ECLI:NL:RBLIM:2018:2960

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
29 maart 2018
Zaaknummer
03/700269-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging tot inbraak en poging tot overval in vereniging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 28 maart 2018, is de verdachte beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot inbraak en een poging tot overval in vereniging. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van [slachtoffer 1] op 2 augustus 2017, waarin hij meldde dat er een poging was gedaan om zijn woning binnen te dringen met geweld. De verdachte, die samen met medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] handelde, had eerder die nacht al geprobeerd in te breken in de woning van zijn ouders. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de voorbereidingen en uitvoering van de misdrijven, door de auto te besturen en de anderen aan te sporen om de woning binnen te dringen. De rechtbank achtte het medeplegen van de poging tot inbraak bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot overval. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700269-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 maart 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K.D. Regter, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 maart 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd samen met een of meer anderen met geweld en/of bedreiging met geweld geld te stelen;
feit 2:heeft geprobeerd samen met een of meer anderen in te breken in een woning om geld te stelen, dan wel medeplichtig was aan deze poging tot inbraak.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte de onder 1 en onder 2 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan, op basis van de aangiftes van die feiten en de door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] afgelegde verklaringen. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, reden waarom hij voor dat feit vrijspraak heeft gevorderd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 primair, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte als pleger van die feiten kan worden aangemerkt. Daartoe is gesteld dat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de daders van die feiten en dat de opzet van verdachte ook niet gericht was op een dergelijke samenwerking.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
[slachtoffer 1] heeft op 2 augustus 2017 aangifte [2] gedaan van een poging tot overval die dag om 02.47 uur in de woning van hem en zijn vrouw aan de [adres] te Geleen. Hij heeft verklaard dat men de dag tevoren getracht heeft bij hen in te breken en dat toen de voordeur werd geforceerd, waarvan aangifte is gedaan. Op 2 augustus 2017, omstreeks 02.30 uur, hoorde hij de voordeurbel. Hij is toen opgestaan en naar beneden gegaan. Hij heeft door de spion in de voordeur gekeken en zag hun zoon [verdachte] voor de deur staan. Hun zoon [verdachte] , die 34 jaar is en in [adresgegevens verdachte] woont, komt geregeld bij hen op bezoek en hun relatie met hem is goed. Hij heeft hierna de buitenlamp aangedaan om te kijken of [verdachte] alleen was. Hij zag niemand anders en heeft toen de voordeur op een kiertje open gedaan. Hij hoorde dat [verdachte] zei: "Ik voel me niet zo goed". Direct hierna zag hij, voor hem van rechts komend, drie personen op hem af komen en hij zag dat zij de woning wilden binnendringen. Hij zag dat zij alle drie iets over hun hoofd droegen met gaten erin ter hoogte van hun ogen. Hij voelde en zag dat zij met hun handen de deur probeerden open te duwen. Tegelijkertijd zag hij dat een van hen een busje in diens hand had. Hiermee richtte die persoon op hem en spoot hem een soort vloeistof in zijn gezicht. Hij voelde direct een prikkeling en brandend gevoel in zijn ogen en op zijn huid. Hij dacht dat het pepperspray was. Hij heeft toen met alle kracht tegen de deur geduwd en uiteindelijk is het hem gelukt de deur dicht te duwen. Zijn vrouw was ondertussen wakker geworden en zij heeft de politie gebeld. Toen de mannen de woning wilden binnendringen, zag hij dat zijn zoon op het tuinpad bleef staan. Aangever heeft verder verklaard dat hij ruim €20.000,- in een kluis op zolder heeft liggen en dat zijn zoon weet dat hij een kluis op zolder heeft.
Aangever heeft op 2 augustus 2017 bovendien een klacht [3] ingediend strekkende tot vervolging van zijn zoon [verdachte] .
