In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 februari 2018 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidoost Nederland. De Raad verzocht om de minderjarigen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, omdat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De ouders, die het gezag over de kinderen uitoefenen, hebben niet meegewerkt aan het raadsonderzoek en zijn niet verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen opgroeien in een geïsoleerd gezinssysteem met een beperkt sociaal netwerk, wat leidt tot ernstige zorgen over hun ontwikkeling.
De Raad heeft in haar verzoek aangegeven dat de ouders zorg mijdend zijn en geen hulp van buitenaf accepteren. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden die door de Raad zijn aangevoerd, als niet weersproken aangenomen. De ontwikkeling van de minderjarigen wordt ernstig bedreigd door de opvoed- en woonsituatie, die door de ouders in stand wordt gehouden. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de noodzakelijke zorg voor de minderjarigen door hun ouders niet wordt geaccepteerd en dat er geen zicht is op de ontwikkeling van de kinderen zolang de ouders niet meewerken.
De kinderrechter heeft daarom besloten om de minderjarigen onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, met ingang van 13 februari 2018 voor [minderjarige 1] tot aan haar meerderjarigheid en voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van negen maanden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders zijn opgeroepen om mee te werken aan de ondertoezichtstelling, zodat de noodzakelijke hulp kan worden geboden aan de minderjarigen.