ECLI:NL:RBLIM:2018:3300

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
6658884/AZ/18-20 09042018
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en toewijzing billijke vergoeding in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 9 april 2018 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, een besloten vennootschap. De werkneemster, die sinds 1 augustus 2012 in dienst was, werd op 28 december 2017 op staande voet ontslagen. De werkgever stelde dat er dringende redenen waren voor het ontslag, waaronder het onrechtmatig verwijderen van de bedrijfswebsite en frauduleus handelen bij de aanvraag van een bankpas. De werkneemster betwistte deze beschuldigingen en verzocht om vernietiging van het ontslag, doorbetaling van loon en een billijke vergoeding. Tijdens de mondelinge behandeling trok de werkneemster haar verzoek tot vernietiging van het ontslag in, maar handhaafde haar verzoek om een billijke vergoeding van € 5.000,00.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet voldoende bewijs had geleverd voor de dringende redenen. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van een dringende reden voor het ontslag en dat de opzegging in strijd was met de wet. Hierdoor werd de werkneemster recht gegeven op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 1.600,00 en een transitievergoeding van € 1.440,00. Daarnaast werd een billijke vergoeding van € 2.500,00 toegekend, omdat de werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld door het ontslag op staande voet te geven.

De kantonrechter wees ook de verzoeken van de werkgever af, waaronder de verzoeken tot verklaring voor recht dat het ontslag rechtsgeldig was en dat de werkneemster bepaalde eigendommen moest teruggeven. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten van de werkneemster, die tot dat moment op € 479,00 waren begroot.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6658884 \ AZ VERZ 18-20
Beschikking van de kantonrechter van 9 april 2018
in de zaak van:
[verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek],
wonend [adres verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] ,
[woonplaats verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] ,
werkneemster,
gemachtigde mr. H.C. Egger-van Oppen,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] ,
werkgever,
gemachtigde A.J. Hamming,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek.
Partijen zullen hierna [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] en [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 19 februari 2018 ter griffie ontvangen verzoekschrift, tevens houdend een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv,
- het verweerschrift, tevens houdend een zelfstandig verzoek dat strekt tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:671b BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW,
- de op 9 maart 2018 ontvangen nadere producties zijdens [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] ,
- de mondelinge behandeling d.d. 12 maart 2018.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] , geboren op [geboortedag] , is met ingang van 1 augustus 2012 voor onbepaalde tijd bij [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] in dienst getreden. Zij vervulde de functie van administratief medewerker voor gemiddeld 8 uur per week tegen een brutoloon van laatstelijk € 800,00 per maand. Voorafgaand aan dit dienstverband is [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] voor de heer [X] , handelend onder de naam [bedrijf X] , werkzaam geweest op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
2.2.
[verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] is met ingang van 30 juli 2012 meerderheidsaandeelhouder geworden van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] .
2.3.
In 2012 kregen [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] en de heer [X] (bestuurder van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] ) een affectieve relatie. Aan deze relatie is eind 2016 een einde gekomen. De verhoudingen tussen partijen zijn in de maanden daarna verslechterd.
2.4.
[verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] is vanaf 27 maart 2017 vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden, onder doorbetaling van loon.
2.5.
Partijen hebben vervolgens onderhandeld over - kort samengevat - een beëindiging van het dienstverband en over overdracht van de aandelen van [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] aan de heer [X] . Dit heeft niet tot overeenstemming geleid.
2.6.
[verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] is per 1 september 2017 werkzaamheden gaan verrichten in een restaurant in [plaatsnaam ] .
2.7.
Op 28 december 2017 is [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] op staande voet ontslagen, welk ontslag schriftelijk is bevestigd bij brief van diezelfde datum. In die brief worden de volgende dringende redenen aan het ontslag ten grondslag gelegd:
  • Onrechtmatig verwijderen van de website van de vennootschap.
  • Frauduleus handelen bij de aanvraag van een bankpas van uw werkgever
  • Langdurig nevenwerkzaamheden verrichten zonder toestemming en zonder medeweten van de werkgever en daarmee in strijd handelende met art. 10 lid 1 van uw arbeidsovereenkomst.

3.Het geschil

3.1.
[verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] heeft aanvankelijk - primair - verzocht om vernietiging van het op
28 december 2017 gegeven ontslag op staande voet, tewerkstelling en doorbetaling van het loon en emolumenten met overige nevenvorderingen (wettelijke verhoging en wettelijke rente) en bij wege van provisionele voorziening ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) doorbetaling van loon en emolumenten voor de duur van de procedure.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] haar primaire verzoek ingetrokken zodat het volgende - aanvankelijk subsidiair gedane - verzoek resteert:
  • veroordeling van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] tot betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW ter hoogte van € 5.000,00 althans een ander in goede justitie te bepalen bedrag,
  • veroordeling van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] tot betaling van een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren conform artikel 7:677 lid 2 e.v. BW, te weten een bedrag van € 1.600,00 bruto,
  • veroordeling van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] tot betaling van de transitievergoeding ad € 1.440,00 bruto,
  • veroordeling van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] in de daadwerkelijk door de advocaat van [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] gemaakte proceskosten ten bedrag van € 4.945,00.
3.2.
[verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] heeft verweer gevoerd.
3.3.
[verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] heeft haar voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ingetrokken.
De volgende tegenverzoeken resteren:
  • voor recht te verklaren dat elk spoedeisend belang bij [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] ontbreekt,
  • voor recht te verklaren dat [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] rechtsgeldig de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] heeft beëindigd alsmede dat het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is,
  • veroordeling van [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] tot afgifte van alle bij haar nog in bezit zijnde eigendommen van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] (zoals scooter, bureaustoel en stofzuiger), op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 1.500,00,
  • te verklaren voor recht dat [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] het bedrag van € 1.229,00 - vanwege haar schuld aan de rekening-courant van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] - dient terug te betalen, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag, met een maximum van € 1.229,00,
  • te verklaren voor recht dat [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] zich zal houden aan haar contractuele geheimhoudingsverplichting,
  • veroordeling van [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] in de kosten van de procedure inclusief de daadwerkelijke kosten (begroot op € 2.382,19) van de gemachtigde van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] , en in de nakosten.
3.4.
[verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] heeft verweer gevoerd.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover relevant - nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het ontslag op staande voet
4.1.
[verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] heeft de onderliggende verzoeken tijdig ingediend, omdat deze zijn ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst door [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] is beëindigd (artikel 7:686a lid 4, onderdeel a, BW).
4.2.
[verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangegeven te berusten in de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 28 december 2017 is geëindigd. [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] is echter wel van mening dat het ontslag niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Er is volgens haar sprake van een gefingeerde ontslaggrond. [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] verzoekt daarom aan haar toe te kennen een billijke vergoeding, de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding. [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] is van mening dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was.
4.3.
De kantonrechter zal in de eerste plaats beoordelen of het ontslag op staande voet van 28 december 2017 rechtsgeldig is gegeven.
4.4.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] , die ten gevolge hebben dat van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] , zoals haar leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
4.5.
De dringende redenen die zijn meegedeeld en dus moeten worden beoordeeld, zijn blijkens de ontslagbrief van 28 december 2017:
  • het onrechtmatig verwijderen van de website van de vennootschap,
  • het frauduleus handelen bij de aanvraag van een bankpas van de werkgever,
  • het langdurig verrichten van nevenwerkzaamheden zonder toestemming en zonder medeweten van de werkgever, en daarmee in strijd handelen met art. 10 lid 1 van de arbeidsovereenkomst.
4.6.
De kantonrechter stelt vast dat [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nadrukkelijk en gemotiveerd heeft betwist dat zij betrokken is geweest bij het onrechtmatig verwijderen van de website en dat zij frauduleus zou hebben gehandeld bij de aanvraag van een bankpas. [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] heeft het door [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] gevoerde verweer niet weten te weerleggen. Beide tot [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] gerichte verwijten kunnen naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet als dringende reden gekwalificeerd worden, nog daargelaten of door [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] is voldaan aan de onverwijldheidseis. De door [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] gestelde incidenten zouden immers al hebben plaatsgevonden in februari 2017 respectievelijk augustus 2017.
4.7.
De derde dringende reden die [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd is - kort gezegd - overtreding van artikel 10 lid 1 van de arbeidsovereenkomst.
Dit artikel is opgenomen in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 13 maart 2012, overeengekomen tussen [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] en de heer [X] , destijds handelend onder de naam [bedrijf X] (productie 6 verzoekschrift). Partijen zijn het erover eens dat [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] met ingang van 1 augustus 2012 bij [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] (de bv) in dienst is getreden.
[verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] stelt zich op het standpunt dat in de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] (de bv), die zij overlegt als productie 1 bij haar verzoekschrift, geen verbod op nevenwerk-zaamheden is opgenomen. [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] betwist echter dat zij deze arbeidsovereenkomst is aangegaan, en wijst erop dat zij die niet ondertekend heeft. [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] is van mening dat partijen zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst met de bv onder dezelfde condities zou doorlopen als de oude arbeidsovereenkomst met de eenmanszaak van de heer [X] .
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] van deze stelling echter geen bewijs bijgebracht, zodat zijn verweer op dit punt zal worden gepasseerd.
4.8.
Uitgangspunt is daarom een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met ingang van 1 augustus 2012, waarvan niet is komen vast te staan of daarin een verbod op nevenwerkzaamheden is overeengekomen. Dit laat echter onverlet dat een werknemer, ook zonder een daartoe overeengekomen beding in de arbeidsovereenkomst, door het verrichten van nevenwerkzaamheden in strijd kan handelen met zijn verplichtingen als goed werknemer. Dit kan zich voordoen indien deze nevenwerkzaamheden zodanig zijn dat zij het verrichten van de bedongen werkzaamheden nadelig beïnvloeden, of concurrerend zijn met de activiteiten van de werkgever.
Vast staat dat [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] vanaf 1 september 2017 werkzaam was in de bediening van een horecagelegenheid. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gebleken dat de belangen van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] hierdoor zijn geschaad. Daarbij geldt dat [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] reeds geruime tijd was vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden bij [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] en dat afdoende is gebleken dat het de bedoeling van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] was om [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] niet meer te laten terugkeren op de werkvloer en de arbeidsovereenkomst met haar te beëindigen.
4.9.
De kantonrechter komt, gelet op het voorgaande, tot de conclusie dat er geen sprake geweest van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Er is dus sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW.
De vergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.10.
De verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging ten bedrage van
€ 1.600,00 bruto is naar het oordeel van de kantonrechter, nu er sprake is van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, toewijsbaar.
De transitievergoeding
4.11.
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] aan [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] een transitievergoeding verschuldigd is indien - kort gezegd - de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst door [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] is opgezegd. Aan deze beide voorwaarden is voldaan. De kantonrechter kent aan [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] indachtig het bepaalde in artikel 7:673 lid 2 BW derhalve een transitievergoeding toe ten bedrage van
€ 1.440,00 bruto.
De billijke vergoeding
4.12.
[verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] heeft verzocht om aan haar een billijke vergoeding toe te kennen van
€ 5.000,00. De rechtsgrond voor toewijzing van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 BW is naar het oordeel van de kantonrechter reeds gegeven met het oordeel dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is.
4.13.
De kantonrechter dient de billijke vergoeding te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de bijzondere omstandigheden van het geval. Ten aanzien van de billijke vergoeding van art. 7:681 lid 1, aanhef en onder a, BW gaat het om een vernietigbare opzegging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft de vrijheid ervoor te kiezen de opzegging niet te vernietigen en in plaats daarvan een billijke vergoeding te verzoeken. Zoals de Hoge Raad in het arrest van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1187) heeft overwogen gaat het er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen door de werkgever. Bij het begroten van de vergoeding komt het aan op alle omstandigheden van het geval.
De kantonrechter betrekt in de beoordeling de volgende omstandigheden.
4.14.
Vast staat dat partijen voorafgaand aan het ontslag op staande voet reeds geruime tijd onderhandelingen hebben gevoerd over het einde van de arbeidsovereenkomst en de overdracht van de aandelen van [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] aan de heer [X] . Deze onderhandelingen waren volledig vastgelopen omdat, zo begrijpt de kantonrechter, partijen het met name niet eens werden over de waardering van de aandelen. [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] heeft ter zitting aangegeven dat het ontslag op staande voet in feite enkel als doel had om uit de impasse te geraken. Door deze handelwijze heeft [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] naar het oordeel van de kantonrechter ernstig verwijtbaar gehandeld.
4.15.
