3.3Het oordeel van de rechtbank
Hennepkwekerij en diefstal stroom: bewijs.
Op 24 december 2014 werd in een loods op het perceel [adres] te Beek in verschillende ruimtes een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.Na ruiming bleek dat sprake was van (156 + 156 =) 312 hennepstekken en (960 + 752 + 768 + 460 + 460 =) 3.400 hennepplanten.Er is sprake van hennep als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Volgens een monteur van Enexis werd de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal afgenomen vanuit twee meterkasten.De aangifte van Enexis B.V. vermeldt dat sprake was van een illegale aansluiting op de onderzijde van de zekeringhouders, van een illegale aansluiting op de bovenzijde van de zekeringhouders en van manipulatie / verzwaring van de hoofdbeveiliging. Door de manipulatie werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij niet correct geregistreerd.Het voegingsformulier benadeelde partij van Enexis B.V. vermeldt dat sprake is van 143.199 kWh illegaal afgenomen energie.
De rol van de verdachte: bewijs.
Perceel [adres] te Beek betreft een vrijstaand bedrijfspand. Aan de voorzijde van dit bedrijfspand is een [naam BV] gevestigd met daarachter grenzend een grote loods. In de loods werden de ruimtes met de hennepkwekerij aangetroffen. Tijdens het onderzoek in en om het bedrijfspand werd een woongedeelte op de bovenste verdieping aangetroffen. In deze woning werd post aangetroffen gericht aan [verdachte] , [adres] te Beek. Op dit adres stond ingeschreven [verdachte] , geboren op [geboortegegevens verdachte] .In de woning op de tweede verdieping werd tevens een bankpas ten name van [verdachte] aangetroffen.
Het perceel [adres] te Beek was eigendom van Artha Beheer N.V.en door Artha Beheer N.V. met ingang van 1 augustus 2014 verhuurd aan [naam BV] B.V., vertegenwoordigd door [verdachte] , geboren op [geboortegegevens verdachte] .
Informatie van de Kamer van Koophandel vermeldt dat op het adres [adres] te Beek sinds 4 juli 2014 [naam BV] B.V. gevestigd was. [verdachte] , geboren op [geboortegegevens verdachte] stond geregistreerd als enig aandeelhouder en bestuurder en het bedrijf was opgericht op 4 juli 2014.
Getuige [getuige] , directeur van Artha Beheer N.V., verklaarde onder meer het volgende:
Als Artha Beheer N.V. hadden wij perceel [adres] te Beek in onze portefeuille. Medio begin juni 2014 werden wij benaderd door dhr. [naam 1] . Hij deelde ons mede dat hij belde voor een klant die interesse toonde voor ons pand.
Enkele dagen later hebben wij een bezichtiging georganiseerd waarbij dhr. [naam 1] , een medewerker van Artha Beheer en de potentiële huurder gemaand: [verdachte] , geboren op [geboortegegevens verdachte] en een NN-vriend van hem aanwezig waren.
Bij deze bezichtiging gaf dhr. [naam 1] aan dat de potentiële huurder voornemens was
om een [naam BV] te starten en deze eerste bezichtiging was vooral bedoeld om te beoordelen of ons pand daarvoor geschikt was. Na deze eerste bezichtiging zijn nog 2 andere bezichtigingen waarbij dhr. [naam 1] , dhr. [verdachte] en zijn vriend aanwezig waren.
Op 22 juli 2014 werd door mij, als vertegenwoordiging van Artha Beheer N.V., en de huurder dhr. [verdachte] een huurovereenkomst ondertekend. Bij het ondertekenen van deze huurovereenkomst waren tevens aanwezig dhr. [naam 1] en de NN-vriend van dhr. [verdachte] . Met de huurder werd afgesproken dat het huurcontract op 01 augustus 2014 zou ingaan voor de duur van 3 jaren.
De huurder kreeg de beschikking over de sleutel zodra de eerste huur en waarborgsom (2 maanden huur + btw) was betaald. Door dhr. [verdachte] is het bedrag dat betaald diende te worden op ons rekeningnummer gestort. Bij de sleuteloverdracht hebben wij in gezamenlijkheid nogmaals door het pand gelopen, waarna de sleutel werd overgegeven aan dhr. [verdachte] .
