ECLI:NL:RBLIM:2018:2453

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
14 maart 2018
Zaaknummer
03/700228-17, 03/700513-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan het gooien van een mortierbom en mishandeling in Heerlen

Op 14 maart 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan het gooien van een mortierbom op het balkon van een woning in Heerlen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte op 18 december 2016 een mortierbom op het balkon gooide, wat leidde tot gemeen gevaar voor de woning en levensgevaar voor de bewoners. De verdachte had bekend dat hij de medeverdachte naar de locatie had vervoerd, maar ontkende op de hoogte te zijn geweest van de plannen om de mortierbom te gooien. De rechtbank achtte de verdachte medeplichtig aan het feit, omdat hij op de hoogte moest zijn van de bedoelingen van de medeverdachte. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het opzettelijk vernielen van een voordeur en tuinpoort van een woning en voor mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en legde een gevangenisstraf op die rekening hield met deze omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/700228-17, 03/700513-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 maart 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 februari 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03/700228-17
Feit 1. primair:samen met een ander opzettelijk een mortierbom op het balkon van de woning aan de [adres 1] te Heerlen heeft gegooid waardoor gemeen gevaar voor die woning en zich in die woning bevindende goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te duchten was;
Feit 1. subsidiair:opzettelijk behulpzaam is geweest bij het opzettelijk een mortierbom op het balkon van de woning aan de [adres 1] te Heerlen gooien waardoor gemeen gevaar voor die woning en zich in die woning bevindende goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te duchten was;
Feit 2:opzettelijk een ruit van een voordeur en een tuinpoort van [slachtoffer 3] en/of Weller Woningvereniging heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
03/700513-16
Primair: heeft geprobeerd om aan zijn levensgezel [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar keel dicht te knijpen, en/of aan haar haren te trekken en/of aan haar haren mee naar de keuken te sleuren en/of tegen haar gezicht te slaan;
Subsidiair:zijn levensgezel [slachtoffer 4] heeft mishandeld door haar keel dicht te knijpen en/of aan de haren te trekken en/of mee te sleuren en/of in het gezicht te slaan.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen is dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) op 18 december 2016 een mortierbom op het balkon van de woning gelegen aan de [adres 1] te Heerlen heeft gegooid. De verdachte heeft bekend dat hij [medeverdachte 1] op zijn motorscooter op
18 december 2016 heeft vervoerd naar de [adres 1] te Heerlen, waar [medeverdachte 1] een explosief op het balkon heeft gegooid. Hierdoor was, gelet op de bevindingen van de forensische onderzoekers, levensgevaar te duchten voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , woonachtig aan de [adres 1] , alsmede gevaar voor de woning en de zich in die woning bevindende goederen. De verdachte heeft dit feit in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] gepleegd. De verdachte was de bestuurder van de motorscooter en uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij op de hoek van de [adres 1] heeft gewacht op het moment dat [medeverdachte 1] de mortierbom op het balkon gooide, leidt de officier van justitie af dat hij op de hoogte was van het plan van [medeverdachte 1] om de mortierbom op het balkon te gooien. Getuigen [medeverdachte 2] en [getuige 1] stonden immers ook op die hoek en waren op de hoogte van het plan om de mortierbom te gooien. Ook blijkt zijn wetenschap uit het feit dat de verdachte, blijkens de ter terechtzitting getoonde filmbeelden, zijn snelheid met zijn motorscooter vermindert na het gooien van de mortierbom en vervolgens met grote snelheid wegrijdt. Het is verder volgens de officier van justitie opmerkelijk dat de verdachte, blijkens voornoemde filmbeelden, niet schrikt van de knal als gevolg van de explosie. Gelet op het voorgaande acht de officier van justitie het primair onder feit 1 onder parketnummer 03/700228-17 ten laste gelegde bewezen.
Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 2 onder parketnummer 03/700228-17 tenlastegelegde bewezen is. De verdachte heeft ook bekend dat hij de ruit van de voordeur en de tuinpoort heeft vernield van de woning aan de [adres 2] te Heerlen.
