Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het op 2 februari 2018 ter griffie ontvangen verzoekschrift van [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] met bijlagen 1 tot en met 18
- het op 22 februari 2018 ter griffie ontvangen verweerschrift van Eagle inclusief zelfstandig tegenverzoek met bijlagen 1 tot en met 9
- de op 27 februari 2018 van [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] ontvangen aanvullende bijlagen 19 tot en met 21
- de brief van 27 februari 2018 van mr. Rubberg, waarin wordt meegedeeld dat [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] uitzicht heeft op een nieuwe baan en dat daarom de primaire verzoeken ingetrokken worden
- de op 28 februari 2018 van Eagle ontvangen aanvullende bijlage 10
- de mondelinge behandeling op 6 maart 2018
- de nadere akte d.d. 13 maart 2018 tevens wijziging van verzoek van [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] met bijlagen 22 tot en met 25
- de antwoordakte d.d. 28 maart 2018 van Eagle met bijlagen 11 en 12.
2.De feiten
Op gronden die niet overeenkomen met de uitbetalingsvoorwaarden.
Zodat wij niet langer met uw persoonlijke situatie rekening kunnen houden die ons dermate hebben geraakt dat wij toch getracht hebben om gedurende de afgelopen periode u iets passends te kunnen aanbieden of te kunnen herplaatsen.
Werkweigering conform de aangezegde diensten zoals vernoemd in uw schrijven van dinsdag 5 december 2017 12:18 uur.
3.Het geschil
4.De beoordeling
nietfeitelijk tewerk heeft
kunnenstellen. Verder is van belang dat niet gebleken is dat [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] vóór het einde van het dienstverband jegens Eagle aanspraak gemaakt heeft op uitvoering / nakoming van de arbeidsovereenkomst van 3 juli 2017. Pas in rechte stelt [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] (via zijn gemachtigde) nakoming van de arbeidsovereenkomst van 3 juli 2017 aan de orde. Evenmin is gebleken dat de tweede arbeidsovereenkomst in de plaats is gekomen van de eerste arbeidsovereenkomst. De tweede arbeidsovereenkomst vermeldt daaromtrent in het geheel niets en is daarom slechts aan te merken als een in de praktijk niet ingeloste optie. Dit brengt met zich dat teruggevallen dient te worden op de eerste arbeidsovereenkomst van 1 maart 2017, de overeenkomst die van rechtswege zou eindigen op 28 februari 2018, maar door de berusting van [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] in het ontslag al op 7 december 2017 tot een einde gekomen is.