3.3Het oordeel van de rechtbank
Aantreffen van het slachtoffer en de plaats delict
Op zondag 8 november 2015 kregen verbalisanten de opdracht te gaan naar de woning aan de [adres 1] te Kerkrade. De bewoonster, [slachtoffer] , was die ochtend niet op haar werk verschenen. Om 12:00 uur waren de verbalisanten ter plaatse. Bij het slaan tegen het raam van de balkondeur, sprong de deur naar buiten toe open. Verbalisanten betraden via de balkondeur de woning. In de keuken, op de grond, werd het levenloze lichaam van [slachtoffer] aangetroffen. Haar lichaam voelde koud aan en de huid was stijf. Bij het duwen tegen de schouder werd geconstateerd dat haar lichaam stijf was.Rond haar lichaam lagen tabaksvezels.
De deuren van de kast onder de televisie en de deurtjes en lades van een dressoir stonden open. In de keuken waren diverse kasten geopend. In de woonkamer lag een tas op de grond. In de gang, richting de voordeur, lag een vaas op de grond. Op de bank in de woonkamer werden onder andere muntgeld, een bankpas en een zwarte portefeuille aangetroffen.Op de bank lagen een telefoon en een iPad. Op de tafel in de woonkamer lag een horloge.
Doodsoorzaak [slachtoffer]
Het lichaam van [slachtoffer] werd door patholoog dr. F.R.W. van de Goot onderzocht. In het obductieverslag staat onder meer te lezen dat er links hoog in de hals vlekkige violette huidverkleuringen te zien waren met daarin meerdere oppervlakkige huidkrassen en indrogingen. Ook aan de onderzijde van de kin werden deze aangetroffen. Er was sprake van kleine diepgelegen bloeduitstortingen voor de halswervelkolom. De schedelhuid vertoonde een forelaspect, verduidelijkt als een dichte spikkeling door vele puntvormige bloeduitstortinkjes, een typisch stuwingsfenomeen.
Links aan het gelaat en aan de linkerschouder werd een uitgebreide onderhuidse bloeduitstorting geconstateerd. Er waren diverse kleinere huidkneuzingen aan onder andere de lip, armen en benen. Met name het letsel aan het gelaat en de linker schouder was het gevolg van inwerking van uitwendig substantieel botsend mechanisch geweld, zoals bijvoorbeeld kan intreden bij herhaaldelijk slaan, vallen of combinaties daarvan.
Links hoog aan de hals werden huidkneuzingen geconstateerd. Tevens werden op die plek bloeduitstortingen in de weke delen van de hals geconstateerd met daarbij tekenen van bloedstuwing in het aangezicht en bindvliezen van de ogen. Ook waren er puntbloedingen op verschillende orgaanoppervlakken. De onderzochte letsels werden min of meer gelijktijdig en kort voor het overlijden opgelopen.
De patholoog komt naar aanleiding van het onderzoek aan het lichaam tot de conclusie dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van samendrukkend geweld op de hals. Dit tezamen met substantieel botsend geweld op onder andere hoofd en linkerschouder. Een andere doodsoorzaak was niet aanwijsbaar.
Verweer van de verdediging ten aanzien van de doodsoorzaak en conclusie
De verdediging heeft betoogd dat de doodsoorzaak niet afdoende is komen vast te staan. Er werden vezelsporen in de mond en neus van het slachtoffer aangetroffen. De forensisch arts concludeerde in eerste instantie dat er mogelijk geweld op de mond was uitgeoefend. De verdediging leidt hieruit af dat smoren daarom niet kan worden uitgesloten.
De rechtbank stelt vast dat de forensisch arts in zijn rapport naar aanleiding van zijn bevindingen van een eerste schouw op de plaats delict, heeft vermeld dat er mogelijk geweld werd gebruikt op de mond en eventueel de hals, hetgeen zou passen bij smoren. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat de bevindingen van de forensisch arts op de plaats delict een voorlopige conclusie betreffen. Na uitgebreid uitwendig en inwendig onderzoek aan het lichaam door de patholoog, zoals ook beschreven in het obductieverslag, kwam deze tot een definitieve conclusie met betrekking tot de doodsoorzaak, zoals hiervoor besproken. Ook werd een andere doodsoorzaak uitgesloten. De rechtbank heeft dan ook geen enkele reden te twijfelen aan de doodsoorzaak van [slachtoffer] . [slachtoffer] is om het leven gebracht door samendrukkend geweld op de hals.
De volgende vraag die dan rijst, is wanneer dit geweld heeft plaatsgevonden.