Ten aanzien van het primair onder parketnummer 03/700513-16 tenlastegelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verdachte de keel van [slachtoffer 4] heeft dichtgeknepen, hetgeen kan leiden tot zuurstof gebrek. Daartoe heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 4] en de medische informatie over [slachtoffer 4] . Gelet hierop acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte heeft gepoogd [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zoals primair ten laste gelegd onder parketnummer 03/700513-16.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - samengevat weergegeven - gesteld dat de verdachte met zijn motorscooter [medeverdachte 1] heeft vervoerd naar de [adres 1] te Heerlen en dat hij [medeverdachte 1] na het gooien de mortierbom thuis heeft gebracht, maar dat hij niet wist dat [medeverdachte 1] van plan was de mortierbom op het balkon te gooien. Uit de zich in het procesdossier bevindende stukken van de gesprekken die de verdachte via WhatsApp met zijn vrienden heeft gevoerd blijkt dat het voor de verdachte gebruikelijk is dat hij zijn vrienden met zijn motorscooter van vervoer voorziet. De verdachte is (voorafgaand aan het gooien van de mortierbom) niet in de woning van de verdachte geweest en heeft ook niemand gezien rond de woning. De verdachte ging ervan uit dat [medeverdachte 1] iets wilde ophalen uit zijn voormalige woning aan de [adres 3] te Heerlen. [medeverdachte 1] is van de motorscooter afgestapt en de verdachte is een stukje doorgereden naar de hoek van de straat. De verdachte hoorde een doffe klap waarna [medeverdachte 1] naar hem toe is gerend en achterop de motorscooter is gesprongen. Deze gang van zaken wordt ook bevestigd door diverse getuigen. Uit het procesdossier blijkt, anders dan de officier van justitie heeft gesteld, niet dat [medeverdachte 2] de verdachte voorafgaand aan het gooien van de mortierbom heeft gezien. Gelet op het voorgaande heeft de verdediging primair onder verwijzing naar rechtspraak gesteld dat geen sprake is van medeplegen en dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair onder feit 1 onder parketnummer 03/700228-17 tenlastegelegde. De verdediging heeft voorts primair onder verwijzing naar rechtspraak gesteld dat evenmin sprake is van medeplichtigheid van het gooien van een mortierbom, omdat de verdachte niet op de hoogte was van de bedoelingen van [medeverdachte 1] . De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het subsidiair onder feit 1 onder parketnummer 03/700228-17 tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van feit 1 gesteld dat door het gooien van de mortierbom geen levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel voor anderen was te duchten. De bewoners van de woning aan de [adres 1] te Heerlen stonden niet direct naast de mortierbom. Tussen het balkon en de woonkamer bevond zich immers een lage muur met een radiator en een raam met een gesloten rolluik. De kracht van de explosie is hierdoor opgevangen. Het enige letsel bestaat uit enkele sneeën die [slachtoffer 2] heeft opgelopen door het breken van de ruit. Het procesdossier biedt geen duidelijkheid over de vraag welk formaat de mortierbom had en welke kracht van de explosie is uitgegaan.