De verdachte heeft ter terechtzitting van 14 maart 2018 verklaard dat hij op 2 augustus 2017
’s nachts samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , naar de woning van zijn ouders aan de [adres] te Geleen is gegaan. Hij bestuurde toen de auto van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 4] zat naast hem en de twee anderen zaten achterin die auto. Vlakbij de woning van zijn ouders zijn zij uitgestapt en naar die woning gelopen. Hij heeft toen aangebeld en de anderen stonden op dat moment een stukje verderop. Even later heeft zijn vader de voordeur open gemaakt en hij heeft toen tegen zijn vader gezegd dat hij zich niet lekker voelde. Direct daarna hebben een of meer van de anderen de voordeur verder open geduwd. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] droegen mutsen met daarin gaten over hun hoofd. Zijn vader heeft uiteindelijk de voordeur van de woning dicht geduwd en daardoor is het niet gelukt om de woning binnen te komen om het geld te stelen. Zij zijn daarna weggerend en weer naar de auto gelopen. Hij heeft daarna de auto weer bestuurd. [medeverdachte 4] zat weer naast hem en de anderen zaten achterin de auto. In de auto is ter sprake gekomen dat te veel pepperspray was gespoten, omdat zij er allemaal een beetje last van hadden. Hij is daarna weer naar de woning van [medeverdachte 1] gereden.
Verdachte verklaarde verder dat zij eerder die nacht bij elkaar waren in de woning van [medeverdachte 1] te [adresgegevens medeverdachte 1] . Hij had eerder al tegen de anderen gezegd dat zijn vader op zolder een kluis met geld had. De nacht tevoren, op 1 augustus 2018, hadden zij al geprobeerd in de woning van zijn ouders in te breken om dat geld te stelen. Die nacht heeft [medeverdachte 1] de auto bestuurd en is hij met [medeverdachte 1] in de auto blijven zitten. Toen is de voordeur geforceerd maar het lukte niet die deur te openen om binnen te komen. Op 2 augustus hebben zij weer afgesproken om dat geld te gaan stelen, namelijk in de woning van [medeverdachte 1] of op het balkon van die woning, een paar uur voordat zij naar die woning zijn gegaan. Toen is afgesproken dat hij de auto van [medeverdachte 1] zou besturen om naar de woning van zijn ouders te gaan, dat hij dan zou aanbellen zodat een van zijn ouders de deur zou openmaken en dat hij dan zou zeggen dat hij zich niet lekker voelde, om binnen te kunnen komen. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zouden eerst even om de hoek blijven wachten en nadat de voordeur open was zouden zij de woning binnen stormen en het geld gaan wegnemen. Ook was afgesproken dat het gestolen geld met zijn vijven zou worden gedeeld. [medeverdachte 1] zou ook geld daarvan krijgen. Van [medeverdachte 1] had hij vernomen dat zij voor de mutsen had gezorgd.
[medeverdachte 1] [4] wonende aan de [adresgegevens medeverdachte 1] heeft op
5 augustus 2017 verklaard dat in de avond en nacht van 1 op 2 augustus 2017 [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] bij haar in haar woning waren. [medeverdachte 2] heeft toen, samen met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] , op het balkon gezeten. [verdachte] vertelde vaak dat zijn ouders tonnen met geld hadden.
Genoemde [medeverdachte 1] [5] heeft op 8 augustus 2017 verder verklaard dat zij in de avond en nacht van 1 op 2 augustus 2017 aan haar gevraagd hadden of zij een muts had. Zij heeft een zwarte, een grijze en een half grijze muts aan hen gegeven. Zij moesten geld hebben. [verdachte] zei maar steeds dat zijn vader geld had. [verdachte] heeft gezegd dat zijn vader veel geld heeft dat op de zolder stond in een kluis. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hebben [verdachte] daarnaar gevraagd. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat [medeverdachte 2] altijd dogspray bij zich heeft en dat zij haar dogspray toen aan [medeverdachte 3] moest geven van [medeverdachte 2] . Zij wilden met die dogspray naar de vader en moeder van [verdachte] gaan spuiten en dan zo de kluis pakken. [medeverdachte 2] bleef maar aandringen dat zij haar auto moest geven en dat [verdachte] zou rijden. [medeverdachte 2] heeft haar gezegd dat hij haar auto moest hebben en dat zij de sleutels moest geven. [verdachte] had geen muts op. Hij moest gewoon aanbellen. En dan zou hij ook geld krijgen.
