ECLI:NL:RBLIM:2018:2940

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
03/721679-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op echtgenote met voorbedachten rade in Kerkrade

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 7 november 2015 zijn echtgenote in Kerkrade om het leven heeft gebracht, heeft de rechtbank Limburg op 28 maart 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van moord met voorbedachten rade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, na een periode van scheiding en financiële problemen, zijn vrouw heeft vermoord door samendrukkend geweld op haar hals uit te oefenen. De verdachte had voorafgaand aan de moord op internet gezocht naar manieren om iemand te doden, wat duidt op een weloverwogen plan. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op basis van het sporenbeeld, het DNA-onderzoek en de verklaringen van getuigen, verantwoordelijk was voor de dood van zijn vrouw. De verdachte werd veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf. De rechtbank benadrukte de ernst van de daad, de berekenendheid van de verdachte en de impact op de dochter van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/721679-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 maart 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.M.H. Zuketto en mr. L.I.M. Entjes, advocaten, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de zittingen van 13 juli 2017, 14, 15 en 22 september 2017, 20 december 2017, 30 januari 2018 en 7, 12 en 14 maart 2018, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) van het leven heeft beroofd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] op 7 november 2015 ergens tussen 20:30 uur en 22:00 uur om het leven is gebracht. De verdachte heeft dit gedaan en daarbij gehandeld met voorbedachten rade. Moord dus. Hij heeft daarbij betoogd dat op basis van forensisch onderzoek en de verklaring van de verdachte kan worden vastgesteld dat de verdachte op de avond waarop [slachtoffer] is overleden, in de woning van [slachtoffer] is geweest. De verdachte had dan ook de gelegenheid om [slachtoffer] om het leven te brengen. De verdachte had een financieel motief om [slachtoffer] om het leven te brengen. De verdachte heeft zich voorts voorafgaand aan de dood van [slachtoffer] , voor het laatst op de dag voor haar overlijden, verdiept in manieren om iemand heimelijk om het leven te brengen, door op internet (meermalen) te zoeken op termen als wurggreep en nekklem. [slachtoffer] werd door samendrukkend geweld op de hals/nek om het leven gebracht. Op het lichaam van [slachtoffer] werden dadersporen van de verdachte aangetroffen.
Het bestaan van een alternatief scenario, bijvoorbeeld een (uit de hand gelopen) woningoverval, acht de officier van justitie - gelet op de aangetroffen situatie op de plaats delict - niet aannemelijk.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen rechtstreeks bewijs is waaruit zou blijken dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Nu bewijsmiddelen ontbreken, kan niet de kennelijke leugenachtigheid van (onderdelen van) verklaringen van de verdachte worden aangenomen. Er bestaat ook onzekerheid over de doodsoorzaak en het tijdstip van overlijden van [slachtoffer] . Het rapport van dr. F.R.W. van de Goot over het tijdstip van overlijden kan niet voor het bewijs gebruikt worden. Dit rapport bevat slordigheden en tekortkomingen en is daarom onbetrouwbaar. De resultaten van het DNA onderzoek kunnen ook niet voor het bewijs gebruikt worden, nu verplaatsing van DNA niet valt uit te sluiten en [slachtoffer] en de verdachte elkaar op verschillende momenten hebben aangeraakt. Er is DNA aangetroffen van onbekende, andere personen dan de verdachte. Op cruciale plaatsen werd geen DNA van de verdachte aangetroffen.
Het zoeken op internet door de verdachte op bepaalde zoektermen kan evenmin voor het bewijs gebruikt worden, nu niet kan worden vastgesteld of de verdachte de sites daadwerkelijk heeft bekeken, hoe lang hij deze sites heeft bekeken en met welke bedoeling hij deze sites heeft bekeken. Verdachte heeft over zijn zoekgedrag op internet een aannemelijke verklaring afgelegd. Bovendien is een nekklem niet hetzelfde als samendrukkend geweld op de nek.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat er geen sprake is van een motief. De scheiding tussen de verdachte en [slachtoffer] was niet onvermijdelijk. Sterker nog, zij probeerden de relatie juist weer te herstellen.
De verdediging heeft betoogd dat er sprake is van een tunnelvisie. Alleen de rol van de verdachte werd onderzocht. Een woningoverval is niet uitgesloten en er wordt ten onrechte vanuit gegaan dat er niets uit de woning is weggenomen.
Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat er geen sprake is van voorbedachten rade. Niet kan worden vastgesteld wat er precies is voorgevallen. Het internetgedrag van de verdachte kan - als het juist is wat de verdachte daarover heeft verklaard - niet als bewijsmiddel dienen voor het element kalm beraad en rustig overleg. Het enkel zoeken op de term nekklem maakt nog niet dat het voornemen kan worden bewezen. Niet blijkt dat er sprake was van voldoende tijd om zich te beraden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aantreffen van het slachtoffer en de plaats delict
Op zondag 8 november 2015 kregen verbalisanten de opdracht te gaan naar de woning aan de [adres 1] te Kerkrade. De bewoonster, [slachtoffer] , was die ochtend niet op haar werk verschenen. Om 12:00 uur waren de verbalisanten ter plaatse. Bij het slaan tegen het raam van de balkondeur, sprong de deur naar buiten toe open. Verbalisanten betraden via de balkondeur de woning. In de keuken, op de grond, werd het levenloze lichaam van [slachtoffer] aangetroffen. Haar lichaam voelde koud aan en de huid was stijf. Bij het duwen tegen de schouder werd geconstateerd dat haar lichaam stijf was. [2] Rond haar lichaam lagen tabaksvezels. [3]
De deuren van de kast onder de televisie en de deurtjes en lades van een dressoir stonden open. In de keuken waren diverse kasten geopend. In de woonkamer lag een tas op de grond. In de gang, richting de voordeur, lag een vaas op de grond. Op de bank in de woonkamer werden onder andere muntgeld, een bankpas en een zwarte portefeuille aangetroffen. [4] Op de bank lagen een telefoon en een iPad. Op de tafel in de woonkamer lag een horloge. [5]
Doodsoorzaak [slachtoffer]
Het lichaam van [slachtoffer] werd door patholoog dr. F.R.W. van de Goot onderzocht. In het obductieverslag staat onder meer te lezen dat er links hoog in de hals vlekkige violette huidverkleuringen te zien waren met daarin meerdere oppervlakkige huidkrassen en indrogingen. Ook aan de onderzijde van de kin werden deze aangetroffen. Er was sprake van kleine diepgelegen bloeduitstortingen voor de halswervelkolom. De schedelhuid vertoonde een forelaspect, verduidelijkt als een dichte spikkeling door vele puntvormige bloeduitstortinkjes, een typisch stuwingsfenomeen.