Tijdstip overlijden
De verbalisant [verbalisant] treft op 8 november 2015 om 12:10 uur het lichaam van [slachtoffer] aan en voelt dat het lichaam stijf aanvoelt. De schouwarts, R. van Hooren, heeft die dag om 21:10 uur het ontklede lichaam ter plaatse geschouwd.In zijn rapport vermeldt de schouwarts dat bij de uitgebreide schouw niet wegdrukbare lijkvlekken werden aangetroffen, welke blauwpaars van kleur waren.
Bij het aantreffen van het lichaam van [slachtoffer] werd nog het volgende geconstateerd. In de woonkamer stond de televisie aan.Op de foto’s van de plaats delict is te zien dat op de salontafel in de woonkamer een asbak met een aantal sigarettenpeuken en twee koffiekopjes stonden, waarvan de rechter nog driekwart vol en de linker (nagenoeg) leeg was. Op het aanrecht in de keuken stond een rode tabaksdoos. Het deksel was open geklapt. Links ervoor lag een apparaatje waarmee sigaretten gedraaid kunnen worden, met daarin een pluk tabak. Op de keukenvloer lag een omgevallen klaptafeltje. Het bed op de slaapkamer was onbeslapen. Er werden geen braaksporen aangetroffen.
De buurvrouw van [slachtoffer] , mevrouw [getuige 1] , heeft verklaard dat zij op 7 november 2015 omstreeks 21:40 uur, vanuit de woning van haar buurvrouw op nummer [adres 1] , twee klappen hoorde, welke zij omschreef als “boem boem.”Later verklaarde [getuige 1] dat zij dit om 20:40 uur heeft gehoord.Het leek alsof er met een meubelstuk tegen de muur werd geslagen of dat dit tegen de muur viel. Het geluid was heel anders dan de geluiden die zij normaal hoorde.
Aan de hand van het activiteitenlogboek op het Facebookaccount van [slachtoffer] kan worden vastgesteld dat haar account op 7 november 2015 onafgebroken actief was van 20:12 uur tot 20:28 uur.
Op de telefoon van [slachtoffer] werden twee WhatsApp-berichten gericht en verstuurd aan de verdachte aangetroffen:
- verstuurd door [slachtoffer] , verzonden op 7 november 2015 om 17:33 uur: “Denk niet dat ik daarna nog eet. Is me vies op de maag.”
- verstuurd door [slachtoffer] , ontvangen op 7 november 2015 om 17:33 uur: “Is goed tot straks.”
Ook werden op haar telefoon twee berichten aangetroffen afkomstig van de verdachte:
- verstuurd door de verdachte, ontvangen op 7 november 2015 om 21:44 uur: “Ben zelf ook niet gaan halen. Ga nog een stukje lopen. Kom misschien nog langs..Dikke moel wa”
- verstuurd door de verdachte, ontvangen op 7 november 2015 om 21:50 uur: “???? Slaap je al…..Dan slaap maar verder. Tot morgen.”
Ook bleek dat de verdachte op 7 november 2015 om 22:08 uur naar [slachtoffer] had gebeld.
De berichten van 21:44 uur en later werden niet meer door [slachtoffer] gelezen en het telefoongesprek werd niet beantwoord.
Tussenconclusie I
De verbalisanten troffen [slachtoffer] in de keuken van haar woning aan, liggend op de vloer. Op het aanrecht stond een geopende tabaksdoos. Erbij stond een apparaat om sigaretten mee te maken. In het apparaat stak een pluk tabak. Om het lichaam van [slachtoffer] heen lagen tabaksresten. De rechtbank concludeert hieruit dat [slachtoffer] tijdens het draaien van een sigaret door de dader van achteren is aangevallen.
Bij het betreden door de politie van de woning van [slachtoffer] stond de televisie aan. Op de salontafel aan de linkerzijde stond een lege koffiekop. De koffiekop op de rechterkant van de salontafel was voor driekwart gedeelte gevuld. Het bed op de slaapkamer was onbeslapen. De rechtbank leidt uit dit alles af dat [slachtoffer] in de avond van 7 november 2015 om het leven is gebracht. Daarbij betrekt de rechtbank dat [slachtoffer] op 7 november 2015 van 20:12 uur tot 20:28 uur onafgebroken actief was op haar Facebookaccount. Elk aanknopingspunt dat iemand anders van haar Facebookaccount zou hebben gebruik gemaakt ontbreekt. Op 7 november 2015 na 20:28 uur is er op geen enkel sociaal medium meer een teken van leven afkomstig van [slachtoffer] aangetroffen. Bij geen enkel inkomend bericht vanaf 21:44 uur zijn blauwe vinkjes aangetroffen. Deze berichten werden dus niet meer door [slachtoffer] gelezen. Een inkomend telefoongesprek van 22:08 uur werd door haar niet beantwoord.
De buurvrouw heeft verklaard dat zij in de avond van 7 november 2015 twee ongewone klappen hoorde. Hoewel zij hieraan twee tijdstippen heeft gekoppeld, in eerste instantie 21:40 uur en later 20:40 uur, sluit die verklaring aan bij het gegeven dat [slachtoffer] na 20:28 uur niet meer actief is geweest op haar telefoon of iPad. De verklaring van deze buurvrouw dat zij een meubelstuk hoorde vallen, past bij het aangetroffen beeld op de plaats delict. Dicht bij de op de grond liggende [slachtoffer] lag een omvergevallen inklaptafeltje. De klappen waarvan de buurvrouw melding heeft gemaakt passen bij geluiden van een mogelijke strubbeling, het omver vallen van een inklaptafeltje en het op de grond vallen van het lichaam van [slachtoffer] .
De constateringen sluiten ook aan bij de bevinding van de patholoog dat er sprake is geweest van uitwendig mechanisch botsend geweld. Bij sectie is gebleken dat er sprake was van onder meer kneuzingen aan linkerschouder en hoofd.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat [slachtoffer] op 7 november 2015 tussen 20.28 uur en 21.44 uur om het leven is gebracht.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft op 8 november 2015 als getuige tegenover de politie verklaard dat hij op 7 november 2015 tussen 18:00 en 20:00 uur in de woning van [slachtoffer] is geweest. Zij hebben toen samen een sigaret gerookt. De verdachte was zijn tabak vergeten en heeft [slachtoffer] gevraagd een sigaret voor hem te draaien met haar apparaatje. Zij hebben op de hoekbank gezeten en samen een kop koffie gedronken,waarbij de verdachte aan de linkerzijde op de bank zat en [slachtoffer] op de rechterzijde.Ter zitting van 15 september 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij uit de Facebookgegevens van [slachtoffer] afleidt dat hij er dan tussen 19:00 en 20:00 uur geweest zou moeten zijn, omdat [slachtoffer] tijdens zijn aanwezigheid niet bezig was met haar telefoon of laptop. De verdachte verklaart dat hij rond 20:00 uur naar huis moet zijn gegaan om thuis televisie te gaan kijken.
De verdachte is volgens zijn eigen verklaring dus nog kort voor haar overlijden bij [slachtoffer] geweest.
Onderzoek naar de verdachte
De verdachte en [slachtoffer] waren 37 jaar getrouwd. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de verdachte en [slachtoffer] ten tijde van de dood van [slachtoffer] in scheiding lagen. Medio mei 2015 vertrok [slachtoffer] uit de echtelijke woning, nadat was gebleken dat de verdachte relaties met andere vrouwen had. Na 2,5 maand bij haar broer en schoonzus te hebben gewoond, ging [slachtoffer] begin augustus in haar eigen appartement aan de [adres 1] in Kerkrade wonen. Voor het regelen van de echtscheiding hadden [slachtoffer] en de verdachte ieder een eigen advocaat in de arm genomen. Voorafgaand aan de dood van [slachtoffer] , betaalde de verdachte iedere maand contant € 800,- alimentatie aan [slachtoffer] .
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat de verdachte voor en na het overlijden van [slachtoffer] tegen betaling (intensieve) contacten onderhield met minimaal twee vrouwen.
Tijdens het onderzoek werd de telefoon van de verdachte in beslag genomen. Onderzoek wees uit dat de verdachte voorafgaand aan het overlijden van [slachtoffer] heeft gezocht op de navolgende zoektermen, op de navolgende data en tijdstippen:
- schuld maken voor scheiding op 23 mei 2015 (02:41 uur)
- scheiden zonder verdeling eigen woning op 8 juni 2015 (22:15 uur)
- dodelijk bij inhaleren op 28 juli 2015 (22:34 uur)
- vergiften op 2 september 2015 (01:53 uur);
- erven bij scheiding van tafel en bed op 2 september 2015 (21:07 uur)
- dodelijk gif op 29 september 2015 (20:58 uur);
- nek breken op 4 oktober 2015 (21:33 uur);
- overlijden voor definitieve echtscheiding op 4 oktober 2015 (22:17 uur);
- dodelijke kruiden op 7 oktober 2015 (01:17 uur);
- vergiften op 7 oktober 2015 (02:02 uur);
- dodelijke wurggreep op 13 oktober 2015 (23:45 uur);
- overlijden tijdens echtscheiding op 14 oktober 2015 (14:18 uur);
- wurggreep politie op 25 oktober 2015 (01:26 uur);
- wurggreep op 26 oktober 2015 (00:24 uur);
- nekklem op 6 november 2015 (14:32 uur).
Verder is nog met de telefoon gezocht op de term “verstikking greep”, maar hiervan is geen tijdstempel achterhaald.