Met betrekking tot feit 2, zoals tenlastegelegd onder parketnummer 03/700228-17 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot parketnummer 03/700513-16 heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde integraal moet worden vrijgesproken. De verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 4] heeft gewurgd, in het gezicht heeft geslagen en aan haar haren heeft getrokken. De verklaring van [slachtoffer 4] vindt ook geen steun in het dossier. De verdachte heeft wel ruzie gehad met [slachtoffer 4] . Daarbij heeft de verdachte [slachtoffer 4] bij de jas gepakt en tegen de muur aan gezet, hetgeen de rode plekken in de nek van [slachtoffer 4] kan verklaren. Subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van het primair tenlastegelegde gesteld dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de opzet heeft gehad om bij [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel te veroorzaken. Niet kan worden vastgesteld hoe hard en frequent de verdachte [slachtoffer 4] heeft geslagen, hoe lang de verdachte de keel van [slachtoffer 4] heeft dichtgeknepen en hoe hard de verdachte aan de haren van [slachtoffer 4] heeft getrokken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
03/700228-17 [1]
Feit 1
Bewijsmiddelen
Op 18 december 2016 heeft aangever [slachtoffer 1] , woonachtig aan de [adres 1] te Heerlen, - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Op 18 december 2016 omstreeks 19.30 uur was hij met zijn echtgenote (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 2] ) in de woonkamer die op de eerste etage aan de straatkant, met daaraan gekoppeld het balkon, is gelegen. Naast de woonkamer is de keuken gelegen met vanuit het keukenraam eveneens zicht op de straat. Het rolluik van de woonkamer was geheel gesloten en het rolluik van de keuken driekwart. Het licht was ontstoken en het licht in de keuken was zichtbaar voor personen vanaf de openbare weg. In de woonkamer aan de balkonzijde was een radiator bevestigd en voor de radiator stond een tweezitsbank waar zijn echtgenote op zat en dwars op de tweezitsbank stond tegen de keukenmuur een driezitsbank waar hij op zat. Hij hoorde plotseling een klap afkomstig vanaf het balkon. Daarna hoorde hij een sissend geluid dat gevolgd werd door een zeer grote explosie. Hij zag dat er overal glas door de woonkamer vloog. Zijn echtgenote was aan het bloeden aan haar arm. [2]
[slachtoffer 2] heeft op 18 december 2016 aangifte gedaan en - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Zij zat op de bank in de woonkamer en hoorde achter zich een gigantische knal. Het raam van de woonkamer naar het balkon is gebroken en de glasscherven vlogen naar binnen. Zij is opgesprongen en stond met haar sokken in het glas. Zij voelde de glasscherven tegen haar aan springen en heeft één glasscherf in haar rechterarm gekregen. Zij had ook een stukje glas in haar oor. [3]
Bij de verklaring van [slachtoffer 2] is een door haar getekende situatieschets gevoegd waaruit blijkt dat zowel zij als [slachtoffer 1] in de nabijheid van het raam aan de balkonzijde zaten. [4]
[getuige 2] heeft op 18 december 2016 tegen de politie verklaard dat zij een scooter aan hoorde komen rijden die aan de voorkant geen licht voerde. Zij zag dat de scooter stopte op de hoek van de kruising [straat 1] - [straat 2] , waar al twee jongens stonden. De bijrijder van de scooter stapte af, rende naar de flat op de [adres 1] te Heerlen en ging onder een balkon van de flat staan. Zij zag dat daar een rolluik dicht was en daarnaast een kleiner raam met een rolluik dat niet helemaal dicht was. Er was veel licht aan in de ruimte achter dat rolluik. Nadat de jongen onder het balkon voorwerpen op het balkon had gegooid rende deze naar de scooter, stapte op als bijrijder waarna de scooter nog steeds zonder verlichting wegreed. [5]