De rechtbank acht – gelet op de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierna onder 3.4 is vermeld.
Uit die bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij dit feit af dat de verdachte aanwezig en betrokken was bij het maken van de afspraken om het geld, dat zich in een kluis op de zolder van de woning van zijn ouders bevond, te gaan stelen. Verder heeft de verdachte, zoals ook afgesproken was, de auto bestuurd om naar die woning toe te gaan en heeft hij vervolgens bij de woning aangebeld met het doel dat een van zijn ouders de voordeur zou openen. Na het openen van de deur door zijn vader heeft verdachte nog gezegd dat hij zich niet lekker voelde, kennelijk om te bereiken dat de anderen dan de tijd hadden om de woning binnen te kunnen dringen. Daar komt nog bij dat afgesproken was dat verdachte ook een deel van het geld zou krijgen.
Op grond van vorenstaande duidelijke taakverdeling bij het plegen van het feit, de rol van verdachte om met de anderen naar de woning te rijden en met name zijn cruciale rol om te bereiken dat de voordeur van de woning geopend werd om daar binnen te kunnen dringen, oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht daarom het tenlastegelegde medeplegen door verdachte bewezen.
Feit 2
De rechtbank acht – evenals de officier van justitie en de raadsman – niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, omdat verdachte niet als (mede)pleger van dit feit kan worden aangemerkt. De rechtbank moet de verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, wel het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 3.4 is vermeld, gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2018, alsmede:
  • de op 1 augustus 2017 door [slachtoffer 2] , echtgenote van [slachtoffer 1] , gedane aangifte
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.
op 2 augustus 2017 te Geleen tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachten voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met dat opzet de deur van de woning van die [slachtoffer 1] open hebben geduwd en vervolgens dogspray in het gezicht van die [slachtoffer 1] hebben gespoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. ( subsidiair)
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 1 augustus 2017 te Geleen tezamen en in vereniging, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk een deur van die woning hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 1 augustus 2017 te Geleen opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid, inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] de woning van [slachtoffer 1] aan te wijzen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 (subsidiair):
medeplichtigheid aan poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog Drs. D. Breuker heeft over de geestvermogens van de verdachte op 9 november 2017 een rapport uitgebracht. In dit rapport komt naar voren dat bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens is vastgesteld, in de zin van een licht verstandelijke beperking en vermijdende trekken. Die gebrekkige ontwikkeling was aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde en deze beïnvloedde toen zijn keuzes. Verdachte heeft zich ingelaten met het plegen van de strafbare feiten doordat hij hier vanwege zijn kwetsbaarheid, beïnvloedbaarheid en subassertiviteit onvoldoende weerstand tegen heeft kunnen bieden. Geadviseerd wordt de verdachte het plegen van de hem tenlastegelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich met dit advies en is om die reden van oordeel dat de feiten de verdachte slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. De verdachte is daarom voor de bewezen te verklaren feiten strafbaar.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, en daarnaast een taakstraf van 200 uren, met aftrek van het voorarrest, subsidiair 100 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het blanco strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden zoals beschreven in de over hem opgemaakte rapporten, waaronder zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid. Gesteld is dat verdachte, mede door zijn persoonlijkheidsproblematiek, door de bij de feiten betrokken mededaders, met name [medeverdachte 2] , onder druk is gezet om te handelen zoals hij heeft gedaan. Verzocht is een werkstraf op te leggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verder is aangevoerd dat het reeds ondergane voorarrest op de straf in mindering dient te worden gebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft aan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] gezegd dat zijn vader geld bewaarde in een kluis op de zolder van de woning van zijn ouders. Er is toen een plan beraamd om dat geld te stelen en onderling te verdelen. Verdachte heeft zich op 1 augustus 2017 omstreeks 02.00 uur, door met de genoemde anderen mee te rijden naar Geleen en vervolgens in Geleen aan te wijzen waar de woning van zijn ouders was, waar zich die kluis met geld van zijn vader bevond, schuldig gemaakt aan medeplichtigheid bij een poging tot inbraak door anderen in die woning in Geleen om dat geld in die kluis te stelen. Het slot van de voordeur van die woning werd geforceerd. Het lukte de daders toen echter niet om die deur open te krijgen.