Nadat de huurder de beschikking had over de sleutels van het door hem gehuurde pand, betaalde hij de huur middels een overschrijving naar het rekeningnummer van Artha Beheer N.V., zijnde rekeningnummer: [rekeningnummer 1] . Conform afspraak betaalde de huurder een huurprijs van 3.500 euro per maand (exclusief btw). De betaling van het huurbedrag dient altijd vóór of op de eerste van die betreffende maand te worden voldaan door de huurder. In de afgelopen periode dat de huurder dit pand van ons huurde, heeft hij aan die betalingsverplichting voldaan.
In het dossier bevindt zich een bankafschrift, welke een overboeking weergeeft van 4.290 euro van rekeningnummer [rekeningnummer 2] naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v. Artha Beheer N.V. met als omschrijving onder meer “huur December.”Informatie van de ING-bank vermeldt dat rekeningnummer [rekeningnummer 2] op naam staat van [naam BV] , [adres] te Beek.
De overwegingen van de rechtbank.
In een loods aan de [adres] te Beek werd op 24 december 2014 een hennepkwekerij aangetroffen. De verdachte bleek dit pand, via zijn onderneming [naam BV] , te huren sinds 1 augustus 2014. Bovendien was de verdachte ingeschreven op genoemd adres en is hij – mede gelet op de op zijn naam gestelde bankpas die in de woning is aangetroffen – ook aanwezig geweest in de woning boven het bedrijfspand.
Onder deze omstandigheden had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van de verdachte gelegen om een aannemelijke verklaring te geven voor het hiervoor genoemde belastende bewijs. Een verklaring van de verdachte derhalve waaruit blijkt dat hij
nietbetrokken is geweest bij de hennepkwekerij die in de loods stond, die door hem werd gehuurd en betaald. Zulks heeft de verdachte echter nagelaten.
Enerzijds heeft hij zich tegenover de politie - ook nadat hem uitdrukkelijk belastend bewijs werd voorgehouden - grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen (pg. 260-268) en heeft hij ervoor gekozen om ter terechtzitting niet te verschijnen.
Anderzijds heeft hij toch getracht de verdenking te weerleggen, door in zijn eerste (telefonisch) contact met de politie te verklaren dat hij de woning en loods onderverhuurde aan een persoon genaamd [naam 2] (pg. 255) en door bij zijn verhoor bij de politie (pg. 263) een huurovereenkomst (pg. 290-292) te overleggen waaruit die verhuur zou moeten blijken. Allereerst valt echter op dat, anders dan de verdachte eerder telefonisch verklaarde, het de verhuur van alleen de “achterste loods” betrof en de verhuur aan [naam 3] in plaats van de eerder genoemde [naam 2] . Bij die huurovereenkomst is een kopie van een identiteitskaart ten name van [naam 3] gevoegd (pg. 293). Deze blijkt echter ten tijde van het opmaken van de huurovereenkomst op 1 september 2014 reeds ruim 2 jaren verlopen te zijn, namelijk sinds 24 juli 2012, de handtekening onder de huurovereenkomst is volstrekt anders dan op de identiteitskaart en bovendien blijkt de identiteitskaart al sinds 4 juli 2008 als vermist/gestolen geregistreerd te staan (pg. 9). Een en ander in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank ervan overtuigd dat deze huurovereenkomst vals is en enkel is opgemaakt en overgelegd om de verdachte onschuldig te doen lijken. De rechtbank hecht dan ook volstrekt geen geloof aan de door de verdachte gestelde onderverhuur van (een deel van) het bedrijfspand aan de [adres] te Beek en ziet de valse verklaring eerder als een bevestiging dan als een ontkrachting van het tegen de verdachte voorhanden zijnde bewijs.
Verder neemt de rechtbank in haar overweging mee dat het ongeloofwaardig is dat de verdachte, die ten tijde van het ten laste gelegde naar eigen zegge werkloos was en geen uitkering genoot, in staat zou zijn om een borg van 7.000 euro en de maandelijkse forse huursom van 3.500 euro te betalen.
De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, terwijl dat van hem onder de eerder genoemde belastende omstandigheden wel gevergd mocht worden. Integendeel, de verdachte heeft zelfs getracht zichzelf via een valse huurovereenkomst vrij te pleiten. Onder deze omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van en opzet op de aanwezigheid van de hennepkwekerij in het door hem gehuurde pand. De rechtbank deelt overigens niet de visie van de verdediging dat de verdachte ondanks wetenschap geen feitelijke beschikkingsmacht had over de hennepkwekerij. De verdachte was immers de huurder van het bedrijfspand, inclusief de woning, heeft de sleutel van de verhuurder gekregen, stond daar ingeschreven en is daar ook aanwezig geweest.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict, dat wil zeggen bij de daadwerkelijke teelt van de hennepplanten, zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij het volgende af.