Links aan het gelaat en aan de linkerschouder werd een uitgebreide onderhuidse bloeduitstorting geconstateerd. Er waren diverse kleinere huidkneuzingen aan onder andere de lip, armen en benen. Met name het letsel aan het gelaat en de linker schouder was het gevolg van inwerking van uitwendig substantieel botsend mechanisch geweld, zoals bijvoorbeeld kan intreden bij herhaaldelijk slaan, vallen of combinaties daarvan.
Links hoog aan de hals werden huidkneuzingen geconstateerd. Tevens werden op die plek bloeduitstortingen in de weke delen van de hals geconstateerd met daarbij tekenen van bloedstuwing in het aangezicht en bindvliezen van de ogen. Ook waren er puntbloedingen op verschillende orgaanoppervlakken. De onderzochte letsels werden min of meer gelijktijdig en kort voor het overlijden opgelopen.
De patholoog komt naar aanleiding van het onderzoek aan het lichaam tot de conclusie dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van samendrukkend geweld op de hals. Dit tezamen met substantieel botsend geweld op onder andere hoofd en linkerschouder. Een andere doodsoorzaak was niet aanwijsbaar. [6]
Verweer van de verdediging ten aanzien van de doodsoorzaak en conclusie
De verdediging heeft betoogd dat de doodsoorzaak niet afdoende is komen vast te staan. Er werden vezelsporen in de mond en neus van het slachtoffer aangetroffen. De forensisch arts concludeerde in eerste instantie dat er mogelijk geweld op de mond was uitgeoefend. De verdediging leidt hieruit af dat smoren daarom niet kan worden uitgesloten.
De rechtbank stelt vast dat de forensisch arts in zijn rapport naar aanleiding van zijn bevindingen van een eerste schouw op de plaats delict, heeft vermeld dat er mogelijk geweld werd gebruikt op de mond en eventueel de hals, hetgeen zou passen bij smoren. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat de bevindingen van de forensisch arts op de plaats delict een voorlopige conclusie betreffen. Na uitgebreid uitwendig en inwendig onderzoek aan het lichaam door de patholoog, zoals ook beschreven in het obductieverslag, kwam deze tot een definitieve conclusie met betrekking tot de doodsoorzaak, zoals hiervoor besproken. Ook werd een andere doodsoorzaak uitgesloten. De rechtbank heeft dan ook geen enkele reden te twijfelen aan de doodsoorzaak van [slachtoffer] . [slachtoffer] is om het leven gebracht door samendrukkend geweld op de hals.
De volgende vraag die dan rijst, is wanneer dit geweld heeft plaatsgevonden.
Tijdstip overlijden
De verbalisant [verbalisant] treft op 8 november 2015 om 12:10 uur het lichaam van [slachtoffer] aan en voelt dat het lichaam stijf aanvoelt. De schouwarts, R. van Hooren, heeft die dag om 21:10 uur het ontklede lichaam ter plaatse geschouwd. [7] In zijn rapport vermeldt de schouwarts dat bij de uitgebreide schouw niet wegdrukbare lijkvlekken werden aangetroffen, welke blauwpaars van kleur waren. [8]
Bij het aantreffen van het lichaam van [slachtoffer] werd nog het volgende geconstateerd. In de woonkamer stond de televisie aan. [9] Op de foto’s van de plaats delict is te zien dat op de salontafel in de woonkamer een asbak met een aantal sigarettenpeuken en twee koffiekopjes stonden, waarvan de rechter nog driekwart vol en de linker (nagenoeg) leeg was. Op het aanrecht in de keuken stond een rode tabaksdoos. Het deksel was open geklapt. Links ervoor lag een apparaatje waarmee sigaretten gedraaid kunnen worden, met daarin een pluk tabak. Op de keukenvloer lag een omgevallen klaptafeltje. Het bed op de slaapkamer was onbeslapen. Er werden geen braaksporen aangetroffen. [10]
De buurvrouw van [slachtoffer] , mevrouw [getuige 1] , heeft verklaard dat zij op 7 november 2015 omstreeks 21:40 uur, vanuit de woning van haar buurvrouw op nummer [adres 1] , twee klappen hoorde, welke zij omschreef als “boem boem.” [11] Later verklaarde [getuige 1] dat zij dit om 20:40 uur heeft gehoord. [12] Het leek alsof er met een meubelstuk tegen de muur werd geslagen of dat dit tegen de muur viel. Het geluid was heel anders dan de geluiden die zij normaal hoorde. [13]
Aan de hand van het activiteitenlogboek op het Facebookaccount van [slachtoffer] kan worden vastgesteld dat haar account op 7 november 2015 onafgebroken actief was van 20:12 uur tot 20:28 uur. [14]
Op de telefoon van [slachtoffer] werden twee WhatsApp-berichten gericht en verstuurd aan de verdachte aangetroffen:
- verstuurd door [slachtoffer] , verzonden op 7 november 2015 om 17:33 uur: “Denk niet dat ik daarna nog eet. Is me vies op de maag.”
- verstuurd door [slachtoffer] , ontvangen op 7 november 2015 om 17:33 uur: “Is goed tot straks.”
Ook werden op haar telefoon twee berichten aangetroffen afkomstig van de verdachte:
- verstuurd door de verdachte, ontvangen op 7 november 2015 om 21:44 uur: “Ben zelf ook niet gaan halen. Ga nog een stukje lopen. Kom misschien nog langs..Dikke moel wa”
- verstuurd door de verdachte, ontvangen op 7 november 2015 om 21:50 uur: “???? Slaap je al…..Dan slaap maar verder. Tot morgen.”
Ook bleek dat de verdachte op 7 november 2015 om 22:08 uur naar [slachtoffer] had gebeld. [15]
De berichten van 21:44 uur en later werden niet meer door [slachtoffer] gelezen en het telefoongesprek werd niet beantwoord. [16]
Tussenconclusie I
De verbalisanten troffen [slachtoffer] in de keuken van haar woning aan, liggend op de vloer. Op het aanrecht stond een geopende tabaksdoos. Erbij stond een apparaat om sigaretten mee te maken. In het apparaat stak een pluk tabak. Om het lichaam van [slachtoffer] heen lagen tabaksresten. De rechtbank concludeert hieruit dat [slachtoffer] tijdens het draaien van een sigaret door de dader van achteren is aangevallen.
Bij het betreden door de politie van de woning van [slachtoffer] stond de televisie aan. Op de salontafel aan de linkerzijde stond een lege koffiekop. De koffiekop op de rechterkant van de salontafel was voor driekwart gedeelte gevuld. Het bed op de slaapkamer was onbeslapen. De rechtbank leidt uit dit alles af dat [slachtoffer] in de avond van 7 november 2015 om het leven is gebracht. Daarbij betrekt de rechtbank dat [slachtoffer] op 7 november 2015 van 20:12 uur tot 20:28 uur onafgebroken actief was op haar Facebookaccount. Elk aanknopingspunt dat iemand anders van haar Facebookaccount zou hebben gebruik gemaakt ontbreekt. Op 7 november 2015 na 20:28 uur is er op geen enkel sociaal medium meer een teken van leven afkomstig van [slachtoffer] aangetroffen. Bij geen enkel inkomend bericht vanaf 21:44 uur zijn blauwe vinkjes aangetroffen. Deze berichten werden dus niet meer door [slachtoffer] gelezen. Een inkomend telefoongesprek van 22:08 uur werd door haar niet beantwoord.
De buurvrouw heeft verklaard dat zij in de avond van 7 november 2015 twee ongewone klappen hoorde. Hoewel zij hieraan twee tijdstippen heeft gekoppeld, in eerste instantie 21:40 uur en later 20:40 uur, sluit die verklaring aan bij het gegeven dat [slachtoffer] na 20:28 uur niet meer actief is geweest op haar telefoon of iPad. De verklaring van deze buurvrouw dat zij een meubelstuk hoorde vallen, past bij het aangetroffen beeld op de plaats delict. Dicht bij de op de grond liggende [slachtoffer] lag een omvergevallen inklaptafeltje. De klappen waarvan de buurvrouw melding heeft gemaakt passen bij geluiden van een mogelijke strubbeling, het omver vallen van een inklaptafeltje en het op de grond vallen van het lichaam van [slachtoffer] .
De constateringen sluiten ook aan bij de bevinding van de patholoog dat er sprake is geweest van uitwendig mechanisch botsend geweld. Bij sectie is gebleken dat er sprake was van onder meer kneuzingen aan linkerschouder en hoofd.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat [slachtoffer] op 7 november 2015 tussen 20.28 uur en 21.44 uur om het leven is gebracht.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft op 8 november 2015 als getuige tegenover de politie verklaard dat hij op 7 november 2015 tussen 18:00 en 20:00 uur in de woning van [slachtoffer] is geweest. Zij hebben toen samen een sigaret gerookt. De verdachte was zijn tabak vergeten en heeft [slachtoffer] gevraagd een sigaret voor hem te draaien met haar apparaatje. Zij hebben op de hoekbank gezeten en samen een kop koffie gedronken, [17] waarbij de verdachte aan de linkerzijde op de bank zat en [slachtoffer] op de rechterzijde. [18] Ter zitting van 15 september 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij uit de Facebookgegevens van [slachtoffer] afleidt dat hij er dan tussen 19:00 en 20:00 uur geweest zou moeten zijn, omdat [slachtoffer] tijdens zijn aanwezigheid niet bezig was met haar telefoon of laptop. De verdachte verklaart dat hij rond 20:00 uur naar huis moet zijn gegaan om thuis televisie te gaan kijken. [19]
De verdachte is volgens zijn eigen verklaring dus nog kort voor haar overlijden bij [slachtoffer] geweest.
Onderzoek naar de verdachte
De verdachte en [slachtoffer] waren 37 jaar getrouwd. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de verdachte en [slachtoffer] ten tijde van de dood van [slachtoffer] in scheiding lagen. Medio mei 2015 vertrok [slachtoffer] uit de echtelijke woning, nadat was gebleken dat de verdachte relaties met andere vrouwen had. Na 2,5 maand bij haar broer en schoonzus te hebben gewoond, ging [slachtoffer] begin augustus in haar eigen appartement aan de [adres 1] in Kerkrade wonen. Voor het regelen van de echtscheiding hadden [slachtoffer] en de verdachte ieder een eigen advocaat in de arm genomen. Voorafgaand aan de dood van [slachtoffer] , betaalde de verdachte iedere maand contant € 800,- alimentatie aan [slachtoffer] .
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat de verdachte voor en na het overlijden van [slachtoffer] tegen betaling (intensieve) contacten onderhield met minimaal twee vrouwen.
Tijdens het onderzoek werd de telefoon van de verdachte in beslag genomen. Onderzoek wees uit dat de verdachte voorafgaand aan het overlijden van [slachtoffer] heeft gezocht op de navolgende zoektermen, op de navolgende data en tijdstippen:
- schuld maken voor scheiding op 23 mei 2015 (02:41 uur)
- scheiden zonder verdeling eigen woning op 8 juni 2015 (22:15 uur)
- dodelijk bij inhaleren op 28 juli 2015 (22:34 uur)
- vergiften op 2 september 2015 (01:53 uur);
- erven bij scheiding van tafel en bed op 2 september 2015 (21:07 uur)
- dodelijk gif op 29 september 2015 (20:58 uur);
- nek breken op 4 oktober 2015 (21:33 uur);
- overlijden voor definitieve echtscheiding op 4 oktober 2015 (22:17 uur);
- dodelijke kruiden op 7 oktober 2015 (01:17 uur);
- vergiften op 7 oktober 2015 (02:02 uur);
- dodelijke wurggreep op 13 oktober 2015 (23:45 uur);
- overlijden tijdens echtscheiding op 14 oktober 2015 (14:18 uur);
- wurggreep politie op 25 oktober 2015 (01:26 uur);
- wurggreep op 26 oktober 2015 (00:24 uur);
- nekklem op 6 november 2015 (14:32 uur).
Verder is nog met de telefoon gezocht op de term “verstikking greep”, maar hiervan is geen tijdstempel achterhaald. [20]
Onderzoek aan de router in de woning van de verdachte (IP-adres [IP-adres] ) wees uit dat vanaf voornoemd IP-adres op 4 oktober 2015 contact werd gezocht met de site [sitenaam] . Hierbij werden de volgende zoektermen ingevuld:
- gebeurt-nek-omdraait-ga-hieraan (om 19.38.30 uur);
- gebroken-nek-opslag-dood (om 19.38.20 uur);
- gebroken-nek-opslag-dood (om 19.36.01 uur). [21]
De verdachte heeft verklaard dat hij voor het overlijden van [slachtoffer] op internet een keer op de term “nekklem” heeft gezocht naar aanleiding van een item in het journaal over Mitch Henriquez. Hij vroeg zich af wat een nekklem was, hoe die tot stand kwam en hoe de politie dat deed. [22] Ook heeft hij verklaard dat hij bij deze zoekterm de hem getoonde afbeeldingen heeft gezien waarbij wordt beweerd dat een jiu jitsu-leraar niet uit een nekklem kan komen. [23]
Ook heeft de verdachte verklaard dat hij op internet heeft gezocht op de termen “dodelijk bij inhaleren”, “dodelijk gif”, “dodelijke kruiden”, “gebroken nek opslag dood”, “dodelijke wurggreep” en “wat gebeurt er bij scheiden als iemand voortijdig overlijdt.” [24]
Overweging
De rechtbank stelt vast dat de verdachte voorafgaand aan de dood van [slachtoffer] op 7 november 2015, laatstelijk op 6 november 2015, meermalen op internet heeft gezocht door zoektermen in te voeren die verband houden met het heimelijk om het leven brengen van een persoon. Ook heeft hij meermalen op internet gezocht door zoektermen in te voeren als “erven bij scheiding” en “overlijden voor definitieve echtscheiding”.
De verdachte heeft verklaard dat als hij iets niet begreep, hij dit opzocht op internet. Ook zocht hij op zaken die hij was tegengekomen bij het kijken van een misdaadprogramma op televisie. De zoektermen die betrekking hadden op overlijden tijdens of voor scheiding had hij gebruikt om zich te informeren, over wat er zou gebeuren als hij of [slachtoffer] zou komen te overlijden.
De rechtbank acht deze verklaringen van de verdachte niet aannemelijk. De verdachte heeft desgevraagd geen concrete informatie kunnen geven over welk televisieprogramma hij had bekeken en wat zijn concrete vraag was toen hij de zoekterm invoerde. Uit de door de verdachte gebruikte zoektermen valt af te leiden dat de verdachte zocht op termen die verband houden met manieren om iemand heimelijk om het leven te brengen. In de maand voor het overlijden van [slachtoffer] tot laatstelijk op de dag voor haar overlijden zocht de verdachte diverse malen op termen die verband houden met het doden van een persoon door middel van geweld op de nek/hals (nek breken, dodelijke wurggreep, gebroken nek, op slag dood en nekklem). De termen wurggreep en nekklem passen bij de doodsoorzaak van [slachtoffer] , te weten samendrukkend geweld op de hals. De zoektermen zijn dan ook gerelateerd aan het gepleegde feit. Daar komt nog bij dat de aangehaalde zoektermen werden gebezigd in combinatie met zoektermen die zien op overlijden tijdens of voor een definitieve scheiding. De zoekgeschiedenis op 4 oktober 2015 is daarvoor illustratief. Opvallend is ook dat de verdachte ongeveer een maand voor het overlijden van [slachtoffer] is gaan zoeken op termen die verband houden met geweld op de hals. Daarvoor zocht hij hier niet op en ook na het overlijden van [slachtoffer] heeft de verdachte, tot zijn aanhouding op 13 november 2015, hier niet meer op gezocht.
Sporenbeeld op de plaats delict en het lichaam van [slachtoffer]
Op de plaats delict heeft uitgebreid onderzoek plaatsgevonden naar sporen.
De nagels van het slachtoffer werden op de plaats delict bemonsterd. [25] Op de kopse kant van de nagels van de rechterhand werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van celmateriaal van minimaal twee donoren. De kans dat de bemonstering van het spoor DNA bevat van [slachtoffer] , de verdachte en een onbekende, niet verwante persoon is extreem veel waarschijnlijker dan dat de bemonstering van het spoor DNA bevat van [slachtoffer] en twee onbekende, niet verwante personen. [26]
Tijdens de sectie werden opnieuw sporen veiliggesteld en opgestuurd naar het NFI, [27] waarbij de onderkant van de nagels werd bemonsterd. [28] Onder de nagel van de middelvinger en de ringvinger van de rechterhand werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van [slachtoffer] en de verdachte. [29]
Op de plaats delict werd de kleding van [slachtoffer] bemonsterd. [30]
Op de rechtermouw van het vest werd op de boven en onderkant van zowel de voorkant als de achterkant DNA van verdachte aangetroffen. Verder werd op de achterzijde bovenaan, bij de overgang schouder/nek, DNA aangetroffen van de verdachte. [31]
Op het linkergedeelte van de rug werd een DNA-mengprofiel aangetroffen. [32] De kans dat de bemonstering van dit spoor DNA bevat van [slachtoffer] en de verdachte is extreem veel waarschijnlijker dan de kans dat de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en een onbekende, niet verwante persoon. [33]
Op het rechtergedeelte van de rug werd een DNA-mengprofiel aangetroffen. Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte en het andere profiel matcht met [slachtoffer] . [34]
De op de salontafel in de woonkamer aangetroffen sigarettenpeuken in een asbak en het lege koffiekopje werden bemonsterd. [35] Op het lege koffiekopje aan de linkerzijde van de bank werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. De verdachte kon niet worden uitgesloten als donor van het celmateriaal.
Op een van de peuken in de asbak werd DNA aangetroffen, waarvan het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte. [36]
Verweer van de verdediging ten aanzien van DNA sporenonderzoek
De verdediging heeft betoogd dat geen waarde aan het DNA materiaal op en onder de vingernagels kan worden gehecht, nu de bemonstering van sporenmateriaal - kort gezegd - onnauwkeurig zou zijn verlopen. Daarbij heeft zij verwezen naar de ter zitting gehoorde DNA-deskundige Herbergs, die heeft verklaard dat verplaatsing van DNA-sporen mogelijk is.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat er geen enkele concrete aanwijzing is dat het DNA-onderzoek onnauwkeurig zou zijn verlopen. Zij verwerpt daarom het gevoerde verweer.
Overweging
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van de verdachte en het sporenbeeld in de woning vast dat de verdachte op de avond van het overlijden van [slachtoffer] samen met haar in haar woning is geweest.
De vraag is of de verdachte als dader kan worden aangemerkt dan wel juist kan worden uitgesloten op basis van de resultaten van het onderzoek van het aangetroffen DNA-materiaal. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op het hemdje dat [slachtoffer] droeg onder haar huispak werd DNA aangetroffen van minimaal één onbekende (mannelijke) persoon. Daarnaast werden op het vest DNA sporen aangetroffen, die niet afkomstig waren van [slachtoffer] . Op de onderkant van de linkermouw van het vest werd een onvolledig DNA-mengprofiel van minimaal twee mannen aangetroffen, waarbij de verdachte niet kon worden uitgesloten als celdonor. De aangetroffen DNA sporen op het hemd en de mouw van het vest waren niet afkomstig van een en dezelfde persoon.
Op het linkerpand werd bij de overgang schouder/nek, naast het DNA van [slachtoffer] , een DNA-spoor aangetroffen van minimaal één andere persoon. Van dit spoor kon echter niet worden beoordeeld of de verdachte al dan niet kan worden uitgesloten als één van de celdonoren.
Tenslotte werden er additionele kenmerken van DNA van een onbekende persoon op de kopse kant van de nagels van de rechterhand van [slachtoffer] aangetroffen.
De vraag is dan of deze sporen duiden op een dader, niet zijnde de verdachte.
Ter zitting is DNA-deskundige Aarts gehoord. Hij heeft verklaard dat hij op basis van een DNA profiel niet kan zeggen hoe het DNA spoor daar terecht is gekomen. Wel kan hij aangeven, indien zich een bepaald scenario voltrekt, hoe aannemelijk het is het DNA van de dader dan op bepaalde plaatsen aan te treffen. Daarbij moeten zoveel mogelijk de concrete omstandigheden van dat scenario worden meegenomen en meegewogen. De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen voortvloeiende uit het onderzoek van DNA-sporenmateriaal op die manier geïnterpreteerd dienen te worden. Het aangetroffen DNA-materiaal dat matcht met het DNA van de verdachte, past in het sporenbeeld dat kan worden verwacht bij het om het leven brengen van een persoon door middel van samendrukkend geweld op de hals/nek, waarbij deze persoon van achteren wordt aangevallen. Zo werd DNA dat matcht met het DNA van de verdachte aangetroffen op het linker- en rechtergedeelte van de rug van [slachtoffer] , op de rechtermouw en het rechter schouder/nek gedeelte van het vest van [slachtoffer] en onder de nagels van de midden- en ringvinger van de rechterhand van [slachtoffer] . De verdachte kon niet worden uitgesloten als celdonor van DNA op de linkermouw van het vest en de kopse kant van de nagels aan de rechterhand van [slachtoffer] .
Hierna zal de rechtbank ingaan op mogelijke duiding van vreemd DNA aan de hand van alternatieve scenario’s.
Scenario’s:
De rechtbank ziet zich in dit verband voor de vraag gesteld of een ander scenario, zoals verdachte heeft aangevoerd en waarin hij niet degene is die [slachtoffer] om het leven heeft gebracht, reëel mogelijk is, bijvoorbeeld een woningoverval waarbij [slachtoffer] om het leven is gebracht.
De verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat hij op 7 november 2015 tussen 18:00 uur en 20:00 uur bij [slachtoffer] op bezoek is geweest. Ter zitting van 15 september 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij, gelet op het Facebookgebruik van [slachtoffer] op 7 november 2015, om 19:00 uur of 19:05 uur bij [slachtoffer] binnen moet zijn gekomen. Gelet op het Facebookgebruik vanaf 20:12 uur moet hij volgens hem toen al weer weg zijn geweest. In de tijd dat de verdachte bij [slachtoffer] was, was zij volgens hem immers niet met haar telefoon of iPad bezig.
Uitgaande van deze verklaring zou dit betekenen dat [slachtoffer] bij het verlaten van de woning door de verdachte nog in leven zou zijn geweest. Gelet op het Facebookgebruik zou er dan na 20:28 uur een onbekende persoon in de woning moeten zijn gekomen. Uitgaande van getuigenverklaringen die inhouden dat [slachtoffer] ’s avonds de voordeur niet opende voor onbekenden zou deze persoon dan via de dan openstaande balkondeur de woning moeten hebben betreden. Gezien de koffiekopjes op de salontafel, waarbij het lege kopje van verdachte nog op tafel stond en het kopje van [slachtoffer] nog voor driekwart vol was, zou dit vlak na het vertrek van de verdachte gebeurd moeten zijn. Op dat moment, (het was al donker gezien het tijdstip) zou deze persoon dan moeten hebben gezien dat er licht brandde in de woning en dat de televisie aanstond. Dit leidt de rechtbank af uit de verklaring van verbalisant [verbalisant] en de buurvrouw die beiden hebben aangegeven dat je door de lamellen voor het raam van de woonkamer van [slachtoffer] heen licht kon zien schijnen. Niet wetende wie in de woning zou zijn, zou deze persoon dan toch besloten moeten hebben om de woning te betreden, waarbij deze persoon dan [slachtoffer] in de keuken aangetroffen zou hebben. In plaats van na binnenkomst de woning direct weer te verlaten, zou deze persoon er dan voor gekozen moeten hebben om [slachtoffer] aan te vallen. Niet om haar tijdelijk uit te schakelen om de vlucht uit de woning mogelijk te maken, maar door haar direct te doden. Vervolgens zou deze persoon dan enkele deurtjes van meubelstukken geopend moeten hebben op zoek naar voorwerpen om weg te nemen. Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat de openstaande kastjes niet zijn doorzocht. Waardevolle voorwerpen in de woning die voor het grijpen lagen zoals een telefoon, iPad, muntstukken, bankpasjes en horloge, lagen bovendien nog in de woning. De rechtbank acht dit alternatieve scenario dan ook niet aannemelijk.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat wellicht geld van de alimentatie uit de woning zou zijn weggenomen, overweegt de rechtbank dat niet gebleken is en bovendien ook niet aannemelijk is dat [slachtoffer] een grote som geld in de woning had liggen. [slachtoffer] had de gewoonte om de contanten van de alimentatie na ontvangst op haar bankrekening te storten. Zo appte zij op 17 september 2015 naar haar dochter dat zij die morgen € 800,- gaat storten bij de Rabobank. De alimentatie van de maand november had zij in elk geval niet meer in huis, want op 6 november 2015 appte zij om 21:45 uur naar de verdachte dat zij de volgende keer zou betalen voor het eten, maar dit nu niet te kunnen doen omdat zij nog niet had gepind.
Dan zou het nog zo kunnen zijn dat [slachtoffer] vlak na het vertrek van [verdachte] een persoon in haar woning zou hebben binnengelaten en deze persoon haar, om onduidelijke redenen, om het leven zou hebben gebracht. Ook voor dit scenario bestaat geen enkel aanknopingspunt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat enig persoon een motief zou hebben gehad om [slachtoffer] te doden.
Tussenconclusie II
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen enkel aanknopingspunt gevonden dat het aangetroffen DNA van onbekende personen in verband zou kunnen worden gebracht met de dood van [slachtoffer] . Bij het horen van de DNA-deskundigen ter zitting is gebleken dat het niet vreemd is dat een persoon vreemd DNA op zich draagt. Sterker nog, het is te verwachten dat personen die normale omgang hebben met andere individuen DNA sporen van die individuen op zich dragen. Daarnaast is het zo dat een DNA spoor niet meteen ook een daderspoor is. Daarvoor dienen de omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen. Op de dag van haar overlijden heeft [slachtoffer] nog tezamen met anderen buitenshuis gewerkt, waarbij zij in contact is gekomen met andere personen en hotelkamers heeft gereinigd. De omstandigheden van het geval in aanmerking nemend, zijn de aangetroffen DNA sporen van onbekende personen niet aan te merken als dadersporen. Elke concrete aanwijzing voor het duiden van de aangetroffen DNA sporen van een onbekende als daderspoor ontbreekt in het licht van hetgeen hiervoor onder de eventuele alternatieve scenario’s is besproken.
De verdachte heeft verklaard dat zijn DNA op het lichaam en de kleding van [slachtoffer] het gevolg is van een omhelzing/knuffel. De rechtbank realiseert zich dat deze verklaring voor het sporenbeeld niet geheel kan worden uitgesloten. Echter, dit verklaart geenszins dat DNA van verdachte onder de vingernagels van [slachtoffer] is aangetroffen. Dit spoor pas niet bij een knuffel maar past bij krabben of het zich afweren en is in die zin wel een daderspoor.
Gelet op de omstandigheden dat de verdachte op de avond van de dood van [slachtoffer] in haar woning aanwezig is geweest, dat na het vertrek van de verdachte geen teken van leven van [slachtoffer] meer is gebleken, dat de verdachte voorafgaand aan haar dood meermalen heeft gezocht op termen als wurggreep en nekklem, welke zoektermen aansluiten bij de doodsoorzaak van [slachtoffer] en het aantreffen van DNA van de verdachte op plaatsen op het lichaam van [slachtoffer] welke passen bij het delictscenario, stelt de rechtbank vast dat de verdachte, [slachtoffer] in de avond van 7 november 2015 van het leven heeft beroofd.
