3.1.[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
PRIMAIR:
1. Elk der gedaagden op grond van wanprestatie ex artikel 6:74 BW, hoofdelijk te veroordelen om, binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, aan [eiser] te betalen een schadevergoeding ter grootte van € 84.284,-;
2. Elk der gedaagden, hoofdelijk te veroordelen om, binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, aan [eiser] te betalen € 23.714,- als compensatie voor ten onrechte betaalde facturen ter zake verleende ondeugdelijke fiscale dienstverlening, als gevolg waarvan de betaling daarvan door [eiser] onverschuldigd is geweest;
3. Elk der gedaagden, hoofdelijk te veroordelen om, binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, aan [eiser] te betalen € 9.813,71 overeenkomende met de door BPV Accountants en Belastingadviseurs aan [eiser] berekende en door [eiser] aan BPV Accountants en Belastingadviseurs betaalde kosten ter zake het noodzakelijke fiscale herstel van de door gedaagden gemaakte beroepsfouten;
Steeds te vermeerderen met de wettelijke (handels-)rente daarover vanaf 11 april 2014;
EN SUBSIDIAIR, voor zover de primaire vorderingen niet mochten, geheel of gedeeltelijk, worden toegewezen:
4. Elk der gedaagden op grond van onrechtmatige daad ex artikel 6:162 e.v. BW, hoofdelijk te veroordelen om, binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, aan [eiser] te betalen een schadevergoeding ter grootte van € 84.284,-;
5. Elk der gedaagden, hoofdelijk te veroordelen om, binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, aan [eiser] te betalen € 23.714,- als compensatie voor ten onrechte betaalde facturen ter zake verleende ondeugdelijke fiscale dienstverlening, als gevolg waarvan de betaling daarvan door [eiser] onverschuldigd is geweest;
6. Elk der gedaagden, hoofdelijk te veroordelen om, binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, aan [eiser] te betalen € 9.813,71 overeenkomende met de door BPV Accountants en Belastingadviseurs aan [eiser] berekende en door [eiser] aan BPV Accountants en Belastingadviseurs betaalde kosten ter zake het noodzakelijke fiscale herstel van de door gedaagden gemaakte beroepsfouten;
Steeds te vermeerderen met de wettelijke (handels-)rente daarover vanaf 11 april 2014;
VOOR HET OVERIGE TEN AANZIEN VAN ALLE VORDERINGEN:
Gedaagden (zoals de rechtbank “Gedaagde” leest), eveneens voor zover de Wet dit toelaat, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de kosten van dit geding, alsmede in de kosten van de op het te wijzen vonnis betrekking hebbende executiekosten, daaronder begrepen de nakosten.
[eiser] voert hiertoe aan dat uit de uitspraak van het hof Den Bosch van 8 september 2013 rechtstreeks kan worden afgeleid dat de onjuiste toepassing van de stamrechtvrijstelling in de Loonbelasting en de onjuiste verwerking van de ontslagvergoeding in de aangifte vennootschapsbelasting kwalificeren als evidente fouten, zijnde beroepsfouten, van [gedaagde sub 2] (nr. 16 dagvaarding). [gedaagde sub 2] is, gezien de duidelijke conclusie in voornoemde uitspraak, verwijtbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht (nr. 29 dagvaarding). In nr. 39 dagvaarding voert [eiser] nog aan dat over de in 2005 ontvangen ontslaguitkering niet ineens belasting hoefde te worden betaald, maar dat deze kan worden omgezet in een periodieke uitkering, die op pensioendatum ingaat. [gedaagde sub 2] heeft verzuimd dat goed te regelen. Tijdens de comparitie na antwoord is hieraan blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal toegevoegd dat [eiser] al bij de voorbesprekingen in 2005 inzake de stamrechtovereenkomst voldoende duidelijk heeft gezegd dat hij meteen geld wilde onttrekken uit het stamrecht voor levensonderhoud.