieuwe verhuur’ opgemaakt met de opvolgend huurder. Hierop staat bij ‘Gebreken of wijzigingen’ met pen geschreven ‘vlekken in de vloerbedekking, geen verf bij raam, bobbel in de vloer keuken, vlekken op de muur, voerbedding bij keuken past niet helemaal, watervlekken keukenkastje, wc bril gebroken, vlekken keuken van het koken, gebruikssporen muren, lamp woonkamer 2 zijn kapot’.
2.4.
Contrast B.V. heeft Navenant een factuur d.d. 10 oktober 2016 doen toekomen voor ‘geleverde werkzaamheden in Uw appartement gelegen aan het [adres] te [woonplaats] .’ Contrast B.V. heeft € 734,77 inclusief btw in rekening gebracht voor:
“Reinigen van vloerbedekking en huur van een reinigingsmachine en shampoo
Schilders werkzaamheden incl materialen : Grondverf/lak/latex.
Het leveren en vervangen van een defecte toiletbril.”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat Navenant bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot terugbetaling van de borg van € 650,-, vermeerderd met de wettelijke rente, proceskosten en nakosten. Volgens haar moest Navenant de borg op grond van de huurovereenkomst binnen één maand na einde huurtermijn (30 september 2016) terugbetalen, wat Navenant heeft nagelaten. Volgens [eiseres] was geen sprake van een beschrijving als bedoeld in artikel 6:224 lid 2 BW (de kantonrechter begrijpt: artikel 7:224 lid 2 BW), zodat zij geacht moet worden het gehuurde te hebben opgeleverd in de staat waarin het verkeerde bij het betrekken van het gehuurde. Zij stelt dat de staat waarin zij de woning heeft achtergelaten nagenoeg hetzelfde was als toen zij erin trok.
3.2.
Navenant voert als verweer dat zij de verplichting tot terugbetaling van de borg terecht heeft opgeschort, omdat de kosten van het in orde maken van de woonruimte kunnen worden verrekend met de borgsom. Navenant onderbouwt haar standpunt met de inspectierapporten en de factuur (zie 2.2. tot en met 2.4.).
3.3.
[eiseres] heeft tegen de factuur ingebracht dat de werkzaamheden onvoldoende zijn gespecificeerd, dat het totaalbedrag wel erg toevallig precies overeenkomt met de borg en dat het op de factuur genoteerde KvK-nummer van Contrast Invest B.V. is, die zich niet bezighoudt met de gefactureerde werkzaamheden.
3.4.
Navenant heeft hiertegen nog ingebracht dat Contract Invest B.V. meerdere takken heeft, waarvan één zich bezighoudt met de gefactureerde werkzaamheden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 7:224 lid 2 BW bepaalt dat wanneer een beschrijving van het gehuurde is opgemaakt, de huurder gehouden is de zaak in dezelfde staat op te leveren waarin deze volgens de beschrijving is aanvaard. Wanneer geen beschrijving is opgemaakt wordt de huurder, behoudens tegenbewijs, verondersteld het gehuurde in de staat te hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst.
4.2.
Anders dan [eiseres] is de rechtbank van oordeel dat het ‘inspectierapport nieuwe verhuur’ (zie 2.2.) is aan te merken als een beschrijving van het gehuurde als bedoeld in artikel 7:224 lid 2 BW. Dit betekent dat [eiseres] het gehuurde ‘in orde’ had dienen op te leveren. Navanent heeft gesteld dat dit niet is gebeurd en haar stelling onderbouwd met het inspectierapport dat is opgesteld ten behoeve van de opvolgend huurder (zie 2.3.). [eiseres] mocht hiertegenover niet volstaan met het niet onderbouwde verweer dat de staat bij aanvang hetzelfde was als bij einde huur. Dit betekent dat in rechte vaststaat dat [eiseres] niet heeft voldaan aan de verplichting die volgt uit artikel 7:224 lid 2 BW en dat aannemelijk is dat [eiseres] nog een bedrag aan Navenant verschuldigd is als schadevergoeding. Door indiening van de factuur heeft Navenant voldoende onderbouwd dat hiermee een bedrag gemoeid is dat de borgsom overstijgt. De gefactureerde werkzaamheden komen immers overeen met de gebreken genoemd in het tweede inspectierapport (zie 2.3.). Het is derhalve aannemelijk dat Navenant haar verplichting tot terugbetaling van de borgsom terecht heeft opgeschort. De vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
4.3.
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van Navenant. Deze worden begroot op € 30,-.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten van Navenant, tot vandaag begroot op € 30,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: GD