ECLI:NL:RBLIM:2018:2755

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 maart 2018
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
C/03/235102 / FA RK 17-1684
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.Th.M. Raab
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezamenlijk gezag en omgangsregeling met betrekking tot minderjarigen na psychische problematiek van de vader

In deze zaak verzoekt de vader om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling met zijn kinderen. De rechtbank Limburg, zitting houdende in Roermond, behandelt het verzoek op 22 maart 2018. De vader heeft in het verleden psychische problemen gehad, waaronder een zelfmoordpoging, en er zijn zorgen over zijn interesse in kinderporno. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport uitgebracht, maar de rechtbank oordeelt dat dit rapport te beperkt is en dat er belangrijke vragen onbeantwoord blijven. De moeder van de kinderen heeft ernstige zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de vader en heeft aangegeven dat de Raad niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de psychische gesteldheid van de vader en zijn verleden. De rechtbank concludeert dat aanvullend onderzoek door de Raad noodzakelijk is voordat er een beslissing kan worden genomen over het gezamenlijk gezag en de omgangsregeling. De rechtbank verzoekt de Raad om uiterlijk op 22 juni 2018 een nieuw rapport en advies uit te brengen, waarna de procedure zal worden voortgezet.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/235102 / FA RK 17-1684
Beschikking van 22 maart 2018 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[verzoekende partij],
wonende te [woonplaats verzoekende partij] , [adres verzoekende partij] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat: mr. I. Vorbach;
tegen:
[verwerende partij],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. J.I.L. Laumans;
betreffende de minderjarigen:
[kind A] , geboren te [geboorteplaats kind A] op [geboortedatum kind A] ,
[kind B] , geboren te [geboorteplaats kind B] op [geboortedatum kind B] ,
[kind C] , geboren te [geboorteplaats kind C] op [geboortedatum kind C] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
- de tussen partijen gegeven beschikking d.d. 28 september 2017 waarbij de kinderbijdrage is gewijzigd, in die zin dat deze is bepaald op nihil en waarbij de raad voor de kinderbescherming is verzocht rapport en advies uit te brengen;
- het op 26 januari 2018 ingekomen rapport en advies d.d. 25 januari 2018 van de raad voor de kinderbescherming;
- de nadere mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 8 maart 2018 en waarbij zijn verschenen:
- partijen, bijgestaan door hun advocaten;
- [X] en [Y] , vertegenwoordigsters van de raad voor de kinderbescherming.
- de pleitnota van mr. Laumans.

2.Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming

2.1.
De raad voor de kinderbescherming adviseert:
- het verzoek van de moeder met betrekking tot het eenhoofdig gezag af te wijzen
- een begeleide omgangsregeling (hierna”BOR”), via Rubicon, te laten uitvoeren, waarbij ouders deel zullen nemen aan ouderschapsreorganisatie;
- Na een goede evaluatie van de BOR een definitieve regeling te bepalen eens per twee weken een weekend van vrijdagavond 19.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij de moeder zorgdraagt voor het brengen van de kinderen naar de vader en de vader zorgdraagt voor het terugbrengen naar de moeder, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
Daarnaast heeft de Raad de ouders geadviseerd om [kind A] en [kind B] te laten deelnemen aan KIES of hulp vanuit Rubicon Jeugdzorg van de kindergroep ‘Kind uit de Knel. Voor [kind C] wordt de moeder en stiefvader geadviseerd om samen met de school passende interventies te nemen.
Ter zitting is namens de Raad naar voren gebracht dat niet bekend is waarom de informatie over de psychische problematiek van de vader zo beperkt is. De vraag of de informatie bij de vader is opgevraagd, kon niet worden beantwoord.
Vermoedelijk is in de huidige rapportage de behoefte van de kinderen maatgevend geweest. De vraag of dat terecht is geweest, kan eventueel worden beantwoord in een aanvullend onderzoek, waarbij bekeken wordt in een gesprek met moeder hoe concreet haar zorgen zijn en in onder meer een gesprek met vader naar zijn hulpverleningstraject gekeken wordt.

3.De standpunten van partijen

3.1.
De vader is het eens met het huidige advies van de Raad. De vader heeft samen met zijn partner gekeken naar de wijze waarop hij contact kan maken met de kinderen, bijvoorbeeld door het maken van fotoboekjes over zijn leven. De vader ziet zijn eigen aandeel ook in het geheel. De vader vindt de reactie van de oudste kinderen moeilijk om te lezen. Voor zijn gevoel gaat het hetzelfde als destijds met zijn oudste kinderen (van een andere partner), met wie hij inmiddels weer contact heeft.
De vader wil graag starten met de opbouw van de contacten, zoals door de Raad geadviseerd.
Ten aanzien van het ter zitting door de moeder naar voren gebrachte, stelt de vader dat hij graag openheid van zaken wil geven, omdat hij beseft dat het de enige manier is waarop hij het vertrouwen van de moeder terug kan krijgen. Een aanvullend onderzoek zou voor de vader als een grote teleurstelling voelen. De kinderen willen hem graag zien. De vader vreest dat de moeder nooit haar medewerking zal verlenen aan het opstarten van contacten tussen de vader en de kinderen.
Volgens de vader zijn de beschuldigingen rondom kinderporno valselijk en zijn ex-partners geen betrouwbare bronnen.
3.2.
Namens en door de moeder is naar voren gebracht dat de relatie van partijen in 2012 is geëindigd door de psychische problemen van de vader, het feit dat de vader interesse had in kinderporno en de zorgen die de moeder hierdoor met betrekking tot de kinderen
kreeg. De situatie was zo ernstig dat de vader destijds een zelfmoordpoging heeft gedaan. De moeder heeft in die periode nog voorgesteld dat de vader onder toezicht (in aanwezigheid van anderen) omgang zou hebben met de kinderen, maar de vader heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Er heeft vervolgens vijf jaar geen contact plaatsgevonden tussen de vader en de kinderen. Hij geeft daarover - volgens het rapport van de Raad - zelf aan dat hij er zo door heen zat dat hij het contact met de kinderen er niet bij kon hebben.
De vader heeft in januari 2015 - toen de moeder hem nodig had voor een handtekening - gevraagd om omgang. Toen de moeder daarop niet onmiddellijk een positief antwoord gaf, was de kous af. Een jaar later ontving de moeder een brief van een advocaat. Die brief ging naar de mening van de moeder met name over alimentatie, maar ook het onderwerp van een contactregeling werd weer aangesneden. Wederom werd hier geen vervolg aan gegeven.
Weer anderhalf jaar later wordt de vader door de Plangroep “gedwongen” een verzoek tot nihilstelling van kinderalimentatie in te dienen. En omdat hij dan toch een procedure moet starten, neemt hij de contactregeling ook maar even mee, althans zo ervaart de moeder dat.
De gang van zaken geeft toch twijfel over de bezieling van de vader.
Ten aanzien van het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming heeft de moeder het volgende opgemerkt:
Nagenoeg in de eerste contactmomenten tussen haar en de medewerkers van de Raad - dus nog voordat van enig onderzoek sprake was – is tegen haar gezegd dat het niet gaat over de vraag of er contact moet plaatsvinden, maar enkel over de vraag hoe dit contact moet plaatsvinden.
De uitkomst van het onderzoek stond dus al vast voordat de Raad met partijen had gesproken. En zo heeft de moeder het hele onderzoek ook ervaren.
De moeder was behoorlijk van haar stuk gebracht door de wijze waarop het gesprek met de raadsmedewerkers begon. Zij heeft dat ook aangegeven. En zij heeft daarbij tevens aangegeven dat het haar die dag, in dat gesprek, niet lukte om haar standpunt helder naar voren te brengen. De moeder heeft om die reden gevraagd of er nog een vervolggesprek mogelijk was. Haar werd te kennen gegeven dat dat niet mogelijk was. Dat de moeder haar verhaal niet kwijt heeft gekund - in een zaak die gaat over de vraag of drie jonge kinderen na vijf jaar weer in contact moeten komen met hun vader, een vader die door de moeder zelf meer dan eens betrapt is op het bekijken van kinderporno en het chatten met jonge meisjes, onder een naam van een meisje, met een e-mailadres van een meisje en met het chatten met andere mannen over jonge kinderen - is heel ernstig.
Dat de moeder geen vertrouwen meer heeft, verbaast dan ook niet.
De Raad geeft in haar rapport over de interesse van de vader in kinderporno aan:
“Voor de Raad is niet helder geworden of vader seksuele gevoelens heeft voor kinderen of jonge meisjes zoals de moeder beweert. Ouders hebben hierover ieder hun eigen visie.”
De moeder heeft in het gesprek met de raadsmedewerkers verschillende voorbeelden genoemd waaruit blijkt dat de visie van de vader - zoals deze in het rapport staat - niet juist is, maar die voorbeelden staan niet in het rapport vermeld. Dit is een cruciaal punt. Hier liggen de zorgen van moeder. En het zijn flinke zorgen. Als haar voorbeelden dan niet eens worden aangehaald, dan is begrijpelijk dat moeder zich niet gehoord voelt.