Toen die inbraak mislukte is de volgende avond en nacht een ander plan gemaakt. Verdachte zou (ongemaskerd) bij zijn ouders aanbellen zodat (een van zijn) ouders de deur zou openen, waarna de anderen, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] , gemaskerd de woning binnen zouden gaan om het geld uit de kluis te stelen. De verdachte heeft op 2 augustus om 02.30 uur de auto bestuurd en heeft zich samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] naar de woning van zijn ouders begeven. Zoals was afgesproken heeft de verdachte daar aangebeld, waarna door zijn vader de voordeur werd geopend. Om er zeker van te zijn dat zij ook binnen zouden komen is door [medeverdachte 2] dogspray meegenomen en ook gebruikt. Aan de deur ontstond een worsteling en het is enkel aan slachtoffer [slachtoffer 1] te danken dat zij niet binnen zijn gekomen. Dit slachtoffer heeft met grote krachtsinspanning de deur weten te sluiten ondanks dat hij dogspray in zijn gezicht had gekregen. Door dat spuiten met de dogspray is aan slachtoffer [slachtoffer 1] gering oogletsel toegebracht.
Door met name deze overval in de woning rond half drie ’s nachts werd de persoonlijke levenssfeer van de aanwezige bewoners, de heer en mevrouw [slachtoffers] , ernstig geschonden en hun gevoel van veiligheid en geborgenheid in hun eigen woning ernstig aangetast. Ter zitting is de slachtofferverklaring van de heer [slachtoffer 1] voorgelezen. Hij zegt pijn te hebben gehad in zijn lichaam vanwege de felle worsteling en brandende ogen van de dogspray/pepperspray. Hij zegt er niet van te hebben kunnen slapen en er nog veel aan te hebben teruggedacht. Ook was hij bang dat de verdachten nog terug zou komen om alsnog de kluis te roven. Hieruit blijkt de impact van dit soort feiten op het gevoel van veiligheid van personen en van de samenleving als geheel, nu deze feiten in de buurt niet onopgemerkt zijn gebleven. Aan dit alles heeft de verdachte zich niets gelegen laten liggen. Hij was slechts uit op financieel gewin voor hem zelf en de anderen. Dat rekent de rechtbank de verdachte aan.
Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank, als uitgangspunt, aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte acht geslagen op zijn strafblad van 14 februari 2018, de inhoud van voornoemd door de psycholoog opgemaakt rapport met de conclusie dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, en op het door de Reclassering Nederland over hem uitgebracht reclasseringsadvies van 1 december 2017.
Uit voornoemd rapport van psycholoog Drs. D. Breuker d.d. 9 november 2017 volgt verder over de persoon van de verdachte dat de kans op recidive op basis van de klinische risicofactoren als matig wordt beoordeeld. Er is enig normbesef en probleembesef. Verdachte stelt zich mede daarom ook begeleidbaar op. Sinds twee à drie maanden krijgt hij dagelijkse begeleiding vanuit de zorginstelling Ruich en hij heeft hier baat bij. De levensomstandigheden zijn weer meer stabiel. Hij heeft een dagbesteding/werk, er is weer meer financiële controle en verdachte zegt gestopt te zijn met gokken omdat hij hier geen geld voor heeft. Ondanks het feit dat verdachte zijn medewerking verleent aan de sociaal-maatschappelijke begeleiding vanuit Ruich, wordt het toch zinvol gevonden om het meewerken aan die begeleiding als een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf aan hem op te leggen.
