ECLI:NL:RBLIM:2018:2529

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 maart 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
03/666059-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 19 maart 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 31 augustus 2017 een andere vrouw met een mes heeft gestoken. De verdachte, die bijgestaan werd door advocaat mr. B. van Elst, werd beschuldigd van poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou overlijden door de messteken in vitale delen van het lichaam. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die materiële en immateriële schade had geleden door de aanval. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en de impact van de daad op het slachtoffer, die blijvende littekens en psychisch trauma heeft opgelopen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/666059-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 maart 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
gedetineerd in P.I. Zuid Oost - HvB Ter Peel te Evertsoord.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B. van Elst, advocaat, kantoorhoudende te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 maart 2018. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
op 31 augustus 2017 [slachtoffer] met een mes in het gezicht, de hals, de schouder en/of de borst(kas) heeft gestoken en haar daarmee heeft geprobeerd haar van het leven te beroven (primair), althans zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (subsidiair),
althans heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het primair ten laste gelegde zal worden bewezenverklaard. De verdachte heeft het slachtoffer drie maal met een mesje gestoken, met kracht. Er is sprake geweest van een poging tot doodslag, nu uit het forensisch onderzoek blijkt dat indien de steekwond op de borst iets dieper was geweest, deze fataal voor het slachtoffer zou zijn geweest, omdat vlak onder het sleutelbeen een slagader ligt. De verdachte heeft dan ook door met een mes in de halsstreek van het slachtoffer te steken bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer het leven zou verliezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig de overgelegde pleitnotities, vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat de dood van het slachtoffer zou kunnen intreden.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1.
Bewijsmiddelen
[slachtoffer]heeft aangifte [2] gedaan en zij heeft het volgende verklaard:
Ik ben woonachtig op de [adres 1] . Op 31 augustus 2017 was ik in pand [adres 2] . [naam 1] en [verdachte] waren aan het eten in de gedeelde keuken, waar [naam 2] aan het koken was. Op een gegeven moment viel [verdachte] mij aan. Ik zag dat ze daarbij een slaande/vegende beweging in mijn gezicht maakte. Ik voelde in eerste instantie niets. Na 2 seconden voelde ik het bloed over mijn gezicht stromen. Ik voelde nog twee keer een soort kras op mijn borst. Ik voelde dat ze mij sloeg. Ik wist toen nog niet wat het was. 2-5 seconden voelde ik helemaal niets. Daarna kwam de pijn pas. [verdachte] heeft mij drie keer geslagen. 1 keer op mijn gezicht en 2 keer op mijn borst, aan de linkerkant.
Uit
medische informatie [3] van de GGD Limburg-Noord betreffende [slachtoffer] blijkt onder meer het volgende:
opgegeven toedracht:
zou zich met ruzie tussen 2 vrouwen hebben bemoeid waarop een van deze vrouwen met een soort uitschuifbaar klein (breek)mes meerdere keren naar haar heeft uitgehaald.
vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel:
ja, toelichting: mogelijk psychisch trauma nu of in later stadium, al dan niet door verminking aangezicht
past het letsel bij de opgegeven toedracht:
goed, omdat snijwonden met gladde wondranden veroorzaakt door scherp voorwerp
letselbeschrijving hoofd:
op de linker wang, ca 1 cm links van de onderzijde van de linker neusvleugel bevindt zich een licht gebogen wond die schuin naar omlaag in de richting van de linker kaakhoek loopt, ruim 5 cm lang, de wond heeft gladde wondranden die in de richting van de kaakhoek steeds verder wijken vanwege de toenemende diepte van de wond. 7 hechtingen en meerdere zogenaamde seriestrips om de wond te sluiten, zeer waarschijnlijk blijvend ontsierend litteken in aangezicht
soort: snijwond
past bij toedracht: het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht.