De aangetroffen hennepkwekerij kan gelet op zijn omvang van meer dan 3.400 planten, de aangetroffen stroomvoorziening en automatische verzorgingsinstallaties zonder meer als buitengewoon professioneel worden aangemerkt. Een dergelijke grote en professionele kwekerij kan simpelweg niet door een persoon alleen opgezet en geëxploiteerd zijn. Het kan dan ook niet anders dan dat het feit door "verenigde personen" is begaan.
De verdachte heeft als enig aandeelhouder en bestuurder van de onderneming genaamd [naam BV] het bedrijfspand aan de [adres] te Beek gehuurd. De verdachte heeft in de voorbereiding van die huur samen met twee anderen driemaal het pand bezichtigd en heeft uiteindelijk zelf de huurovereenkomst ondertekend. Voorts is vanaf de bankrekening ten name van de [naam BV] de huur voor het bedrijfspand ad 3.500 euro per maand overgeboekt. Direct of kort na de aanvang van deze huur is met de opbouw van de hennepkwekerij begonnen, mede uitgaande van de stelling van de verdediging dat de opbouw van een dergelijke hennepkwekerij een relatief lange tijd in beslag neemt en gelet op de datum van aantreffen van de kwekerij met een teelt van minstens 56 dagen oud (p. 223). Dat rechtvaardigt de conclusie dat het pand specifiek met het doel van het opzetten van de hennepkwekerij is gehuurd.
De beschikbaarheid van de loods was een cruciaal onderdeel voor deze grootschalige, professionele hennepkwekerij. Een kwekerij van deze omvang kan niet op elke locatie worden geëxploiteerd. Er is een gebouw van voldoende omvang op een zorgvuldig uitgekozen locatie nodig. Gelet op de benodigde investeringen in geld en menskracht voor een dergelijke omvangrijke hennepkwekerij is een goede dekmantel, een bonafide-ogend bedrijf of –huurder, noodzakelijk. De kwekerij moet immers enige tijd draaien om geld te verdienen. De verdachte heeft een onmisbare rol vervuld in het zoeken naar en beschikbaar houden van een geschikt gebouw speciaal voor de hennepkwekerij en in de huur daarvan, blijkens zowel zijn rol bij de bezichtigingen als zijn rol als huurder/exploitant van (een deel van) de loods. Verdachte heeft een essentiële rol vervuld in het optrekken en in stand houden van de dekmantel die de onderneming van de [naam BV] kennelijk was.
Naar het oordeel van de rechtbank was de rol van de verdachte dus onmisbaar om de hennepkwekerij op te zetten én te exploiteren. Hoewel niet gebleken is dat de verdachte zelf actieve handelingen ten aanzien van de hennepplanten heeft verricht, wordt dit meer dan voldoende gecompenseerd door de hiervoor weergegeven gedragingen. Verdachte heeft veel meer gedaan dan enkel een zolder of schuur in een eigen woning ter beschikking te stellen, zoals dat wel het geval was in de door de raadsman aangehaalde zaken. Gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht. Gelet hierop komt de rechtbank tot het oordeel dat de bijdrage van de verdachte aan de hennepkwekerij van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken.
iii. medeplegen diefstal stroom?
Hetgeen de rechtbank in het voorgaande heeft overwogen ten aanzien van de wetenschap van de verdachte van en zijn rol bij de hennepkwekerij, geldt eveneens voor de diefstal van elektriciteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat de elektriciteit van een hennepkwekerij veelal illegaal wordt afgenomen. Dit geldt zeker nu sprake is van een zeer omvangrijke hennepkwekerij, waarvoor de elektriciteitskosten blijkens de vordering van Enexis B.V. gedurende de ten laste gelegde periode ruim 8.000 euro zouden hebben bedragen. Aldus is de rechtbank van oordeel dat de verdachte als medepleger van de hennepteelt eveneens – in ieder geval in voorwaardelijke zin – het opzet had op de diefstal van elektriciteit ten behoeve van die hennepteelt. Daarmee acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen het medeplegen van diefstal van elektriciteit.
Nu uit de aangifte van Enexis B.V. naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijk blijkt wat en op welke manier verbroken zou zijn om die stroomdiefstal mogelijk te maken, acht de rechtbank braak en verbreking niet bewezen.