Op 26 december 2016 heeft getuige [getuige 3] een videobestand aan de politie overhandigd waarop de explosie op het balkon van de [adres 1] te Heerlen zou zijn te zien. Dit videobestand is ter terechtzitting bekeken. Daarop is te zien dat er een scooter komt aan rijden met een bestuurder en een passagier. De scooter vermindert snelheid en komt voor het flatgebouw bijna tot stilstand. Vervolgens is er een knal en vuurwerk te horen en te zien. De bestuurder van de scooter trekt op en er is luid gejoel te horen. [6]
De verdachte heeft ter terechtzitting - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij te zien is als bestuurder en [medeverdachte 1] te zien is als passagier van zijn motorscooter op de getoonde filmbeelden. De verdachte heeft [medeverdachte 1] op zijn verzoek op 18 december 2016 met zijn motorscooter naar de [adres 1] te Heerlen gebracht, omdat [medeverdachte 1] iets moest ophalen uit zijn voormalige woning aan de [adres 3] te Heerlen. [medeverdachte 1] is afgestapt en heeft de mortierbom op het balkon van de [adres 1] te Heerlen gegooid. De verdachte draaide met de motorscooter naar de hoek en hoorde een klap. [medeverdachte 1] is vervolgens op de motorscooter gestapt en samen zijn ze weggereden. [7]
Uit het forensisch onderzoek naar sporen in en nabij de flatwoning aan de [adres 1] te Heerlen, verricht op 18 december 2016 op 21:15 uur, en de daarbij behorende foto’s blijkt dat er omstreeks 21.00 uur een explosie heeft plaatsgevonden op een balkon van een flatwoning. De bewoners waren aanwezig en zaten in de woonkamer die grenst aan het balkon. Zij hoorden een klap tegen een rolluik en vervolgens een sissend geluid. Daarna volgde een enorme dreun en werd het gehele kozijn uit de voorgevel ontzet. Het glas van de ruiten in deze pui werd door de woonkamer geslingerd. De explosie heeft plaatsgevonden op het balkon van de woning gelegen aan de [adres 1] te Heerlen. Het balkon en het rolluik van het woonkamerraam waren beschadigd. In de gang van de woning lagen enkele glasscherven op de grond. In de doorgang van de gang naar de woonkamer was een vernield glazen paneel te zien. Het glas lag in de woonkamer en in de gang op de vloer. De pui in de voorgevel was geheel vernield en het bovenlicht boven de balkondeur hing uit het kozijn. De balkondeur was gescheurd en de ruit van de balkondeur aan de binnenzijde was vernield. De bank en radiator in de woonkamer waren ongeveer een halve meter naar binnen geschoven. De vensterbank hing scheef. De bank, de radiator, de vloer en de vensterbank lagen bezaaid met glasscherven. Het paneel onder het woonkamerraam was volledig vernield en het rolluik voor het woonkamerraam was volledig verbogen en beschadigd. De ruit tussen de woonkamer en de gang alsmede de ruit tussen de woonkamer en de slaapkamer waren grotendeels vernield. Het hout van slaapkamerdeur was ter hoogte van de klink beschadigd. Het glas van de vernielde ruit tussen de woonkamer en de slaapkamer lag op de vloer van de slaapkamer en op het bed. Er zaten gaten in de beplating van het balkon en op het balkon waren de restanten van een volledig vernielde tuinbank van steigerhout te zien. De metalen balustrade van het balkon was deels losgerukt van de voorgevel. Op grond van de aangetroffen resten is op het balkon van de [adres 1] te Heerlen zeer waarschijnlijk een explosief in de vorm van een stuk vuurwerk, bekend als een mortierbom, tot ontploffing gebracht. Personen die zich dichtbij de explosie bevinden kunnen ernstig letsel oplopen met fatale gevolgen. In dit geval is sprake geweest van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen. [8]
Bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] op
18 december 2016 een mortierbom op het balkon van de woning aan de [adres 1] te Heerlen heeft gegooid en dat de verdachte met zijn motorscooter [medeverdachte 1] van zijn woning aan de [adres 4] te Heerlen naar de [adres 1] te Heerlen heeft gebracht. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat er tussen [medeverdachte 1] en de verdachte de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking heeft plaatsgevonden. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair onder feit 1 tenlastegelegde medeplegen.
Op grond van de gedragingen van de verdachte kort voorafgaand aan het gooien van de mortierbom alsmede de gedragingen direct daarna is de rechtbank van oordeel dat de verdachte op de hoogte was van het voornemen van [medeverdachte 1] een mortierbom op het balkon van de [adres 1] te Heerlen te gooien. De rechtbank overweegt daartoe het volgende:
De afstand tussen de [adres 4] , waar [medeverdachte 1] woont, en de [adres 1] , waar [medeverdachte 1] heeft gewoond, bedraagt slechts enkele honderden meters, zodat het verzoek van [medeverdachte 1] om hem met de motorscooter naar zijn voormalige woning te brengen om daar spullen op te halen niet geloofwaardig is. Uit de verklaring van getuige [getuige 2] blijkt dat, hoewel het al donker was, de door verdachte bestuurde scooter geen licht voerde, niet voorafgaande aan het gooien, van het explosief en ook niet bij het wegrijden nadien. De verdachte heeft naar eigen zeggen op de hoek van de [adres 1] gewacht op [medeverdachte 1] . Blijkens de camerabeelden heeft de verdachte zijn snelheid verminderd ter hoogte van de flat aan de [adres 1] nadat de mortierbom is gegooid en voor de explosie. Na de explosie heeft verdachte meteen vaart gemeerderd en is kennelijk zonder van de explosie te schrikken weggereden. Dit alles in samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet hebben geweten dat [medeverdachte 1] voornemens was een mortierbom op het balkon van de [adres 1] te Heerlen te gooien. Gelet hierop en het feit dat de verdachte [medeverdachte 1] behulpzaam is geweest door hem van vervoer te voorzien, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte medeplichtig is aan het gooien van de mortierbom op 18 december 2016 op het balkon van de [adres 1] te Heerlen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle in het proces-verbaal van sporenonderzoek beschreven beschadigingen en vernielingen (van de goederen) in de woning aan de [adres 1] te Heerlen, kan worden vastgesteld dat door het gooien van de mortierbom gemeen gevaar voor de woning en zich in die woning bevindende goederen te duchten was. Voorts is de rechtbank van oordeel dat ook levensgevaar voor de op dat moment in de woning aanwezige personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te duchten was. Uit het forensisch onderzoek blijkt immers dat personen die zich dichtbij de explosie van een mortierbom bevinden ernstig letsel kunnen oplopen met fatale gevolgen en dat in deze sprake is geweest van levensgevaar. Voornoemd echtpaar zat ten tijde van de explosie op respectievelijk de tweezits en driezitsbank in de woonkamer in de nabijheid van het balkon. Nog afgezien van de ontwrichtende, en gevaarzettende vernielingen die in het algemeen het gevolg kunnen zijn van een explosie als de onderhavige, blijkt dat als gevolg van de explosie diverse ruiten zijn vernield, hetgeen gepaard is gegaan met rondvliegend glas onder andere van de aan het balkon grenzende pui. De kans dat in de gegeven situatie de bewoners door rondvliegend glas dodelijk zouden worden getroffen is naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk. De verdachte heeft die kans willens en wetens aanvaard.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 18 december 2016 medeplichtig is geweest aan het gooien van een explosief (mortierbom) op het balkon van de woning aan de [adres 1] te Heerlen waardoor gemeen gevaar voor de woning en de zich in die woning bevindende goederen alsmede levensgevaar voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te duchten was.
Feit 2
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 3] , woonachtig aan de [adres 2] te Heerlen, heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat zij de woning huurt van Weller Woningvereniging.
Op 4 maart 2017 hoorde zij dat er hard aan de achterdeur werd getrokken. Zij liep de woonkamer in en zag dat de verdachte aan de achterdeur trok. Daarna zag zij door het keukenraam dat de verdachte tegen de voordeur trapte. Zij zag dat aan het onderste raam van de voordeur een barst aan de binnenzijde zat en dat het houtwerk bij het slot van de poort van de achtertuin stuk was. [9]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 4 maart 2017 tegen de voordeur van de woning aan de [adres 2] te Heerlen heeft getrapt, waardoor het glas is gebroken en dat hij de poort van de achtertuin kapot heeft gemaakt. [10]
Bewijsoverwegingen
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 3] en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk een ruit van de voordeur en een tuinpoort van Weller Woningvereniging heeft vernield.
03/700513-16 [11]
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat de verdachte op
29 oktober 2016 haar keel dicht kneep. De verdachte wisselde met zijn handen tussen het dicht knijpen van haar keel en het dicht knijpen van haar mond. Vervolgens kon zij opstaan van de bank en pakte de verdachte haar bij haar haren vast. De verdachte sleurde aangeefster aan haar haren mee naar de keuken. Nadat de verdachte de haren van de aangeefster had losgelaten heeft hij haar keel weer dicht geknepen. Vervolgens heeft de verdachte zijn rechterhand opgetild en naar de aangeefster toe gezwaaid. De aangeefster voelde een pijnlijke klap in haar gezicht. Korte tijd later kwamen de ouders van de aangeefster binnen. [12]
Uit informatie van de huisarts van 29 oktober 2016 blijkt dat [slachtoffer 4] een halvemaanvormige rode verkleuring met blauw doorschemerende hof over linker jukbeen heeft, en voorts links op de hals blauwrode vlekken en strepen verticaal en horizontaal, een wond op haar wang die gebloed heeft, drukpijn en pijn bij het slikken, kneuzingen en bloeduitstortingen aan het gelaat, hals, strottenhoofd en ribben. [13]
De verdachte heeft verklaard dat hij en [slachtoffer 4] op 29 oktober 2016 in de woning van [slachtoffer 4] ruzie hebben gehad. [14]
Getuige [slachtoffer 3] , de moeder van [slachtoffer 4] , heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat zij op 29 oktober 2016 om half twaalf werd gebeld door [slachtoffer 4] met de mededeling dat zij en haar echtgenoot meteen moesten komen. [slachtoffer 3] is samen met haar echtgenoot naar de woning van [slachtoffer 4] gegaan. Onderweg werd zij gebeld door de verdachte dat zij niet meer hoefden te komen. Bij aankomst bij de woning van [slachtoffer 4] zag [slachtoffer 3] dat [slachtoffer 4] overstuur was. [naam dochter] , de dochter van de verdachte en [slachtoffer 4] , leek in shock te zijn. De verdachte en [slachtoffer 4] schreeuwden en [slachtoffer 3] zag dat [slachtoffer 4] striemen in haar hals had en een plek op haar wang had. [15]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht, gelet op de aangifte van [slachtoffer 4] , de medische informatie over [slachtoffer 4] , de verklaring van de verdachte dat hij op die dag ruzie had met [slachtoffer 4] en de verklaring van de moeder van [slachtoffer 4] , bewezen dat de verdachte op 29 oktober 2016 de keel van [slachtoffer 4] heeft dicht geknepen, aan haar haren heeft getrokken en in haar gezicht heeft geslagen. De verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer 4] aan de jas heeft vastgepakt en haar tegen de muur heeft gezet, hetgeen mogelijk de rode plekken in haar hals heeft veroorzaakt, acht de rechtbank niet aannemelijk, reeds nu deze verklaring zich onvoldoende verdraagt met het door de huisarts bij [slachtoffer 4] geconstateerde letsel.
