ECLI:NL:RBLIM:2018:3297
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van medeplegen van gewoontewitwassen in een grootschalig onderzoek naar criminele organisatie
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van gewoontewitwassen. De zaak betreft de verdachte, die samen met haar ex-echtgenoot, medeverdachte, werd verdacht van het witwassen van verschillende goederen, waaronder onroerend goed en spaarbrieven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het tenlastegelegde feit. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte had moeten vermoeden dat het vermogen van haar ex-echtgenoot, dat zij samen had verworven, uit misdrijf afkomstig was. De verdediging daarentegen stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van enige criminele activiteiten van haar ex-echtgenoot en dat zij geloofde dat zijn vermogen legaal was verworven.
De rechtbank heeft in haar oordeel meegenomen dat de verdachte en haar ex-echtgenoot in een periode van 1 januari 2000 tot en met 4 juli 2011 samenleefden, maar dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de criminele activiteiten van haar ex-echtgenoot, die pas na 1 april 2012 bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet kon worden verweten dat zij niet alert was op de herkomst van het vermogen, omdat er geen aanwijzingen waren dat dit uit misdrijf afkomstig was. Daarom is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.