De kantonrechter acht verder van belang dat [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] een andere positie heeft binnen het bedrijf van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] dan een gewone werknemer. Zij is immers meerderheidsaandeelhouder en zij raakt deze positie door de beëindiging van het dienstverband niet kwijt. Hiermee houdt verband dat zij in de loonadministratie van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] als dga stond geregistreerd en dat er hierdoor voor haar geen pensioen- en sociale premies zijn afgedragen. Partijen zijn het er echter over eens dat dit op een fout berust en dat [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] nooit als dga in de loonadministratie had moeten worden opgevoerd. Wie deze fout heeft gemaakt, is tijdens deze procedure vooralsnog niet duidelijk geworden.
4.16.
Ook de omstandigheid dat [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] gedurende haar dienstverband geruime tijd een affectieve relatie heeft gehad met de heer [X] leidt tot een bijzondere arbeidsverhouding die afwijkt van die van een gewone werknemer. De kantonrechter acht het aannemelijk dat het verbreken van die relatie (mede) geleid heeft tot een verstoorde verhouding tussen partijen, en dat niet aannemelijk is dat het dienstverband, indien dit niet door [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] was opgezegd, nog lange tijd in stand zou zijn gebleven.
4.17.
De kantonrechter neemt verder in aanmerking dat het om een, in omvang, beperkt dienstverband gaat van 8 uur per week en dat [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] een zeer kleine onderneming is, waarin enkel de heer [X] en [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] werkzaam waren.
4.18.
Ten slotte neemt de kantonrechter als omstandigheid mee dat aan [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] een transitievergoeding is toegekend van € 1.440,00 bruto.
4.19.
Alle feiten en omstandigheden in ogenschouw nemend, stelt de kantonrechter een billijke vergoeding vast van € 2.500,00. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om op de billijke vergoeding de aan [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] toegekende vergoeding wegens onregelmatige opzegging in mindering te brengen. Het dient voor risico van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] te komen dat zij [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] ten onrechte op staande voet heeft ontslagen.
Ten aanzien van het incident ex artikel 223 Rv.
4.20.
Omdat in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven op de verzoeken van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] en de arbeidsovereenkomst reeds is geëindigd met ingang van 28 december 2017, komt de grondslag aan de voorlopige voorziening tot doorbetaling van loon vanaf
1 januari 2018, te ontvallen.
De tegenverzoeken van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek]
4.21.
De kantonrechter is van oordeel dat de verzoeken van [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] om te verklaren voor recht dat het spoedeisend belang bij [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] ontbreekt en dat er sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, moeten worden afgewezen.
4.22.
Ten aanzien van het verzoek tot afgifte van alle bij [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] in bezit zijnde eigendommen van werkgever (zoals scooter, bureau en stofzuiger) overweegt de kantonrechter dat dit verzoek, bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing, zal worden afgewezen.
4.23.
Verder verzoekt [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] te verklaren voor recht dat [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] een bedrag van
€ 1.229,00 vanwege haar schuld aan de rekening-courant van de vennootschap dient terug te betalen. Ook dit verzoek heeft [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd, en het is daarom evenmin toewijsbaar.
4.24.
Het verzoek om te verklaren voor recht dat [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] zich zal houden aan haar contractuele geheimhoudingsverplichting is niet toewijsbaar. Immers, niet is gebleken dat er een geheimhoudingsbeding is overeengekomen in de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2012.
Inzake het verzoek en het tegenverzoek.
4.25.
[verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter ziet daarbij geen aanleiding om af te wijken van het binnen de rechtspraak geldende liquidatietarief. De kosten aan de zijde van [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht verzoek € 79,00
- salaris gemachtigde
€ 400,00(2.0 punten x € 200,00 tarief)
Totaal € 479,00

5.De beslissing

De kantonrechter
Inzake de verzoeken van [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek]
5.1.
veroordeelt [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] om aan [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 1.600,00 bruto,
5.2.
veroordeelt [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] om aan [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] een transitievergoeding te betalen van
€ 1.440,00 bruto,
5.3.
veroordeelt [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] om aan [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] een billijke vergoeding te betalen van
€ 2.500,00,
Inzake de voorlopige voorziening
5.4.
wijst het verzoek af,
Inzake de zelfstandige verzoeken van[verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek]
5.5.
wijst de verzoeken af,
Inzake alle verzoeken.
5.6.
veroordeelt [verwerende partij, verzoekende partij zelfstandig verzoek] in de proceskosten, aan de zijde van [verzoekende partij, verwerende partij zelfstandig verzoek] tot op heden begroot op € 479,00,
5.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: em
coll: