In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 30 maart 2018, is een kort geding aanhangig gemaakt door de eiser, vertegenwoordigd door mr. R.R.J.W. Delsing, tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J. In ’t Veld. De eiser vordert ontruiming van een woning en betaling van achterstallige huurpenningen. De gedaagde heeft de woning sinds januari 2018 niet meer bewoond, nadat deze door de burgemeester was gesloten vanwege de aanwezigheid van een hennepplantage. De gedaagde heeft de huurbetalingen opgeschort vanwege gebreken aan de woning en het gebrek aan actie van de beheerders. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontruiming van de woning kan worden toegewezen, maar de vordering tot betaling van de achterstallige huurpenningen is afgewezen. De rechter heeft overwogen dat er onvoldoende bewijs is dat de eiser in een eventuele bodemprocedure gelijk zal krijgen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.