Omtrent het motief van de verdachte om [slachtoffer] om het leven te brengen overweegt de rechtbank het volgende.
Motief
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij financieel in zwaar weer zou komen, indien de scheiding tussen hem en [slachtoffer] door zou gaan. Uit het gedrag van de verdachte voorafgaand aan het om het leven brengen van [slachtoffer] , blijkt hoe groot zijn belang was om de hypotheek van zijn woning rond te krijgen. Hij wilde hoe dan ook zijn woning behouden. Verkopen was geen optie zo heeft hij letterlijk aan zijn bank bericht. Hij heeft geprobeerd om met valse gegevens de hypotheek op zijn naam te krijgen. Bij de aanvraag voor de hypotheek verzweeg hij opzettelijk dat hij alimentatie betaalde en dat hij zijn pensioen zou moeten delen bij echtscheiding. Ook verzweeg hij dat hij een persoonlijke lening had afgesloten. Hij stuurde aan de ING-bank zelfs een speciaal daartoe valselijk opgesteld echtscheidingsconvenant, waarin hij - in strijd met de waarheid - vermeldde dat hij met [slachtoffer] was overeengekomen dat geen alimentatie zou worden betaald en dat [slachtoffer] afzag van het ontvangen van partnerpensioen. De alimentatie werd opzettelijk contant aan [slachtoffer] betaald, om te verhinderen - zo verklaarde de verdachte bij de politie - dat de ING achter zijn alimentatieverplichting zou komen. Op 22 oktober 2015 verviel de offerte voor de hypotheekverstrekking. De verdachte stuurde in die periode een e-mailbericht dat hij geen gebruik meer wenste te maken van de offerte, omdat hij en [slachtoffer] een mediator hadden en de scheiding geen doorgang zou vinden. Dit terwijl [slachtoffer] op 21 oktober 2015 nog naar haar dochter appte dat het uit was met de verdachte, dat zij hem had geblokkeerd, dat haar dochter daar niet verdrietig om hoefde te zijn en dat zij blij was dat zij er nu achter was wat zij wilde, dat zij er geen traan om gelaten had en dat zij er klaar mee was. Dat deze beslissing ook bij de verdachte bekend was, blijkt uit het feit dat de verdachte op 22 oktober 2015 een bericht naar [slachtoffer] stuurde waarin hij opmerkte dat [slachtoffer] hem blijkbaar had geblokkeerd en dat hij het jammer vond dat zij de relatie geen kans meer wilde geven. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat er eigenlijk geen sprake was van een mediator.
In het licht van het bovenstaande moet het voor verdachte op 22 oktober 2015 helder zijn geweest dat hij geen hypotheek zou krijgen en dat [slachtoffer] niet met hem verder wilde.
Verder is gebleken dat de verdachte grote geldbedragen spendeerde aan zijn buitenechtelijke relaties. Per bezoek gaf hij aan zijn beide vriendinnen tot wel € 500,- uit. Ook tussentijds maakte hij aan hen per bank forse bedragen over. Deze bezoekjes waren voor de verdachte zeer belangrijk hetgeen hem er zelfs toe bracht hiervoor geld van de Vereniging van Eigenaren van zijn wooncomplex te misbruiken. De uitgaven leidden tot aanzienlijke schulden bij de creditcardmaatschappij van de verdachte en bij de ING, maar ook dit weerhield verdachte er niet van met de dames te stoppen. In het geval van een echtscheiding zou verdachte deze bedragen niet meer te besteden hebben.
De stelling van verdachte is dat hij geen motief had om [slachtoffer] om het leven te brengen. Er zou sprake zijn van een heimelijke verzoening tussen de verdachte en [slachtoffer] en de verdachte zou voornemens zijn om het uit te maken met zijn vriendinnen.
De rechtbank acht de gestelde verzoening niet aannemelijk nu dit nergens uit valt af te leiden. Noch uit het gedrag van verdachte, die in de gehele periode zeer intensief contact onderhield met zijn twee vriendinnen aan wie hij op 7 november 2015 nog amoureuze appjes stuurde en die hij kort van te voren nog bezocht had en aan wie hij ook na het overlijden van [slachtoffer] nog steeds forse geldbedragen spendeerde. Noch uit het gedrag van [slachtoffer] die de relatie op 21 oktober 2015 had uit gemaakt en die tegenover diverse getuigen en ook via appjes en sms’jes ongevraagd verklaarde dat zij klaar was met de verdachte, laatstelijk nog op 4 november 2015 tegenover haar nichtje. Alhoewel er kort voorafgaand aan de dood van [slachtoffer] weer liefdevolle berichten over en weer werden verstuurd, blijkt uit voornoemde berichten van [slachtoffer] aan anderen dat zij juist niet van plan was om terug te keren naar de verdachte, maar hem, tot de financiële afwikkeling van de echtscheiding achter de rug was, te vriend wilde houden.
Moord of doodslag?
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Met andere woorden: is er sprake van moord of doodslag?
Voor ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat de verdachte enige tijd heeft gehad om zich te beraden, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Of voorbedachten rade bewezen kan worden, hangt sterk af van de gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de wijze waarop het feit is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van dat feit.
De verdachte heeft het aan hem tenlastegelegde steeds ontkend. De rechtbank heeft daarom geen inzicht gekregen in de gedachtegang van de verdachte ten tijde van de uitvoering van de levensberoving van [slachtoffer] . De rechtbank kan daarom de vraag of sprake is van handelen met voorbedachten rade slechts beantwoorden door hierbij de feiten en omstandigheden voorafgaand aan het doden van [slachtoffer] te betrekken.
De verdachte heeft geruime tijd voor het om het leven brengen van [slachtoffer] meermalen op internet gezocht naar manieren om iemand heimelijk om het leven te brengen. Ook heeft de verdachte meermalen gezocht op zoektermen die verband houden met het overlijden voor of tijdens een (definitieve) scheiding, soms zelfs op dezelfde dag met korte tussenpozen tussen beide zoektermen. Op 6 november 2015, de dag voor het doden van [slachtoffer] , heeft hij nog op de zoekterm “nekklem” gezocht en daarbij foto’s bekeken waarop wordt uitgelegd hoe je een nekklem moet aanleggen. Een dag later doodt hij [slachtoffer] door middel van samendrukkend geweld op de hals. De verdachte heeft voorafgaand aan het doden van [slachtoffer] omstreeks 22 oktober 2015 in strijd met de waarheid aan zijn bank gemaild dat hij een mediator had en dat een scheiding van de baan was en dat hij daarom afzag van de gevraagde hypotheek. Vervolgens heeft de verdachte op 4 november 2015 zijn advocaat laten weten dat de scheiding niet door zou gaan. Kennelijk wilde de verdachte hiermee zijn motief om [slachtoffer] van het leven te beroven verhullen.
De rechtbank heeft in dit verband ook acht geslagen op een bericht dat de verdachte in de ochtend van 7 november 2015 aan een van de vrouwen waarmee hij tijdens zijn huwelijk en na het overlijden van [slachtoffer] een betaalde relatie onderhield, verstuurde. In dit bericht geeft hij aan dat hij die dag tot zijn spijt niet kan komen, omdat hij zich niet lekker voelt. Echter, het feit dat hij zich niet lekker voelde heeft hem er niet van weerhouden om die dag wel bij [slachtoffer] op bezoek te gaan - en haar om het leven te brengen.
Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte op basis van een duidelijk vooropgezet plan en onmiskenbare voorbereidingshandelingen [slachtoffer] van het leven heeft beroofd. De verdachte heeft zich gedurende een ruim tijdsverloop beraden op zijn besluit om [slachtoffer] te doden en gelegenheid gehad over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Aan deze vaststelling verbindt de rechtbank de gevolgtrekking dat sprake is van handelen met voorbedachten rade en dus moord.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 7 november 2015 in de gemeente Kerkrade [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door opzettelijk met zijn, verdachtes, arm(en) en/of hand(en) en/of anderszins (uitwendig mechanisch) samendrukkend geweld uit te oefenen op de hals van die [slachtoffer] , tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Moord
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Psycholoog Gresnigt heeft over de geestvermogens van de verdachte op 3 oktober 2017 een rapport uitgebracht. Omdat de verdachte het tenlastegelegde heeft ontkend, was het opstellen van een delictscenario niet mogelijk. Hierdoor bleek het niet mogelijk om de relatie tussen de vastgestelde problematiek van de verdachte en het tenlastegelegde vast te stellen. De mate van toerekenen kan niet worden beoordeeld.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren met aftrek van de duur van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren niet op zijn plaats is. Er is geen sprake van strafverzwarende omstandigheden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft volgens een vooropgezet plan zijn vrouw, met wie hij 37 jaar getrouwd was en die de moeder van zijn dochter was, vermoord. Terwijl zij nietsvermoedend in haar keuken een sigaret draaide, heeft de verdachte haar van achteren vastgegrepen en haar door een verwurging/nekklem om het leven gebracht.
De verdachte en [slachtoffer] waren al een aantal maanden uit elkaar. Hun huwelijk kwam in zwaar weer terecht nadat de verdachte meerdere malen bleek te zijn vreemdgegaan. De verdachte wilde spanning en avontuur. Na het overlijden van zijn vader in 2014 kwam de verdachte tot de conclusie dat hij tot dan alleen maar had gewerkt voor zijn gezin. Hij wilde meer uit zijn leven halen. De verdachte realiseerde zich dat hij door een definitieve scheiding zijn woning zou kwijtraken, zijn pensioen en de spaartegoeden zou moeten delen en aanzienlijk minder aan zijn vriendinnen zou kunnen besteden. Dit kon hij kennelijk niet verkroppen, en dit bracht hem ertoe een zeer egoïstische en onomkeerbare beslissing te nemen, namelijk om [slachtoffer] van het leven te beroven. Hij stelde zijn financieel belang en eigen behoeften boven het recht op leven van zijn vrouw. Dit leidde ertoe dat hij zijn plan omzette in een daad, enkel met het doel om de door hem gewenste levensstijl te kunnen voortzetten en te bekostigen. Deze beslissing is des te schrijnender, omdat de verdachte wist dat hij hiermee zijn dochter haar moeder zou ontnemen en hiermee aan haar onherstelbaar leed zou toebrengen. Het verdriet van de dochter over het verlies van haar moeder is door haar op indringende wijze tijdens de zitting naar voren gebracht. Tijdens haar vakantie vernam zij via internet dat haar moeder was overleden. Tot overmaat van ramp werd niet veel later haar vader als verdachte aangehouden. De rechtbank realiseert zich dat de verschrikkelijke situatie waarin zij verkeert na vandaag niet minder zal zijn, nu zij heeft verklaard overtuigd te zijn van de onschuld van haar vader.
Vanwege de ernst van het feit past louter de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. De wetgever heeft voor moord als maximumstraf een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste 30 jaren vastgesteld. Voor levensdelicten bestaan binnen de rechtspraak geen landelijke oriëntatiepunten. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar uitspraken die in Nederland in soortgelijke zaken zijn gedaan en acht geslagen op het blanco strafblad van de verdachte.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren geëist. Daarbij heeft hij verwezen naar de straffen die in het verleden zijn opgelegd voor moord, te weten gevangenisstraffen tussen de 15 en 20 jaren. De verdediging heeft betoogd dat er geen strafverzwarende omstandigheden zijn, zodat een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren niet aan de orde is. De rechtbank is evenwel een andere opvatting toegedaan. Zij ziet in de omstandigheid dat de verdachte zijn vrouw - waarmee hij 37 jaren getrouwd is geweest - om het leven heeft gebracht, juist wel een strafverzwarende omstandigheid.
[slachtoffer] was bij de verdachte weggegaan wegens relationeel bedrog. Sinds enkele maanden was zij bezig haar nieuwe leven op te bouwen in haar eigen woning. Een nieuw leven waar zij langzaam aan begon te wennen maar dat verdachte haar niet gegund heeft. De verdachte heeft [slachtoffer] in haar eigen woning, de plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen, vermoord. Het is haast niet voor te stellen wat [slachtoffer] gedacht moet hebben, toen zij nietsvermoedend door de man waarmee zij een groot deel van haar leven lief en leed had gedeeld, werd vastgegrepen en wat zij gevoeld moet hebben toen duidelijk werd dat uitgerekend deze man haar het leven ontnam. [slachtoffer] was niet bij machte om zich tegen deze aanval te verdedigen. De verdachte heeft een uitermate laffe daad begaan.
De verdachte is bij zijn handelen koelbloedig en uitermate berekenend te werk gegaan. Nadat hij [slachtoffer] had vermoord heeft hij in haar woning een inbraak in scene gezet, om de werkelijke toedracht te verhullen. Het kan niet anders dan dat de hiervoor vermelde door de verdachte aan [slachtoffer] verzonden berichten van 7 november 2015 om 21:44 uur: “Ben zelf ook niet gaan halen. Ga nog een stukje lopen. Kom misschien nog langs..Dikke moel wa” en om 21:50 uur: “???? Slaap je al…..Dan slaap maar verder. Tot morgen” door hem zijn verstuurd teneinde te misleiden en te verbergen dat hij wist dat [slachtoffer] op die tijdstippen al dood was, kortom om de waarheid te bemantelen en het te doen voorkomen dat hij zijn gebruikelijke dagelijkse activiteiten, namelijk het bezoeken van de McDonalds, op die dag had voortgezet. Daar komt bij dat uit de resultaten van het telecom-onderzoek en het verhoor bij de politie is gebleken dat de verdachte liegt over het tijdstip waarop hij op 8 november 2015 richting Bergen op Zoom naar een vrouw waarmee hij contacten onderhield, is vertrokken. De verdachte verklaart bij de politie dat hij daar in de ochtend, rond 08.00 uur/08.30 uur, is aangekomen. In werkelijkheid kwam hij daar in de nacht rond 02:30 uur aan, zo heeft de verdachte later toegegeven. Uit het feit dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij daar in de vroege ochtend zou zijn aangekomen leidt de rechtbank af dat de verdachte het ook hier heeft willen doen voorkomen dat hij in de tijd na de moord zijn normale bezigheden op de gebruikelijke tijdstippen heeft voortgezet. Verder heeft de verdachte op 11 november 2015 aan een van zijn minnaressen een smsje gestuurd, waarin hij haar instrueert om tegen de politie te zeggen - strijd met de waarheid - dat zij al drie maanden geen contact meer hebben gehad. Kennelijk deed de verdachte dit om zijn motief te verhullen.
