Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
meerderemalen met een honkbalknuppel geslagen. De verdachte heeft dit feit samen met de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) gepleegd, die [slachtoffer 1] meerdere malen met een ploertendoder heeft geslagen. Van noodweer is volgens de officier van justitie geen sprake, omdat uit de verklaringen van de verdachte bij de politie blijkt dat de verdachte en [medeverdachte] gezamenlijk gewapend de confrontatie zijn aangaan met [slachtoffer 1] en hem meerdere malen hebben geslagen met een ploertendoder respectievelijk een honkbalknuppel.
meerderemalen met een honkbalknuppel heeft geslagen. Voorts overweegt de rechtbank dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen is bewezen dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] meerdere malen met een ploertendoder heeft geslagen. [slachtoffer 1] is met de ploertendoder en de honkbalknuppel zowel op het hoofd als op de rug geslagen.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
- zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte voorts voor het bewezenverklaarde feit tot een taakstraf voor de duur van 120 uren;
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende te Heerlen, toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening, met dien verstande dat, indien de verdachte of diens mededader dit bedrag heeft betaald, de ander zal zijn gekweten;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
- legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 500,- bij niet betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening:
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd.