In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, wordt het verzoek behandeld van twee verzoekers die optreden als wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige. Het verzoek betreft de nalatenschap van een overleden erflaatster, die op persoonlijke gronden door de verzoekers verzocht wordt te verwerpen. De verzoekers hebben op 15 januari 2018 een verzoekschrift ingediend, waarna een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 maart 2018. Tijdens deze zitting hebben de verzoekers verklaard dat het erfdeel van de minderjarige zou bestaan uit een aandeel in de woning van de overledene, die in slechte staat verkeert en gerenoveerd moet worden. De heer [naam] heeft het vruchtgebruik van deze woning en zal daar blijven wonen, wat betekent dat de erfgenamen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de kosten van de renovatie, die momenteel niet te overzien zijn. De vader en oma van de minderjarige hebben de nalatenschap reeds verworpen, en de verzoekers willen dit ook namens de minderjarige doen, gezien de rompslomp, hoge kosten en mogelijke juridische procedures in België, waar zij de taal niet machtig zijn.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verzoekers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de verwerping van de nalatenschap in het belang van de minderjarige is. De kantonrechter verleent daarom de gevraagde machtiging aan de verzoekers om namens de minderjarige de nalatenschap van de erflaatster te verwerpen. Deze beschikking is gegeven door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2018.