Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
ZIJ DIE VERBLIJVEN in de onroerende zaak staande en gelegen,
aan de [adres 1] [plaats] of een gedeelte daarvan,
ZIJ DIE VERBLIJVEN in de onroerende zaak staande en gelegen,
aan de [adres 2] [plaats] of een gedeelte daarvan,
ZIJ DIE VERBLIJVEN in de onroerende zaak staande en gelegen,
aan de [adres 3] [plaats] of een gedeelte daarvan,
ZIJ DIE VERBLIJVEN in de onroerende zaak staande en gelegen,
aan de [adres 4] [plaats] of een gedeelte daarvan,
1.De procedure
- het exploot van de dagvaarding d.d. 10 januari 2018 met producties;
- de brief van 19 januari 2018 van eiseres, met productie 17;
- de brief van 26 januari 2018 van eiseres, met producties 18 t/m 20;
- de mondelinge behandeling van 30 januari 2018 ter gelegenheid waarvan eiseres heeft overgelegd een machtiging en het originele dagblad waarin het uittreksel van het exploot bekend is gemaakt;
- het tijdens de behandeling tegen gedaagden verleende verstek.
2.De beoordeling
1. gedaagden te veroordelen om de appartementsrechten kadastraal bekend gemeente Valkenburg (L), [kadasternummer] , lokaal bekend [adres 1] , [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] te [plaats] , alsmede de tot de desbetreffende splitsing behorende gemeenschappelijke gedeelten, binnen 48 uur na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis, met al het hunne en de hunnen te ontruimen en ontruimd te houden, met machtiging van eiseres om bij niet tijdige ontruiming deze zelf, voor rekening van gedaagden, te bewerkstelligen door middel van een deurwaarder, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
3. gedaagden hoofdelijk, derhalve dat wanneer één betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten van deze procedure met de bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis, wettelijke rente is verschuldigd;
4. gedaagden hoofdelijk, derhalve dat wanneer één betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, te veroordelen in de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv tot een bedrag van € 131,00 zonder betekening, verhoogd met een bedrag van € 68,00 ingeval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na betekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd.
527,00