3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte [slachtoffer] heeft verkracht. Dit heeft zich afgespeeld in de woning van [slachtoffer] op 29 oktober 2014. De rechtbank baseert haar conclusie op de aangifte van [slachtoffer] , de verklaring van getuige [getuige] en de NFI-rapporten van 31 juli 2015 en 3 maart 2017.
De rechtbank zal eerst de bewijsmiddelen weergeven en daarna voorgaande conclusie toelichten en daarbij ingaan op het verweer van de raadsman.
De aangifte van [slachtoffer]
heeft op 5 november 2014 aangifte gedaan van verkrachting gepleegd door de verdachte op 29 oktober 2014. Zij heeft onder meer het volgende verklaard:
De verdachte (ex-partner van [slachtoffer] ) stond op 24 oktober 2014 onaangekondigd bij [slachtoffer] aan de deur bij haar woning gelegen aan de [adres] te Elsloo, om een pakketje op te halen. De verdachte vroeg om wat te drinken. [slachtoffer] heeft de verdachte binnen gelaten en ze heeft koffie voor hem gemaakt. De verdachte heeft [slachtoffer] haar armband teruggegeven die zij hem als cadeau had gegeven. De verdachte vroeg naar een vriendschapsring die hij [slachtoffer] had gegeven. [slachtoffer] gaf aan dat ze de ring niet meer had en daarop werd de verdachte boos en zei dat ze de ring nog wel had. Hij zei toen ‘dan ligt hij dus boven op je nachtkastje’ en vervolgens liep hij naar boven. [slachtoffer] is hem toen achterna gelopen. De verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens op bed geduwd en kwam boven haar hangen. Hij begon haar te kussen. Hij deed de rits van het vest van [slachtoffer] open, deed haar pyjamatrui omhoog en begon haar borsten te strelen. Vervolgens trok hij haar pyjamabroek en onderbroek tegelijkertijd naar beneden tot boven haar knieën en begon haar te vingeren. [slachtoffer] heeft een paar keer gezegd dat de verdachte moest stoppen en dat zij dit niet wilde. Hij stopte toen met vingeren en stopte zijn penis in haar vagina. De verdachte ging toen een paar keer op en neer. [slachtoffer] heeft toen geschreeuwd dat hij moest stoppen en dat zij geen seks met hem wilde. Uiteindelijk stopte de verdachte. Toen de verdachte weg was, heeft [slachtoffer] direct haar ex-partner [getuige] gebeld en verteld dat zij zojuist was verkracht door de verdachte. Vervolgens heeft [slachtoffer] de politie gebeld. De verkrachting heeft plaatsgevonden tussen 11.00 uur en 11.30 uur.
De verklaring van de verdachte
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 29 oktober 2014 in de woning van [slachtoffer] is geweest.
De getuigenverklaring van [getuige]
heeft verklaard dat hij op 29 oktober 2014 om 11:31 uur een WhatsAppbericht kreeg van [slachtoffer] met het verzoek om haar snel te bellen. Toen [getuige] niet direct reageerde, heeft [slachtoffer] hem zelf gebeld om 11:33 uur. Hij kon haar eerst niet verstaan omdat ze aan het huilen was en tegelijkertijd schreeuwend iets vertelde. Toen [getuige] vroeg wat er aan de hand was, zei [slachtoffer] zeer geëmotioneerd dat de verdachte haar had verkracht. [getuige] heeft gezegd dat ze de politie moest bellen.
Y-chromosomaal DNA-onderzoek 31 juli 2015
Bij [slachtoffer] zijn de buitenste schaamlippen,de binnenste schaamlippen,diep vaginaalen de baarmoederhalsbemonsterd en onderworpen aan een zogenoemd Y-chromosomaal DNA-onderzoek. Er is ook een DNA-monster van verdachte afgenomen. Deze monsters zijn met elkaar vergeleken. De Y-chromosomale profielen van het DNA-spoor dat bij [slachtoffer] is aangetroffen bleken te matchen met de Y-chromosomale profielen van het DNA van de verdachte. Van het mannelijke DNA in de genoemde bemonsteringen bij [slachtoffer] zijn Y-chromosomale DNA-profielen verkregen die matchen met het Y-chromosomale DNA-profiel van de verdachte. Dat betekent dat in de bemonsteringen die bij [slachtoffer] zijn afgenomen celmateriaal is aangetroffen dat van de verdachte afkomstig kan zijn.
Van belang is dat een Y-chromosomaal DNA-profiel minder onderscheidend is dan autosomaal DNA-profiel (de normale chromosomen). Dit komt doordat DNA-kenmerken van het Y-chromosoom in principe onveranderd overerven van vader op zoon, waardoor alle mannen die in de directe mannelijke lijn aan elkaar verwant zijn hetzelfde Y-chromosomale DNA-profiel hebben, zelfs als er meerdere generaties tussen zitten. In zijn algemeenheid geldt dat bij een match van het Y-chromosomale DNA-profiel van een spoor met het Y-chromosomale DNA-profiel van een man, de conclusie is dat de desbetreffende man de donor
kanzijn van het Y-chromosomale DNA. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat het aangetroffen DNA óók afkomstig kan zijn van een andere, in de mannelijke lijn aan deze persoon verwante man, en een onbekend aantal mannen die niet aantoonbaar verwant zijn, maar toch hetzelfde Y-chromosomale DNA-profiel hebben.
In dit verband is van belang dat de verdachte zelf heeft uitgesloten dat zijn zoon – de enige in aanmerking komende direct aan hem verwante man – die dag seks met [slachtoffer] heeft gehad.
Om de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden match te kunnen vaststellen, heeft het NFI de volgende 2 hypothesen opgesteld:
Hypothese 1: het mannelijk celmateriaal in de bemonstering van de binnenste schaamlippen van [slachtoffer] is afkomstig van de verdachte;
Hypothese 2: het mannelijk celmateriaal in de bemonstering van de binnenste schaamlippen van [slachtoffer] is afkomstig van een andere, willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan de verdachte verwante man.
De conclusie luidt dat hypothese 1 veel waarschijnlijker is dan hypothese 2.
Verweer van de verdachte
De verdachte heeft aangegeven dat hij op 29 oktober 2014 wel bij [slachtoffer] geweest is, maar dat hij daar slechts op een stoel aan de keukentafel gezeten en koffie heeft gedronken. Hij heeft die dag geen seks met haar gehad. De laatste keer dat zij samen seks hadden was op
23 september 2014.
Naar aanleiding van dit verweer heeft het NFI een nader rapport opgesteld. In dat rapport van
3 maart 2017 heeft het NFI opnieuw twee hypothesen opgesteld:
Hypothese 1: De verdachte heeft de vagina van aangeefster gepenetreerd met penis en/of vingers op 29 oktober 2014;
Hypothese 2: de verdachte heeft geen seksueel contact gehad met de aangeefster op
29 oktober 2014, maar heeft op deze dag alleen sociaal contact gehad met de aangeefster.
De deskundige heeft op grond van wetenschappelijke studies en op grond van zijn kennis en ervaring met forensisch DNA-onderzoek de volgende overwegingen in acht genomen:
- bij penetratie van de vagina met de penis (zonder condoom) en met vingers is de kans om DNA van de betreffende man aan te treffen in bemonsteringen van de vulva en/of vagina (die ongeveer 6 uur na de penetratie zijn afgenomen) betrekkelijk groot;
- de kans om na meer dan 6 weken na een seksueel contact (Y-chromosomaal) DNA aan te treffen van de betreffende man in meerdere bemonsteringen van de vulva en vagina wordt beoordeeld als extreem klein;
- de kans om DNA van de verdachte aan te treffen in meerdere bemonsteringen van de vulva/vagina (met name diep vaginaal) als gevolg van indirecte overdracht bij een kortstondig sociaal contact (koffie drinken) wordt beoordeeld als zeer klein;
- de kans om na langer dan 1 week nog een positief testresultaat te vinden voor spermavloeistof (PSA-positief testresultaat) in meerdere bemonsteringen van de vulva en vagina wordt beoordeeld als zeer klein.
Gelet op deze overwegingen acht de deskundige de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en DNA veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Overwegingen en conclusies van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
De rechtbank constateert dat de verklaring van [slachtoffer] steun vindt in de verklaring van getuige [getuige] , nu de tijdstippen van de WhatsAppberichten heel goed passen bij het tijdstip waarop [slachtoffer] eerst [getuige] en daarna de politie heeft gebeld.
Daarnaast was [slachtoffer] zeer geëmotioneerd toen ze [getuige] belde. Ook dit ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] : zij heeft een hevige gebeurtenis meegemaakt, waardoor zij overstuur was en direct contact zocht met iemand die ze vertrouwde.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel dat de verklaring van aangeefster als betrouwbaar kan worden beschouwd en voor het bewijs kan worden gebezigd.
Het door de raadsman naar voren gebrachte alternatieve scenario, namelijk dat [slachtoffer] wraak zou willen nemen op de verdachte, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden en wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.