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat het recidiverisico laag tot matig is. De belangrijkste risicofactor voor toekomstig delictgedrag ligt in de verstandelijke beperking van verdachte, die niet te behandelen is. Om recidive te voorkomen is ambulante begeleiding en reclasseringstoezicht van groot belang. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke (werk)straf op te leggen met als voorwaarden:
- een meldplicht bij de Reclassering Nederland, op het adres Bredeweg 28B te Roermond
(088-8041501) en dat verdachte zich moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich moet houden aan de afspraken en aanwijzingen van de reclassering, en
- dat hij zich moet laten begeleiden door zorginstelling Ruich, of een soortgelijke instelling voor ambulante (thuis)begeleiding of sociaal maatschappelijke zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Volgens de reclassering zijn er geen contra-indicaties voor het uitvoeren van een werkstraf.
Uit het strafblad volgt, in zijn voordeel, dat verdachte een blanco strafblad heeft. De rechtbank heeft ook in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de hiervoor genoemde verminderde toerekeningsvatbaarheid. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat hij door de druk van met name de medeverdachte [medeverdachte 2] , tot het plegen van de feiten is overgegaan én dat hij spijt heeft betuigd voor hetgeen hij zijn ouders heeft aangedaan. Verdachte heeft voorts tijdens de zitting verklaard dat hij bereid is de gevorderde werkstraf te verrichten, dat hij hulp en begeleiding nodig heeft en bereid is mee te werken aan de geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank acht, alles afwegende, de door de officier van justitie gevorderde straffen passend en geboden. Zij zal daarom een gevangenisstraf van 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren opleggen. Ter voorkoming van het plegen van een nieuw strafbaar feit en in het kader van het verlenen van hulp en begeleiding voor een goede ontwikkeling van de verdachte zal zij aan die voorwaardelijke straf de door de reclassering en de psycholoog geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank zal aan de reclassering opdracht geven aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van die voorwaarden. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 200 uren, met aftrek van het voorarrest, subsidiair 100 dagen hechtenis opleggen.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij ten aanzien van feit 1:
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een vergoeding voor materiële schade van €1,68, voor immateriële schade van €550,-- en voor proceskosten van €17,76 ten gevolge van feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van die schades, alsmede een vergoeding van nog te maken kosten. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel voor het toe te wijzen bedrag op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van deze benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich aangaande deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft verzocht het aan de benadeelde te betalen bedrag hoofdelijk op te leggen.
Door en namens de verdachte is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet betwist. Ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan benadeelde [slachtoffer 1] , als rechtstreeks gevolg van het onder feit 1 bewezen te verklaren handelen van de verdachte en zijn mededaders, de gevorderde materiële en immateriële schade zijn toegebracht en dat door deze benadeelde tevens de gevorderde proceskosten zijn gemaakt. De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 1] dan ook volledig toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2017 en vergoeding van nog te maken (proces)kosten.
Teneinde te bevorderen dat de door die benadeelde geleden schade ad in totaal €569,44 door de verdachte zal worden vergoed en om de incasso van het toe te wijzen bedrag door de benadeelde te vereenvoudigen, zal de rechtbank tevens aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen, bij niet betaling en verhaal te vervangen door elf dagen hechtenis.
De rechtbank zal de verdachte hoofdelijk, tezamen met de mededaders, veroordelen tot betaling van genoemde schade aan deze benadeelde partij dan wel aan de staat, zoals hierna onder 7.3 verder wordt vermeld.
7.2
De vordering van de benadeelde partij ten aanzien van feit 2:
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een vergoeding voor materiële schade van €635,25 ten gevolge van feit 2, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van die schade, alsmede een vergoeding van nog te maken kosten. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel voor het toe te wijzen bedrag op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van deze benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van deze benadeelde. Aangevoerd is dat de verdachte ontkent dat hij de gevorderde schade heeft veroorzaakt.
De raadsman heeft subsidiair gesteld dat uit de reparatienota blijkt dat daarin, naast kosten voor het repareren van de door de daders veroorzaakte schade aan het kozijn en de voordeur, nog andere kosten voor “assistentie slot na inbraak” en “plaatsen driepuntsluiting en anti diefstalstrip” zijn opgevoerd, welke laatste kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat het rechtstreeks verband tussen die schade en het strafbare handelen ontbreekt. Voorts is over die nota gesteld dat een specificatie van die verschillende kostenposten ontbreekt, zodat onvoldoende onderbouwd is welk bedrag betrekking heeft op de reparatie van de veroorzaakte schade aan het kozijn en de voordeur. De raadsman heeft verzocht het aan deze benadeelde te betalen bedrag hoofdelijk op te leggen.
Daarnaast is door de raadsman verzocht aan verdachte geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Hij heeft daartoe gesteld dat de verdachte wegens forse schulden onder bewind staat, waardoor oplegging van de schadevergoedingsmaatregel onherroepelijk zal leiden tot een tenuitvoerlegging van de subsidiaire hechtenis, hetgeen dan voor hem een detentie impliceert. De detentie tijdens het voorarrest is verdachte namelijk erg zwaar gevallen.
Van de zijde van de verdachte is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] betwist. Ter terechtzitting is vast komen te staan dat aan deze benadeelde als rechtstreeks gevolg van het onder feit 2 bewezen te verklaren handelen van de verdachte en zijn mededaders de gevorderde materiële kosten voor de schade aan de voordeur zijn toegebracht. Uit de bij het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 15 augustus 2017 gevoegde foto [7] (nummer 2) van de betrokken voordeur is namelijk voldoende gebleken dat de deur ter hoogte van het slot geforceerd was en dat ook de aan die deur bevestigde driepuntsluiting en/of anti diefstalstrip beschadigd was. Ook zijn kosten voor “assistentie slot na inbraak” een rechtsreeks gevolg van het forceren van het slot van de voordeur.
De rechtbank zal die vordering dan ook volledig toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017 en vergoeding van nog te maken (proces)kosten. De rechtbank zal deze vordering ook hoofdelijk toewijzen, zoals hierna onder 7.3 nader zal worden vermeld.
Teneinde te bevorderen dat de door die benadeelde geleden schade ad in totaal €635,25 door de verdachte zal worden vergoed en om de incasso van het toe te wijzen bedrag door de benadeelde te vereenvoudigen, zal de rechtbank tevens aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen, bij niet betaling en verhaal te vervangen door twaalf dagen hechtenis.
De rechtbank zal de verdachte hoofdelijk, tezamen met de mededaders, veroordelen tot betaling van genoemde schade aan deze benadeelde partij dan wel aan de staat, zoals hierna onder 7.3 verder wordt vermeld.
7.3.
