Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
STICHTING WONEN LIMBURG,
1.De procedure
- de dagvaarding, met producties;
- de op 19 maart 2018 gehouden mondelinge behandeling, waar Wonen Limburg aan de hand van een pleitnota verweer heeft gevoerd.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, heeft de voorzieningenrechter op 3 april 2018 uitspraak gedaan. De eisende partij, wonend aan [adres eisende partij] te [woonplaats eisende partij], had een vordering ingediend tegen Wonen Limburg, de gedaagde partij, met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 7 februari 2018. Dit vonnis had de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en de eisende partij veroordeeld tot ontruiming van de woning, met een ontruimingstermijn die op 20 maart 2018 was gesteld.
De eisende partij vorderde in kort geding dat de voorzieningenrechter Wonen Limburg zou verbieden om tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te gaan, en stelde dat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de eisende partij niet had aangetoond dat het te executeren vonnis op een juridische of feitelijke misslag berustte. Ook waren er geen nieuwe feiten of omstandigheden die een noodtoestand voor de eisende partij zouden opleveren.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de vordering van de eisende partij moest worden afgewezen en veroordeelde de eisende partij in de proceskosten, die aan de zijde van Wonen Limburg op € 600,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.A.J. van Leeuwen.