letselbeschrijving borst:
op borstkas links boven bevindt zich 2 wonden, wond 1 loopt van OP het linker sleutelbeen schuin naar links omlaag in de richting van de okselholte, ruim 9 cm lang, de wond heeft gladde, en door de diepte wijkende, wondranden waarbij onderhuids vetweefsel zichtbaar is, ca 5 hechtingen en meerdere zogenaamde seriestrips om de wond te sluiten, andere wond 2 loopt parallel ongeveer 2 cm meer naar het midden, ongeveer beginnend waar wond 1 aan de onderzijde ophoudt, ca 2 cm lang, de wond heeft gladde, enigszins wijkende, wondranden, 1 hechting en meerdere zogenaamde seriestrips om de wond te sluiten, wond 1 op de borst kan eventueel zijn ontstaan in het verlengde van de wond op de wang indien het SO op het moment van uithalen door VD haar hoofd naar rechts had gedraaid
soort: snijwond
past bij toedracht: het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht.
aanvullende interpretatie letsel:
bij wond 1 op de borst had, afhankelijk van de lengte van het scherpe snijdende voorwerp en de druk hierop tijdens het snijden, op het moment dat het snijdende voorwerp het sleutelbeen ‘afgleed’ de vlak daaronder liggend
arteria subclavia(= ‘onder het sleutelbeen slagader’) of het verlengde daarvan, de
arteria axillaris(= oksel slagader) kunnen raken, met potentieel zeer waarschijnlijk dodelijke afloop (zeer snelle massale verbloeding in de borstholte, wegens locatie alleen middels zeer snelle chirurgische interventie (< 2minuten) met speciale gereedschappen te stelpen ) -- alsook en daarbij de longtop kunnen perforeren met een klaplong tot gevolg, eveneens potentieel dodelijk, in combinatie met genoemde bloeding: SO kansloos.
soort: snijwond
past bij toedracht: het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht.
De
verdachteheeft bij de politie [4] het volgende verklaard:
Ik mijn tas zat een klein zwart plastic mesje. Het mesje komt naar buiten wanneer je op een gedeelte in het midden duwt. Er komt dan een puntje van een mes naar buiten. Het mesje in ongeveer 1 cm lang. Ik heb het mesje uit het open vakje van mijn tas gepakt. Ik wilde toen met dat mesje naar haar slaan. Ik pakte dat mesje. Ik bracht mijn bovenlichaam naar voren en heb toen vanuit mijn elleboog mijn arm met het mesje recht naar voren gebracht.
3.3.2.
Overwegingen ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Voor de rechtbank staat op grond van het vorenstaande vast dat de verdachte op 31 augustus 2017 aangeefster [slachtoffer] met een mes in het gezicht, de hals, de schouder en de borst(kas) heeft gestoken.
De vraag is aan de orde of de verdachte hiermee (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . Uit de verklaring van aangeefster en de geneeskundige verklaring die naar aanleiding van het letsel door de verantwoordelijk arts in het ziekenhuis is opgemaakt leidt de rechtbank af dat verdachte aangeefster [slachtoffer] in het gezicht en de borstkas heeft gestoken. Uit de verklaring van de verdachte volgt dat zij dit heeft gedaan met een soort stanleymesje. Het is algemeen bekend is dat dit soort mesjes vlijmscherp zijn. Uit de geneeskundige informatie leidt de rechtbank af dat het niet veel had gescheeld, of de verdachte had met het mesje ten aanzien van de wond op de borst de vlak onder het sleutelbeen liggende slagaders geraakt, met potentieel zeer waarschijnlijk dodelijke afloop.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met haar handelen, namelijk door met een vlijmscherp mesje meermalen in – vooral – de hals(streek) van aangeefster te steken, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij daarbij vitale delen in die streek van het lichaam zou raken, zoals de (halsslag)ader, en zij aangeefster hierdoor dodelijk zou verwonden. De handelingen van de verdachte moeten niet alleen qua uiterlijke verschijningsvorm, maar mede gelet op het geconstateerde letsel bij aangeefster, ook geacht worden daarop gericht te zijn geweest. De verdachte heeft, gelet op de plaats waar zij heeft gestoken, potentieel dodelijke steken toegebracht. De rechtbank acht daarom de ten laste gelegde ‘poging tot doodslag’ wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair:
op 31 augustus 2017 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] met een mes in het gezicht en de hals en de schouder en de borst(kas) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair:
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog drs. T. ’t Hoen heeft over de geestvermogens van de verdachte op 11 december 2017 een rapport uitgebracht. Deze deskundige heeft geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een PTSS, zwakbegaafdheid en afhankelijke en vermijdende trekken in de persoonlijkheid. Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde. De deskundige heeft geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen over en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Nu overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die verdachtes strafbaarheid uitsluiten, is de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest, waarvan achttien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsadvies van 8 februari 2018. De officier van justitie heeft daarbij aangegeven dat het van belang is dat het reclasseringstoezicht aansluit aan de detentie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke straf met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De raadsman deelt het standpunt van de officier van justitie dat het van belang is dat het reclasseringstoezicht direct aansluitend aan de detentie plaatsvindt en heeft aangegeven dat volgens de reclassering over vier tot zes weken zeker plek voor de verdachte zal zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] met een mes in het gezicht, de hals, de schouder en de borst(kas) gestoken en heeft zich hierdoor schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Naar het oordeel van de rechtbank mag de verdachte in feite nog van geluk spreken dat het slachtoffer niet ernstiger gewond is geraakt of zelfs het leven heeft gelaten. Misschien nog wel erger echter is dat de verdachte een jonge vrouw, die aan het begin stond van een opleiding tot orthopedagoog, door haar handelen een pijnlijke herinnering aan het voorval heeft bezorgd. Met de messteken heeft de verdachte het slachtoffer zowel in het gezicht als in de schouder-/borststreek ontsierende littekens toegebracht die zij levenslang mee zal dragen. Wellicht dat de littekens zullen vervagen, helemaal verdwijnen, zullen ze nooit. De gevolgen voor het slachtoffer zijn met een pen nauwelijks te beschrijven maar in een indrukwekkende slachtofferverklaring heeft het slachtoffer op de terechtzitting duidelijk gemaakt dat 31 augustus 2017 een dag is die in haar geheugen gegrift staat. Iedere dag als zij in de spiegel kijkt, zal het litteken dat de messteek heeft achtergelaten, haar blijvend herinneren aan wat de verdachte haar heeft aangedaan. Het slachtoffer zou graag in de toekomst met kinderen willen gaan werken maar vreest nu al de dag waarop zij, in de ontwapenende eerlijkheid van een kind, geconfronteerd zal worden met onvermijdelijke vragen over haar littekens(s). Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte met haar handelen niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar ook op haar geestelijke integriteit en welbevinden. De verdachte heeft aldus een ernstig strafbaar feit begaan, waarvoor excuses op zijn plaats waren geweest. Die zijn voor het eerst op de dag van de terechtzitting over de lippen van de verdachte gekomen. Dat alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Een forse straf is daarbij passend.
Oriëntatiepunten of richtlijnen voor een dergelijk ernstig strafbaar feit zijn nauwelijks te geven. Die bestaan dan ook niet. Wel heeft de rechtbank bij de beoordeling van de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en op de straffen die voor soortgelijke feiten door rechters in Nederland worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 februari 2018, waaruit blijkt dat zij niet eerder door de strafrechter voor een soortgelijk geweldsdelict is veroordeeld. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportage van de reclassering d.d. 8 februari 2018 waaruit blijkt dat de verdachte op meerdere leefgebieden ernstige en vanuit een zwaar belast verleden verklaarbare problemen ervaart, waarvoor zij hulp nodig heeft. Uit NIFP-onderzoek is in dat verband naar voren gekomen dat sprake is van ernstige psychische problematiek, dat deze problematiek een grote rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het feit en dat een ambulante behandeling noodzakelijk is om recidive te voorkomen. De reclassering volgt dit advies en schat in dat de verdachte een stabiele begeleide woonsituatie nodig heeft om deze ambulante behandeling goed te kunnen doorlopen. De rechtbank weegt in positieve zin mee dat de verdachte zich in de gesprekken met de reclassering coöperatief heeft opgesteld. De rechtbank heeft de stellige indruk dat de verdachte intrinsiek gemotiveerd is mee te werken aan de haar (na detentie) op allerlei levensgebieden aan te reiken handvatten. Ten slotte betrekt de rechtbank de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten aanzien van het feit bij haar oordeel over de juiste strafmaat.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. Bij de oplegging van de vrijheidsstraf is voorts overwogen dat de aard van de door verdachte geschonden normen en het door verdachte toegebrachte nadeel enerzijds en de persoonlijke belangen van verdachte anderzijds een vrijheidsstraf rechtvaardigen. Met de oplegging van een deels voorwaardelijke straf wil de rechtbank proberen om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles overwegende, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank zal aan deze proeftijd als bijzondere voorwaarden verbinden: een meldplicht en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de als gevolg van het ten laste gelegde geleden materiële en immateriële schade. Wegens materiële schade (medische kosten, reiskosten en schade door verlies van arbeidsvermogen) vordert zij een bedrag van € 11.198,58 en wegens immateriële schade vordert zij een bedrag van € 9.000,00. Tevens heeft [slachtoffer] verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd gevorderde materiële schade toe te wijzen en de gevorderde immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 5.000,00.