De vorige partner van vader, mevrouw [D] , is bekend met de onderhavige procedure. Zij heeft contact opgenomen met de Raad, met de bedoeling kenbaar te maken dat ook zij uit eigen ervaring weet dat de vader naar kinderporno keek en incestverhalen met kinderen opzocht en las. Ook uit die informatie had de Raad de conclusie kunnen trekken dat de visie van vader niet juist is. Maar de Raad heeft mevrouw [D] niet willen aanhoren. Voor de moeder is dat niet te begrijpen. Als de Raad voor de Kinderbescherming er voor het kind is, dan zou de Raad toch moeten willen weten of de kinderen veilig zijn bij de vader, onder andere door de beschikbare informatie te verzamelen en de vader hierover (in ieder geval) stevig te bevragen.
Dat is niet gebeurd en de moeder vindt dan ook dat het onderzoek van de Raad ver beneden de maat is. De Raad mag in dit soort gevoelige zaken geen genoegen nemen met “even een onderzoekje” (zie ook: Hof Amsterdam 9 mei 2017, ECLI:NL:GHAMS: 2017:1725, RFR2O17/111).
Een tweede belangrijk onderwerp in deze zaak is de vraag naar de psychische gesteldheid van de vader. De raad heeft tijdens de vorige mondelinge behandeling zèlf aangegeven eerst te willen weten of vader hulpverlening heeft voordat hij advies kan geven. Moeder wenst ook te weten of vader stabiel genoeg is om contact met de kinderen te gaan opbouwen. Ook daar heeft het onderzoek van de Raad de moeder ernstig teleurgesteld.
De vader zit al jaren diep in de schulden. Hij woont bij zijn moeder. En hij geeft zelf aan niet in staat te zijn fulltime te werken. De moeder trekt daar de conclusie uit dat de vader niet eens op eigen benen kan staan. Als de vader niet eens voor zichzelf kan zorgen, hoe moet hij dan de zorg voor de kinderen gaan dragen? Bovendien lijkt het initiatief, gelet op de stelling van de vader ter zitting, van zijn partner te komen.
De vader heeft in juni 2016 een intakegesprek gehad bij PsyQ naar aanleiding van een bijna T.S. (een zelfmoordpoging). Dat is relatief kort geleden en ook in die periode heeft de vader aan de moeder gevraagd of er contacten tussen hem en de kinderen konden worden opgestart.
PsyQ geeft aan dat de vader moeite heeft met verantwoordelijkheden. Ook dat baart moeder zorgen. Kinderen brengen namelijk grote verantwoordelijkheden met zich mee.
PsyQ verwijst de vader naar een psychotherapeut, maar uit niets blijkt dat de vader aan dat advies gehoor heeft gegeven. Het enige dat bekend is, is dat de vader nu, anderhalf jaar na het gesprek met PsyQ, een intakegesprek ingepland heeft met een “therapeut in het min of meer alternatieve circuit”. Ook dat klinkt voor de moeder bepaald niet betrouwbaar. Voor de moeder is onbegrijpelijk dat de Raad hiermee tevreden is. Zij vindt dat ook onacceptabel en verwijst nogmaals naar voornoemde uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 9 mei 2017, waarin staat:
“Hoewel de privacy van vader hierin het geding is, had hij aan de raad toestemming behoren te geven deze behandelaars te raadplegen (of de consequenties van een weigering moeten aanvaarden). Zijn weerstand tegen vragen over zijn verleden had hij moeten overwinnen met het oog op het belang van het kind, dat hier in de eerste plaats komt.”
De moeder neemt aan dat in zijn algemeenheid juist is dat, zoals de raad aangeeft in haar rapport, “uit onderzoek is gebleken dat kinderen van gescheiden ouders gebaat zijn bij contact met beide ouders Zij is er echter van overtuigd dat de positieve effecten van contact tussen deze vader met deze kinderen in geen enkele verhouding staan tot de negatieve effecten hiervan voor deze kinderen. De moeder neemt het de Raad kwalijk dat deze negatieve effecten niet besproken worden. De Raad wekt in de rapportage de indruk dat de kinderen behoefte hebben aan contact met hun vader. De moeder neemt zonder meer aan dat de kinderen nieuwsgierig zijn. De moeder vindt dat alleen maar gezond. Maar de moeder herkent de conclusie van de Raad over de wens van de kinderen totaal niet. De moeder is verbijsterd over het gesprek met [kind B] . Het is niet zo dat de moeder niet wil horen wat niet in haar straatje past, maar naar de mening van de moeder klopt het standpunt van de Raad - gebaseerd op één gesprek met de kinderen - gewoonweg niet. De moeder wil best nog geloven dat [kind B] niet alles met haar kan/wil bespreken, maar dat doet zij wet met haar oma. Met haar oma wordt alles besproken en zorgen om vader zijn nog nooit aan de orde geweest. De moeder heeft de indruk dat [kind B] zich erg heeft laten leiden door hetgeen de raadsmedewerker wilde horen.
[kind A] - die na een gesprek over haar vader - drie wensen mag doen, wil graag een paard een huisdier en haar oude vriendinnen zien. Vader komt in het wensenlijstje niet voor. En ook bij de vraag - als zij in een heel groot huis zou wonen, wie er daar dan allemaal bij haar zouden zijn - wordt niet aan vader gedacht.
[kind C] tenslotte, heeft het al heel moeilijk. Hij vertoont moeilijk gedrag en moet zelfs af en toe van school opgehaald worden vanwege het feit dat hij onhandelbaar is. Is het in het belang van [kind C] om nu ook nog eens belast te worden met het opbouwen van contact met zijn vader; een vader die hij zich niet eens kan herinneren? De moeder vindt stellig van niet.
Vader is vijf jaar uit beeld geweest, omdat hij de kinderen er niet bij kon hebben. Waarom nu - zonder dat er ook maar iets van vader gevergd wordt - onmiddellijk contact moet plaatsvinden en binnen zes maanden zelfs naar een weekendregeling met de helft van de vakantie- en feestdagen toegewerkt moet worden, is voor moeder niet te begrijpen.
De moeder handhaaft haar verzoeken dan ook.
Subsidiair verzoekt de moeder een nieuw onderzoek door andere raadsonderzoekers en met een instructie van de rechtbank.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1.
De rechtbank is met de moeder van oordeel dat er sprake is van een te beperkte rapportage van de Raad. Zo blijft een aantal vragen onbeantwoord of blijven de antwoorden vaag. Voor de rechtbank is het onvoldoende duidelijk geworden hoe de Raad tot zijn conclusies komt, terwijl de zorgen – vooral ten aanzien van de vader – groot zijn. De rechtbank benoemt onder meer dat er slechts zeer summiere informatie beschikbaar is over de psyche/psychische problematiek van de vader, terwijl de zorgen groot waren. Het is ook niet duidelijk welke behandeling de vader heeft gehad en of die (succesvol) is afgerond. Ook het zorgpunt ‘kinderporno’ wordt niet, althans onvoldoende uitgediept in de rapportage, terwijl de moeder heeft aangegeven dat hiervan aangifte is gedaan en ook de ex-partner van de vader heeft aangegeven dat zij uit eigen ervaring wist dat de vader naar kinderporno keek en incestverhalen las.
De Raad concludeert vervolgens dat – na een BOR – een weekendregeling kan worden gestart. Dit is een stevig standpunt, terwijl de Raad daar over het algemeen heel voorzichtig in is. Wat de reden is dat in de onderhavige zaak, waar de zorgen groot zijn, een dergelijk standpunt wordt ingenomen, is onduidelijk. Ook is voor de rechtbank onduidelijk waarom er een BOR op niveau II wordt geadviseerd, terwijl de problematiek ernstig is. Ook is opvallend dat de Raad er in andere zaken ook wel voor kiest om meerdere gesprekken met de ouders te voeren en dat nu niet doet, ondanks dat de moeder om een vervolg gesprek heeft gevraagd.
De rechtbank is daarom van oordeel dat aanvullend onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming noodzakelijk is, alvorens een beslissing te kunnen nemen over de verzoeken.
Aanvullend onderzoek is noodzakelijk teneinde de vraag te kunnen beantwoorden of het gezamenlijk ouderlijk gezag in stand kan blijven of niet. Daarnaast is het de vraag of een zorg- dan wel omgangsregeling in het belang van de kinderen kan worden geacht, en zo ja, op welke wijze invulling kan worden gegeven aan het contact tussen de vader en de kinderen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verzoekt de raad voor de kinderbescherming een aanvullend onderzoek te doen en uiterlijk op 22 juni 2018 rapport en advies uit te brengen over het gezag en over de vraag of een zorg- dan wel omgangsregeling al dan niet in het belang van de kinderen is, en zo ja op welke wijze invulling kan worden gegeven aan het contact tussen de vader en de kinderen, waarna de rechtbank partijen zal informeren over de verdere voortgang van de procedure;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.Th.M. Raab, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van D.C. Tanghe, griffier, op 22 maart 2018.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.