Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak vorderde de eisende partij, N.V. UNIVÉ ZORG, betaling van achterstallige zorgpremies van gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De eisende partij stelde dat gedaagde partij een bedrag van € 473,35 niet had betaald voor de maanden oktober 2009 tot en met februari 2010. Gedaagde partij voerde echter verweer en stelde dat hij dit bedrag al in 2010 had betaald, wat hij onderbouwde met een betalingsopdracht. De eisende partij gaf aan dat er fouten waren gemaakt in de boekingen en dat de vordering pas in 2017 was ingesteld, wat gedaagde partij verbaasde gezien de lange tijdsduur.
De kantonrechter overwoog dat de verjaring van de vordering was gestuit door aanmaningen die gedaagde partij had ontvangen. Gedaagde partij had een kopie van zijn betaalrekening overgelegd waaruit bleek dat hij op 12 april 2010 het bedrag van € 473,35 had betaald, specifiek voor de periode waarover de eisende partij vorderde. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde partij voldoende bewijs had geleverd van de betaling en dat de vordering van de eisende partij moest worden afgewezen. Bovendien werd opgemerkt dat de lange tijdsduur tussen de vermeende betalingsachterstand en de vordering de bewijspositie van gedaagde partij had aangetast.
De kantonrechter wees de vordering af en veroordeelde de eisende partij in de kosten van de procedure, die aan de kant van gedaagde partij op nihil werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. J.W. Rijksen op 4 april 2018.