Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 80,42
- griffierecht 939,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Eneco Zakelijk B.V. en [gedaagde partij]. Eneco Zakelijk B.V. vorderde betaling van openstaande facturen en schadevergoeding van de moederonderneming van een failliete dochteronderneming, op basis van een garantstellingsovereenkomst die in 2009 was gesloten. De dochteronderneming was failliet verklaard op 23 augustus 2016, waarna de curator de overeenkomst met Eneco Zakelijk B.V. had beëindigd. Eneco Zakelijk B.V. stelde dat de garantstelling zich ook uitstrekte tot toekomstige vorderingen, terwijl de gedaagde partij betwistte dat de garantstelling nog van kracht was na de sluiting van nieuwe overeenkomsten.
De kantonrechter oordeelde dat de garantstellingsovereenkomst doorwerkt op de latere overeenkomsten, omdat deze expliciet ook toekomstige vorderingen dekte. De gedaagde partij had onvoldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat de garantstelling was geëindigd. De kantonrechter wees de vordering van Eneco Zakelijk B.V. toe, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde de gedaagde partij tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van moederondernemingen voor de verplichtingen van hun dochterondernemingen, vooral in het geval van faillissement, en de geldigheid van garantstellingen in dergelijke situaties.