Onderzoek aan de router in de woning van de verdachte (IP-adres [IP-adres] ) wees uit dat vanaf voornoemd IP-adres op 4 oktober 2015 contact werd gezocht met de site [sitenaam] . Hierbij werden de volgende zoektermen ingevuld:
- gebeurt-nek-omdraait-ga-hieraan (om 19.38.30 uur);
- gebroken-nek-opslag-dood (om 19.38.20 uur);
- gebroken-nek-opslag-dood (om 19.36.01 uur).
De verdachte heeft verklaard dat hij voor het overlijden van [slachtoffer] op internet een keer op de term “nekklem” heeft gezocht naar aanleiding van een item in het journaal over Mitch Henriquez. Hij vroeg zich af wat een nekklem was, hoe die tot stand kwam en hoe de politie dat deed.Ook heeft hij verklaard dat hij bij deze zoekterm de hem getoonde afbeeldingen heeft gezien waarbij wordt beweerd dat een jiu jitsu-leraar niet uit een nekklem kan komen.
Ook heeft de verdachte verklaard dat hij op internet heeft gezocht op de termen “dodelijk bij inhaleren”, “dodelijk gif”, “dodelijke kruiden”, “gebroken nek opslag dood”, “dodelijke wurggreep” en “wat gebeurt er bij scheiden als iemand voortijdig overlijdt.”
Overweging
De rechtbank stelt vast dat de verdachte voorafgaand aan de dood van [slachtoffer] op 7 november 2015, laatstelijk op 6 november 2015, meermalen op internet heeft gezocht door zoektermen in te voeren die verband houden met het heimelijk om het leven brengen van een persoon. Ook heeft hij meermalen op internet gezocht door zoektermen in te voeren als “erven bij scheiding” en “overlijden voor definitieve echtscheiding”.
De verdachte heeft verklaard dat als hij iets niet begreep, hij dit opzocht op internet. Ook zocht hij op zaken die hij was tegengekomen bij het kijken van een misdaadprogramma op televisie. De zoektermen die betrekking hadden op overlijden tijdens of voor scheiding had hij gebruikt om zich te informeren, over wat er zou gebeuren als hij of [slachtoffer] zou komen te overlijden.
De rechtbank acht deze verklaringen van de verdachte niet aannemelijk. De verdachte heeft desgevraagd geen concrete informatie kunnen geven over welk televisieprogramma hij had bekeken en wat zijn concrete vraag was toen hij de zoekterm invoerde. Uit de door de verdachte gebruikte zoektermen valt af te leiden dat de verdachte zocht op termen die verband houden met manieren om iemand heimelijk om het leven te brengen. In de maand voor het overlijden van [slachtoffer] tot laatstelijk op de dag voor haar overlijden zocht de verdachte diverse malen op termen die verband houden met het doden van een persoon door middel van geweld op de nek/hals (nek breken, dodelijke wurggreep, gebroken nek, op slag dood en nekklem). De termen wurggreep en nekklem passen bij de doodsoorzaak van [slachtoffer] , te weten samendrukkend geweld op de hals. De zoektermen zijn dan ook gerelateerd aan het gepleegde feit. Daar komt nog bij dat de aangehaalde zoektermen werden gebezigd in combinatie met zoektermen die zien op overlijden tijdens of voor een definitieve scheiding. De zoekgeschiedenis op 4 oktober 2015 is daarvoor illustratief. Opvallend is ook dat de verdachte ongeveer een maand voor het overlijden van [slachtoffer] is gaan zoeken op termen die verband houden met geweld op de hals. Daarvoor zocht hij hier niet op en ook na het overlijden van [slachtoffer] heeft de verdachte, tot zijn aanhouding op 13 november 2015, hier niet meer op gezocht.
Sporenbeeld op de plaats delict en het lichaam van [slachtoffer]
Op de plaats delict heeft uitgebreid onderzoek plaatsgevonden naar sporen.
De nagels van het slachtoffer werden op de plaats delict bemonsterd.Op de kopse kant van de nagels van de rechterhand werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van celmateriaal van minimaal twee donoren. De kans dat de bemonstering van het spoor DNA bevat van [slachtoffer] , de verdachte en een onbekende, niet verwante persoon is extreem veel waarschijnlijker dan dat de bemonstering van het spoor DNA bevat van [slachtoffer] en twee onbekende, niet verwante personen.
Tijdens de sectie werden opnieuw sporen veiliggesteld en opgestuurd naar het NFI,waarbij de onderkant van de nagels werd bemonsterd.Onder de nagel van de middelvinger en de ringvinger van de rechterhand werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van [slachtoffer] en de verdachte.
Op de plaats delict werd de kleding van [slachtoffer] bemonsterd.
