In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de kantonrechter op 4 april 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, de stichting Envida. De werknemer vorderde haar wedertewerkstelling na op non-actiefstelling door de werkgever, die dit had gedaan naar aanleiding van twee incidenten met medicatie. De werknemer was sinds 1979 in dienst bij Envida en werkte als Eerste Verantwoordelijke Verzorger (EVV-er). De incidenten betroffen het niet tijdig toedienen van medicatie aan bewoners en het verkeerd registreren van medicijngebruik. De werkgever stelde dat het vertrouwen in de werknemer was beschadigd door deze incidenten, wat leidde tot de non-actiefstelling.
Tijdens de procedure heeft de kantonrechter vastgesteld dat de werknemer op 16 december 2017 medicatie niet had toegediend en deze in de prullenbak had gegooid, en op 18 december 2017 een registratiefout had gemaakt. De werkgever bood de werknemer een verbetertraject aan op een andere locatie, maar de werknemer wees dit aanbod af. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende grond was voor de non-actiefstelling en dat de werkgever redelijke pogingen had ondernomen om de situatie op te lossen. De vordering van de werknemer werd afgewezen, en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de werkgever.