aansprakelijkheid mededaders ten aanzien van beide vorderingen van de benadeelde partijen en de maatregelen
De rechtbank overweegt dat vast is komen te staan dat naast de verdachte de mededaders
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] naar Burgerlijk recht aansprakelijk zijn voor de door beide benadeelde partijen geleden schades. Zij zal daarom bepalen dat voor zover (een deel van) de te betalen bedragen door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de betrokken benadeelde partij dan wel aan de staat te betalen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman over oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij overweegt daartoe dat nu naast verdachte de vier hiervoor genoemde mededaders aansprakelijk zijn voor de aan beide benadeelde partijen te betalen schadevergoedingen, dit impliceert dat de te betalen schades in totaal door vijf personen dienen te worden betaald, zodat over die betalingen onderling afspraken gemaakt kunnen worden. Om die reden is niet te verwachten dat de telkens aan de op te leggen schadevergoedingsmaatregelen verbonden vervangende hechtenis zal worden opgelegd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 48, 49,
60a, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:

(algemene voorwaarden)

- zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel
- de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren heeft te voldoen:

(meldplicht bij reclassering)

a. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet melden bij de Reclassering Nederland, op het adres Bredeweg 28B te Roermond (telefoonnummer 088-8041501), dat hij zich daarna gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen moet blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en dat hij zich moet houden aan de afspraken en aanwijzingen van de reclassering;

(verplichte begeleiding)

dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet laten begeleiden door Ruich, of een soortgelijke instelling voor ambulante (thuis)begeleiding of sociaal maatschappelijke zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich moet houden aan de aanwijzingen van die instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft de Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt de verdachte tevens tot een taakstraf voor de duur van 200 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen;
- beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf, naar rato van twee uren per dag;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ten aanzien van feit 1 toe;
  • veroordeelt de verdachte (hoofdelijk) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende te Geleen, te betalen €551,68, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 2 augustus 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door deze benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op €17,76;
  • bepaalt dat voor zover (een deel van) het te betalen bedrag door een of meer mededaders
- te weten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] of [medeverdachte 1] - is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan deze benadeelde partij te betalen;
  • legt aan de verdachte (hoofdelijk) de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van in totaal €569,44, bij niet betaling en verhaal te vervangen door elf dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 2 augustus 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover (een deel van) het te betalen bedrag door een of meer van de mededaders - te weten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] of [medeverdachte 1] - is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van feit 2 toe;
  • veroordeelt de verdachte (hoofdelijk) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , wonende te Geleen, te betalen €635,25, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 1 augustus 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door deze benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • bepaalt dat voor zover (een deel van) het te betalen bedrag door een of meer mededaders
- te weten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] of [medeverdachte 1] - is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan deze benadeelde partij te betalen;
  • legt aan de verdachte (hoofdelijk) de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van €635,25, bij niet betaling en verhaal te vervangen door twaalf dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 1 augustus 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover (een deel van) het te betalen bedrag door een of meer van de mededaders - te weten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] of F.B.J.D [medeverdachte 1] - is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. C.M.J. van den Acker en mr. A.M. Schutte, rechters, in tegenwoordigheid van C.S.G.M. Wouters-Debougnoux, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 maart 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 augustus 2017 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, althans wat van zijn/hun gading was, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met dat opzet de deur van de woning van die [slachtoffer 1] open heeft/hebben geduwd en (vervolgens) dogspray, in elk geval een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende of daarop gelijkende stof, in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gespoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 01 augustus 2017 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen geld en/of wat van hun/zijn gading was, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun/zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met dat oogmerk een deur van die woning hebben/heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 01 augustus 2017 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen geld en/of wat van zijn/haar/hun gading was, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte(n) en/of zijn/haar/hun mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun/haar bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met dat oogmerk een deur van die woning hebben/heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 01 augustus 2017 te Geleen, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] de woning van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] aan te wijzen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie eenheid Limburg met zaaknummers LB3R017161 / 2017125149 / 2017124507, gesloten d.d. 12 september 2017, doorgenummerd van pagina 608 tot en met pagina 968 van het dossier met parketnummer 03/700279-17.
2.Het proces-verbaal aangifte d.d. 2 augustus 2017, op pagina’s 668 en 669.
3.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 2 augustus 2017, op pagina’s 671 en 672.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 augustus 2017, op pagina’s 867, 868, 870 tot en met 872.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 augustus 2017, op pagina’s 875 tot en met 880.
6.Het proces-verbaal aangifte d.d. 1 augustus 2017, op pagina’s 729.
7.Op pagina 734 van het dossier.