Op de rechtermouw van het vest werd op de boven en onderkant van zowel de voorkant als de achterkant DNA van verdachte aangetroffen. Verder werd op de achterzijde bovenaan, bij de overgang schouder/nek, DNA aangetroffen van de verdachte.
Op het linkergedeelte van de rug werd een DNA-mengprofiel aangetroffen.De kans dat de bemonstering van dit spoor DNA bevat van [slachtoffer] en de verdachte is extreem veel waarschijnlijker dan de kans dat de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en een onbekende, niet verwante persoon.
Op het rechtergedeelte van de rug werd een DNA-mengprofiel aangetroffen. Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte en het andere profiel matcht met [slachtoffer] .
De op de salontafel in de woonkamer aangetroffen sigarettenpeuken in een asbak en het lege koffiekopje werden bemonsterd.Op het lege koffiekopje aan de linkerzijde van de bank werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. De verdachte kon niet worden uitgesloten als donor van het celmateriaal.
Op een van de peuken in de asbak werd DNA aangetroffen, waarvan het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte.
Verweer van de verdediging ten aanzien van DNA sporenonderzoek
De verdediging heeft betoogd dat geen waarde aan het DNA materiaal op en onder de vingernagels kan worden gehecht, nu de bemonstering van sporenmateriaal - kort gezegd - onnauwkeurig zou zijn verlopen. Daarbij heeft zij verwezen naar de ter zitting gehoorde DNA-deskundige Herbergs, die heeft verklaard dat verplaatsing van DNA-sporen mogelijk is.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat er geen enkele concrete aanwijzing is dat het DNA-onderzoek onnauwkeurig zou zijn verlopen. Zij verwerpt daarom het gevoerde verweer.
Overweging
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van de verdachte en het sporenbeeld in de woning vast dat de verdachte op de avond van het overlijden van [slachtoffer] samen met haar in haar woning is geweest.
De vraag is of de verdachte als dader kan worden aangemerkt dan wel juist kan worden uitgesloten op basis van de resultaten van het onderzoek van het aangetroffen DNA-materiaal. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op het hemdje dat [slachtoffer] droeg onder haar huispak werd DNA aangetroffen van minimaal één onbekende (mannelijke) persoon. Daarnaast werden op het vest DNA sporen aangetroffen, die niet afkomstig waren van [slachtoffer] . Op de onderkant van de linkermouw van het vest werd een onvolledig DNA-mengprofiel van minimaal twee mannen aangetroffen, waarbij de verdachte niet kon worden uitgesloten als celdonor. De aangetroffen DNA sporen op het hemd en de mouw van het vest waren niet afkomstig van een en dezelfde persoon.
Op het linkerpand werd bij de overgang schouder/nek, naast het DNA van [slachtoffer] , een DNA-spoor aangetroffen van minimaal één andere persoon. Van dit spoor kon echter niet worden beoordeeld of de verdachte al dan niet kan worden uitgesloten als één van de celdonoren.
Tenslotte werden er additionele kenmerken van DNA van een onbekende persoon op de kopse kant van de nagels van de rechterhand van [slachtoffer] aangetroffen.
De vraag is dan of deze sporen duiden op een dader, niet zijnde de verdachte.
Ter zitting is DNA-deskundige Aarts gehoord. Hij heeft verklaard dat hij op basis van een DNA profiel niet kan zeggen hoe het DNA spoor daar terecht is gekomen. Wel kan hij aangeven, indien zich een bepaald scenario voltrekt, hoe aannemelijk het is het DNA van de dader dan op bepaalde plaatsen aan te treffen. Daarbij moeten zoveel mogelijk de concrete omstandigheden van dat scenario worden meegenomen en meegewogen. De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen voortvloeiende uit het onderzoek van DNA-sporenmateriaal op die manier geïnterpreteerd dienen te worden. Het aangetroffen DNA-materiaal dat matcht met het DNA van de verdachte, past in het sporenbeeld dat kan worden verwacht bij het om het leven brengen van een persoon door middel van samendrukkend geweld op de hals/nek, waarbij deze persoon van achteren wordt aangevallen. Zo werd DNA dat matcht met het DNA van de verdachte aangetroffen op het linker- en rechtergedeelte van de rug van [slachtoffer] , op de rechtermouw en het rechter schouder/nek gedeelte van het vest van [slachtoffer] en onder de nagels van de midden- en ringvinger van de rechterhand van [slachtoffer] . De verdachte kon niet worden uitgesloten als celdonor van DNA op de linkermouw van het vest en de kopse kant van de nagels aan de rechterhand van [slachtoffer] .
Hierna zal de rechtbank ingaan op mogelijke duiding van vreemd DNA aan de hand van alternatieve scenario’s.