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde medische kosten en reiskosten voor toewijzing vatbaar zijn. De gevorderde vertragingskosten van de studie worden betwist en de benadeelde partij dient op dit punt niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard, omdat de beoordeling van deze kosten een onevenredige belasting van het strafgeding is. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Het primair ten laste gelegde feit is bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en aan verdachte zal voor dat feit een straf worden opgelegd. Door dit feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde partij is ontvankelijk in haar vordering.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de gevorderde schade door verlies van arbeidsvermogen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Zij is van oordeel dat voor die beoordeling namelijk niet enkel de studievertraging op zichzelf dient te worden onderzocht, maar ook de vraag in hoeverre de benadeelde partij in de tussentijd andere inkomsten heeft genoten of heeft kunnen genieten. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij ten aanzien van deze kostenpost niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Nu de overige materiële schadeposten niet zijn betwist, acht de rechtbank deze overige door [slachtoffer] gevorderde materiële schade (een bedrag van in totaal € 973,58) volledig voor toewijzing vatbaar.
Immateriële schade
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij een slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. De rechtbank zal de gevorderde schade echter matigen en vaststellen op een in billijkheid te bepalen bedrag van € 5.000,00, onder afwijzing van het meer gevorderde.
Totale schade en wettelijke rente
De rechtbank zal de hiervoor genoemde schade aldus vaststellen op een bedrag van € 5.973,58. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal haar veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 31 augustus 2017 tot aan de dag van algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel en kosten
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 5.973,58 te betalen, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 31 augustus 2017 tot aan de dag van algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 64 dagen, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De rechtbank zal de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt thans begroten op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat de straf het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende
bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde moet zich binnen vijf werkdagen na uitspraak (telefonisch) melden bij
Reclassering Nederland, Bredeweg 28b, 6042 GG Roermond, 088-80 41501. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde wordt verplicht op het moment dat de proeftijd zal starten bij
FBW “De Schakel”of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het
(dag)programmadat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst toe de vordering van de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij in
  • wijst af de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van
  • veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde [slachtoffer] voornoemd te betalen
  • legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
  • bepaalt dat indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag daarmede de verplichting van de verdachte om dit bedrag aan de benadeelde te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door de verdachte aan voornoemde benadeelde is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de staat komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachtetevens
    in de kosten door de benadeelde partij gemaakten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken en begroot deze kosten tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L.G. Geisel, voorzitter, mr. D.C.I. van Delft en
mr. I.C.A. Wilschut, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 maart 2018.
Buiten staat
Mr. D.C.I. van Delft is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat (na wijziging tenlastelegging):
zij op of omstreeks 31 augustus 2017 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] met een mes in het gezicht en/of de hals en/of de schouder en/of de borst(kas) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 31 augustus 2017 in de gemeente Venlo aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door genoemde [slachtoffer] met een mes in het gezicht te steken;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 31 augustus 2017 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet genoemde [slachtoffer] met een mes in het gezicht en/of de hals en/of de schouder en/of de borst(kas) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg-Noord, Districtsrecherche Noord-midden Limburg, BVH-registratienummer 2017141727, gesloten d.d. 7 oktober 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 123.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 31 augustus 2017, pagina’s 10 tot en met 13.
3.Geschrift inhoudende medische informatie met betrekking tot [slachtoffer] , geboren op 13-03-1995 te Weert, opgesteld door C.J. van Leeuwen, forensisch arts, d.d. 3 september 2017, pagina’s 16 tot en met 22.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 september 2017, pagina’s 100 tot en met 110.