Ook heeft de verdachte - zowel bij de politie als op de terechtzitting - onder meer voor wat betreft het door hem gestelde tijdstip waarop hij op 7 november 2015 bij [slachtoffer] aanwezig is geweest, naar gelang hij over meer gegevens beschikte, wisselende verklaringen afgelegd dan wel zijn verklaringen aan die gegevens aangepast. De rechtbank komt tot deze constatering na het bekijken en beluisteren van alle audiovisueel vastgelegde politieverhoren van de verdachte. De verdachte heeft in die verhoren herhaaldelijk leugenachtig verklaard, in de opvatting van de rechtbank om zijn motief en de werkelijke gang van zaken op 7 en 8 november 2015 te verhullen.
Het hiervoor weergegeven handelen van de verdachte acht de rechtbank strafverzwarend.
Alles overwegend acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden en zij zal deze dan ook overnemen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. van Blaricum, voorzitter, mr. J.H. Klifman en mr. M.E.M.W. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 maart 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 07 november 2015 in de gemeente Kerkrade [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door opzettelijk met zijn, verdachtes, arm(en) en/of hand(en) en/of anderszins (uitwendig mechanisch) samendrukkend geweld uit te oefenen op de hals en/of keel van die [slachtoffer] , tengevolge
waarvan die [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 07 november 2015 in de gemeente Kerkrade [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door opzettelijk met zijn, verdachtes, arm(en) en/of hand(en) en/of anderszins (uitwendig mechanisch) samendrukkend geweld uit te oefenen op de hals en/of keel van die [slachtoffer] , tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, proces-verbaalnummer 2015207451, gesloten d.d. 19 januari 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 3450, alsmede de nagekomen, niet doorgenummerde stukken.
2.Het proces-verbaal van onnatuurlijke dood d.d. 16 november 2015, p. 575, 576 en 577.
3.Het proces-verbaal van bemonstering en berging slachtoffer d.d. 6 mei 2016, p. 2243 en 2244.
4.Het proces-verbaal van onnatuurlijke dood d.d. 16 november 2015, p. 576.
5.Het proces-verbaal van bemonstering en berging slachtoffer d.d. 6 mei 2016, p. 2243, 2246 en 2251 (foto’s FO-31-07 en FO-31-08).
6.Het geschrift, te weten het sectierapport d.d. 12 december 2015, p. 2328, 2336 en 2345.
7.Het proces-verbaal van bemonstering en berging slachtoffer d.d. 6 mei 2016, p. 2243, 2244 en 2245.
8.Het geschrift, te weten een schouwrapport, p. 2296.
9.Het proces-verbaal van onnatuurlijke dood d.d. 16 november 2015, p. 576.
10.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 7 maart 2018 (aan de hand van de foto’s op pagina 2203, 2207 (foto FO-29-32), 2208, 2250, 2251 (foto FO-31-07), 2252 (foto FO-31-09) en 2253 (foto FO-31-11).
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 8 november 2015, p. 116.
12.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2016, p. 130.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 8 november 2015, p. 116.
14.Het geschrift, te weten een rapport inzage activiteitenlogboek Facebookaccount [slachtoffer] d.d. 10 mei 2015, p. 461.
15.Het proces-verbaal van tactisch onderzoek Apple Iphone 6 d.d. 12 november 2015, p. 666 en 667.
16.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] d.d. 10 november 2015, p. 90 en 112.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] d.d. 8 november 2015, p. 90 en 91.
18.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 22 september 2017 afgelegd.
19.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 15 september 2017 afgelegd.
20.Het geschrift, te weten het NFI rapport over het onderzoek naar de gegevens in een smartphone d.d. 24 november 2017.
21.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2016, p. 767.
22.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 13 juli 2017 afgelegd.
23.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 9 maart 2018 afgelegd.
24.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 13 juli 2017 afgelegd.
25.Het proces-verbaal van bemonstering en berging slachtoffer d.d. 6 mei 2016, p. 2244 en 2245.
26.Het geschrift, te weten een rapport van DNalysis d.d. 31 januari 2018, niet doorgenummerd, in combinatie met het proces-verbaal d.d. 28 februari 2018, niet doorgenummerd (spoor AAIQ6839NL).
27.Het proces-verbaal van sporenonderzoek sectie d.d. 16 november 2015, p. 2314.
28.De verklaring van de deskundige ter terechtzitting d.d. 30 januari 2018 afgelegd.
29.Het geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 29 februari 2016, p. 1304 en 1306, in combinatie met de verklaring van de deskundige ter terechtzitting d.d. 30 januari 2018 afgelegd (spoor ZAAC3928NL#03) en het geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 21 april 2016, p. 1318, in combinatie met de verklaring van de deskundige ter terechtzitting d.d. 30 januari 2018 afgelegd (spoor ZAAC3928NL#04).
30.Het proces-verbaal van bemonstering en berging slachtoffer d.d. 6 mei 2016, p. 2244 en 2245.
31.Het geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 21 april 2016, p. 1319, in combinatie met het geschrift, te weten foto’s van het onderzoeksmateriaal, p. 1312 (spoor AAIS8009NL#03, #04 en #05).
32.Het geschrift, te weten een rapport van DNalysis d.d. 19 oktober 2016, p. 1348 (spoor AAIQ6858NL#04).
33.Het geschrift, te weten een rapport van DNalysis d.d. 31 januari 2018, niet doorgenummerd (spoor AAIQ6858NL#04).
34.Het geschrift, te weten een rapport van DNalysis d.d. 19 oktober 2016, p. 1348 (spoor AAIQ6860NL#01).
35.Het proces-verbaal van sporenonderzoek woning [adres 2] , Kerkrade d.d. 20 november 2015, p. 2303 en 2304.
36.Het geschrift, te weten een rapport van DNalysis d.d. 7 maart 2016, p. 1287 en 1288 (spoor AAFU7786NL, koffiekopje en spoor AAFU7791NL#01, peuk).