Scenario’s:
De rechtbank ziet zich in dit verband voor de vraag gesteld of een ander scenario, zoals verdachte heeft aangevoerd en waarin hij niet degene is die [slachtoffer] om het leven heeft gebracht, reëel mogelijk is, bijvoorbeeld een woningoverval waarbij [slachtoffer] om het leven is gebracht.
De verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat hij op 7 november 2015 tussen 18:00 uur en 20:00 uur bij [slachtoffer] op bezoek is geweest. Ter zitting van 15 september 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij, gelet op het Facebookgebruik van [slachtoffer] op 7 november 2015, om 19:00 uur of 19:05 uur bij [slachtoffer] binnen moet zijn gekomen. Gelet op het Facebookgebruik vanaf 20:12 uur moet hij volgens hem toen al weer weg zijn geweest. In de tijd dat de verdachte bij [slachtoffer] was, was zij volgens hem immers niet met haar telefoon of iPad bezig.
Uitgaande van deze verklaring zou dit betekenen dat [slachtoffer] bij het verlaten van de woning door de verdachte nog in leven zou zijn geweest. Gelet op het Facebookgebruik zou er dan na 20:28 uur een onbekende persoon in de woning moeten zijn gekomen. Uitgaande van getuigenverklaringen die inhouden dat [slachtoffer] ’s avonds de voordeur niet opende voor onbekenden zou deze persoon dan via de dan openstaande balkondeur de woning moeten hebben betreden. Gezien de koffiekopjes op de salontafel, waarbij het lege kopje van verdachte nog op tafel stond en het kopje van [slachtoffer] nog voor driekwart vol was, zou dit vlak na het vertrek van de verdachte gebeurd moeten zijn. Op dat moment, (het was al donker gezien het tijdstip) zou deze persoon dan moeten hebben gezien dat er licht brandde in de woning en dat de televisie aanstond. Dit leidt de rechtbank af uit de verklaring van verbalisant [verbalisant] en de buurvrouw die beiden hebben aangegeven dat je door de lamellen voor het raam van de woonkamer van [slachtoffer] heen licht kon zien schijnen. Niet wetende wie in de woning zou zijn, zou deze persoon dan toch besloten moeten hebben om de woning te betreden, waarbij deze persoon dan [slachtoffer] in de keuken aangetroffen zou hebben. In plaats van na binnenkomst de woning direct weer te verlaten, zou deze persoon er dan voor gekozen moeten hebben om [slachtoffer] aan te vallen. Niet om haar tijdelijk uit te schakelen om de vlucht uit de woning mogelijk te maken, maar door haar direct te doden. Vervolgens zou deze persoon dan enkele deurtjes van meubelstukken geopend moeten hebben op zoek naar voorwerpen om weg te nemen. Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat de openstaande kastjes niet zijn doorzocht. Waardevolle voorwerpen in de woning die voor het grijpen lagen zoals een telefoon, iPad, muntstukken, bankpasjes en horloge, lagen bovendien nog in de woning. De rechtbank acht dit alternatieve scenario dan ook niet aannemelijk.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat wellicht geld van de alimentatie uit de woning zou zijn weggenomen, overweegt de rechtbank dat niet gebleken is en bovendien ook niet aannemelijk is dat [slachtoffer] een grote som geld in de woning had liggen. [slachtoffer] had de gewoonte om de contanten van de alimentatie na ontvangst op haar bankrekening te storten. Zo appte zij op 17 september 2015 naar haar dochter dat zij die morgen € 800,- gaat storten bij de Rabobank. De alimentatie van de maand november had zij in elk geval niet meer in huis, want op 6 november 2015 appte zij om 21:45 uur naar de verdachte dat zij de volgende keer zou betalen voor het eten, maar dit nu niet te kunnen doen omdat zij nog niet had gepind.
Dan zou het nog zo kunnen zijn dat [slachtoffer] vlak na het vertrek van [verdachte] een persoon in haar woning zou hebben binnengelaten en deze persoon haar, om onduidelijke redenen, om het leven zou hebben gebracht. Ook voor dit scenario bestaat geen enkel aanknopingspunt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat enig persoon een motief zou hebben gehad om [slachtoffer] te doden.
Tussenconclusie II
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen enkel aanknopingspunt gevonden dat het aangetroffen DNA van onbekende personen in verband zou kunnen worden gebracht met de dood van [slachtoffer] . Bij het horen van de DNA-deskundigen ter zitting is gebleken dat het niet vreemd is dat een persoon vreemd DNA op zich draagt. Sterker nog, het is te verwachten dat personen die normale omgang hebben met andere individuen DNA sporen van die individuen op zich dragen. Daarnaast is het zo dat een DNA spoor niet meteen ook een daderspoor is. Daarvoor dienen de omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen. Op de dag van haar overlijden heeft [slachtoffer] nog tezamen met anderen buitenshuis gewerkt, waarbij zij in contact is gekomen met andere personen en hotelkamers heeft gereinigd. De omstandigheden van het geval in aanmerking nemend, zijn de aangetroffen DNA sporen van onbekende personen niet aan te merken als dadersporen. Elke concrete aanwijzing voor het duiden van de aangetroffen DNA sporen van een onbekende als daderspoor ontbreekt in het licht van hetgeen hiervoor onder de eventuele alternatieve scenario’s is besproken.
De verdachte heeft verklaard dat zijn DNA op het lichaam en de kleding van [slachtoffer] het gevolg is van een omhelzing/knuffel. De rechtbank realiseert zich dat deze verklaring voor het sporenbeeld niet geheel kan worden uitgesloten. Echter, dit verklaart geenszins dat DNA van verdachte onder de vingernagels van [slachtoffer] is aangetroffen. Dit spoor pas niet bij een knuffel maar past bij krabben of het zich afweren en is in die zin wel een daderspoor.
Gelet op de omstandigheden dat de verdachte op de avond van de dood van [slachtoffer] in haar woning aanwezig is geweest, dat na het vertrek van de verdachte geen teken van leven van [slachtoffer] meer is gebleken, dat de verdachte voorafgaand aan haar dood meermalen heeft gezocht op termen als wurggreep en nekklem, welke zoektermen aansluiten bij de doodsoorzaak van [slachtoffer] en het aantreffen van DNA van de verdachte op plaatsen op het lichaam van [slachtoffer] welke passen bij het delictscenario, stelt de rechtbank vast dat de verdachte, [slachtoffer] in de avond van 7 november 2015 van het leven heeft beroofd.
Omtrent het motief van de verdachte om [slachtoffer] om het leven te brengen overweegt de rechtbank het volgende.
Motief
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij financieel in zwaar weer zou komen, indien de scheiding tussen hem en [slachtoffer] door zou gaan. Uit het gedrag van de verdachte voorafgaand aan het om het leven brengen van [slachtoffer] , blijkt hoe groot zijn belang was om de hypotheek van zijn woning rond te krijgen. Hij wilde hoe dan ook zijn woning behouden. Verkopen was geen optie zo heeft hij letterlijk aan zijn bank bericht. Hij heeft geprobeerd om met valse gegevens de hypotheek op zijn naam te krijgen. Bij de aanvraag voor de hypotheek verzweeg hij opzettelijk dat hij alimentatie betaalde en dat hij zijn pensioen zou moeten delen bij echtscheiding. Ook verzweeg hij dat hij een persoonlijke lening had afgesloten. Hij stuurde aan de ING-bank zelfs een speciaal daartoe valselijk opgesteld echtscheidingsconvenant, waarin hij - in strijd met de waarheid - vermeldde dat hij met [slachtoffer] was overeengekomen dat geen alimentatie zou worden betaald en dat [slachtoffer] afzag van het ontvangen van partnerpensioen. De alimentatie werd opzettelijk contant aan [slachtoffer] betaald, om te verhinderen - zo verklaarde de verdachte bij de politie - dat de ING achter zijn alimentatieverplichting zou komen. Op 22 oktober 2015 verviel de offerte voor de hypotheekverstrekking. De verdachte stuurde in die periode een e-mailbericht dat hij geen gebruik meer wenste te maken van de offerte, omdat hij en [slachtoffer] een mediator hadden en de scheiding geen doorgang zou vinden. Dit terwijl [slachtoffer] op 21 oktober 2015 nog naar haar dochter appte dat het uit was met de verdachte, dat zij hem had geblokkeerd, dat haar dochter daar niet verdrietig om hoefde te zijn en dat zij blij was dat zij er nu achter was wat zij wilde, dat zij er geen traan om gelaten had en dat zij er klaar mee was. Dat deze beslissing ook bij de verdachte bekend was, blijkt uit het feit dat de verdachte op 22 oktober 2015 een bericht naar [slachtoffer] stuurde waarin hij opmerkte dat [slachtoffer] hem blijkbaar had geblokkeerd en dat hij het jammer vond dat zij de relatie geen kans meer wilde geven. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat er eigenlijk geen sprake was van een mediator.
In het licht van het bovenstaande moet het voor verdachte op 22 oktober 2015 helder zijn geweest dat hij geen hypotheek zou krijgen en dat [slachtoffer] niet met hem verder wilde.
Verder is gebleken dat de verdachte grote geldbedragen spendeerde aan zijn buitenechtelijke relaties. Per bezoek gaf hij aan zijn beide vriendinnen tot wel € 500,- uit. Ook tussentijds maakte hij aan hen per bank forse bedragen over. Deze bezoekjes waren voor de verdachte zeer belangrijk hetgeen hem er zelfs toe bracht hiervoor geld van de Vereniging van Eigenaren van zijn wooncomplex te misbruiken. De uitgaven leidden tot aanzienlijke schulden bij de creditcardmaatschappij van de verdachte en bij de ING, maar ook dit weerhield verdachte er niet van met de dames te stoppen. In het geval van een echtscheiding zou verdachte deze bedragen niet meer te besteden hebben.
De stelling van verdachte is dat hij geen motief had om [slachtoffer] om het leven te brengen. Er zou sprake zijn van een heimelijke verzoening tussen de verdachte en [slachtoffer] en de verdachte zou voornemens zijn om het uit te maken met zijn vriendinnen.
De rechtbank acht de gestelde verzoening niet aannemelijk nu dit nergens uit valt af te leiden. Noch uit het gedrag van verdachte, die in de gehele periode zeer intensief contact onderhield met zijn twee vriendinnen aan wie hij op 7 november 2015 nog amoureuze appjes stuurde en die hij kort van te voren nog bezocht had en aan wie hij ook na het overlijden van [slachtoffer] nog steeds forse geldbedragen spendeerde. Noch uit het gedrag van [slachtoffer] die de relatie op 21 oktober 2015 had uit gemaakt en die tegenover diverse getuigen en ook via appjes en sms’jes ongevraagd verklaarde dat zij klaar was met de verdachte, laatstelijk nog op 4 november 2015 tegenover haar nichtje. Alhoewel er kort voorafgaand aan de dood van [slachtoffer] weer liefdevolle berichten over en weer werden verstuurd, blijkt uit voornoemde berichten van [slachtoffer] aan anderen dat zij juist niet van plan was om terug te keren naar de verdachte, maar hem, tot de financiële afwikkeling van de echtscheiding achter de rug was, te vriend wilde houden.
Moord of doodslag?
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Met andere woorden: is er sprake van moord of doodslag?
Voor ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat de verdachte enige tijd heeft gehad om zich te beraden, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Of voorbedachten rade bewezen kan worden, hangt sterk af van de gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de wijze waarop het feit is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van dat feit.
De verdachte heeft het aan hem tenlastegelegde steeds ontkend. De rechtbank heeft daarom geen inzicht gekregen in de gedachtegang van de verdachte ten tijde van de uitvoering van de levensberoving van [slachtoffer] . De rechtbank kan daarom de vraag of sprake is van handelen met voorbedachten rade slechts beantwoorden door hierbij de feiten en omstandigheden voorafgaand aan het doden van [slachtoffer] te betrekken.
De verdachte heeft geruime tijd voor het om het leven brengen van [slachtoffer] meermalen op internet gezocht naar manieren om iemand heimelijk om het leven te brengen. Ook heeft de verdachte meermalen gezocht op zoektermen die verband houden met het overlijden voor of tijdens een (definitieve) scheiding, soms zelfs op dezelfde dag met korte tussenpozen tussen beide zoektermen. Op 6 november 2015, de dag voor het doden van [slachtoffer] , heeft hij nog op de zoekterm “nekklem” gezocht en daarbij foto’s bekeken waarop wordt uitgelegd hoe je een nekklem moet aanleggen. Een dag later doodt hij [slachtoffer] door middel van samendrukkend geweld op de hals. De verdachte heeft voorafgaand aan het doden van [slachtoffer] omstreeks 22 oktober 2015 in strijd met de waarheid aan zijn bank gemaild dat hij een mediator had en dat een scheiding van de baan was en dat hij daarom afzag van de gevraagde hypotheek. Vervolgens heeft de verdachte op 4 november 2015 zijn advocaat laten weten dat de scheiding niet door zou gaan. Kennelijk wilde de verdachte hiermee zijn motief om [slachtoffer] van het leven te beroven verhullen.
De rechtbank heeft in dit verband ook acht geslagen op een bericht dat de verdachte in de ochtend van 7 november 2015 aan een van de vrouwen waarmee hij tijdens zijn huwelijk en na het overlijden van [slachtoffer] een betaalde relatie onderhield, verstuurde. In dit bericht geeft hij aan dat hij die dag tot zijn spijt niet kan komen, omdat hij zich niet lekker voelt. Echter, het feit dat hij zich niet lekker voelde heeft hem er niet van weerhouden om die dag wel bij [slachtoffer] op bezoek te gaan - en haar om het leven te brengen.
Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte op basis van een duidelijk vooropgezet plan en onmiskenbare voorbereidingshandelingen [slachtoffer] van het leven heeft beroofd. De verdachte heeft zich gedurende een ruim tijdsverloop beraden op zijn besluit om [slachtoffer] te doden en gelegenheid gehad over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Aan deze vaststelling verbindt de rechtbank de gevolgtrekking dat sprake is van handelen met voorbedachten rade en dus moord.