Vervolgens is het de vraag of het handelen van de verdachte is aan te merken als een poging tot zware mishandeling. Op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat er sprake is van ‘een poging tot het toebrengen van zware mishandeling’. Uit het procesdossier blijkt niet met welke kracht de verdachte de keel van [slachtoffer 4] heeft dicht geknepen. Evenmin blijkt de duur van dit handelen door de verdachte. De andere ten laste gelegde gedragingen van verdachte zijn niet zodanig dat daaruit vrees voor zware lichamelijk letsel kan worden afgeleid. Gelet hierop zal de verdachte worden vrijgesproken van het primair onder parketnummer 03/700513-16 ten laste gelegde.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat het dichtknijpen van de keel, het aan de haren trekken en het in het gezicht slaan van [slachtoffer 4] is aan te merken als mishandeling en acht daarom bewezen dat de verdachte het subsidiair onder parketnummer 03/700228-17 tenlastegelegde feit heeft begaan. Dat de verdachte deze mishandeling heeft begaan tegen zijn levensgezel, in de betekenis die de wetgever [16] daaraan heeft gegeven, acht de rechtbank niet bewezen, omdat niet is komen vast te staan dat [slachtoffer 4] op dat moment kon worden aangemerkt als de levensgezel van de verdachte.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
03/700228-17
onder 1 subsidiair
[medeverdachte 1] op 18 december 2016 in de gemeente Heerlen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief (mortierbom) op het balkon van de woning (appartement) gelegen aan de [adres 1] te gooien, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en zich in die woning bevindende goederen en levensgevaar voor zich in die woning bevindende personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te duchten was, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 18 december 2016, in de gemeente Heerlen, opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] met een scooter te vervoeren naar de [adres 1] te Heerlen;
onder 2
op 4 maart 2017 in de gemeente Heerlen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een voordeur en een (tuin)poort, toebehorend aan Weller Woningvereniging, heeft vernield;
03/700513-16
onder subsidiair
op 29 oktober 2016 in de gemeente Heerlen [slachtoffer 4] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 4] de keel dicht te knijpen en aan de haren te trekken en in het gezicht te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03/700228-17
Feit 1
medeplichtig aan opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
Feit 2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
03/700513-16
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De forensisch psycholoog D. Breuker heeft over de geestvermogens van de verdachte op
9 februari 2017 een rapport uitgebracht in de zaak met parketnummer 03/700513-17 Hierin is vermeld dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en van narcistische en borderline trekken. Er is tevens sprake van een verbaal begrip en werkgeheugen op zwakbegaafd niveau. Ten tijde van het onder parketnummer 03/700513-16 tenlastegelegde was er sprake van deze gebrekkige ontwikkeling en heeft dit de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed. De verdachte heeft vanwege zijn persoonlijkheidspathologie in combinatie met de zwakbegaafde verbale- en werkgeheugenfuncties de heftige emoties die werden opgeroepen vanwege een conflict met zijn partner onvoldoende kunnen hanteren. Dit heeft geleid tot agressieve acting-out met als gevolg het plegen van de strafbare feiten. Indien de feiten bewezen worden geacht, dan wordt geadviseerd om dit in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Vanwege een instabiele relatievorming, verhoogde krenkbaarheid, een verminderd normbesef en empathie alsmede een gestoorde emotie- en impulscontrole heeft de verdachte minder keuzevrijheid gehad om zijn gedragskeuzes ten tijde van het plegen van de feiten, indien bewezen, te bepalen. Daarnaast speelt ook een zwakbegaafd verbaal vermogen en werkgeheugen een rol. De verdachte is hierdoor nog minder in staat om zich te handhaven in conflicten, waardoor de kans op acting-out gedrag wordt versterkt. De kans op herhaling van soortgelijk delict gedrag is hoog. Geadviseerd wordt de verdachte een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek te laten volgen. De behandeling zal moeten bestaan uit een delictanalyse en het opstellen van een delictpreventieplan. Daarnaast is het inzetten van relatietherapie nodig, indien ook de partner hieraan wil meewerken. Een extra aandachtspunt voor de behandeling is het nader onderzoeken van de aanwezigheid van alcoholmisbruik.
De rechtbank neemt op basis van de in voornoemd rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies de conclusie over om de verdachte voor het hem onder parketnummer 03/700513-16 ten laste gelegde feit in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten in het rapport in relatie tot de overige ten laste gelegde en bewezenverklaarde feiten om ook ten aanzien daarvan tot verminderde toerekeningsvatbaarheid te concluderen. Er is overigens geen sprake van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, mede in aanmerking genomen de inhoud van voornoemd rapport, en op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, onder oplegging van reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en de begeleiding van een gezinsvoogd, advocaat en/of de reclassering bij de omgang met zijn dochter en/of het opstellen van een omgangsregeling met de moeder van zijn dochter.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te hoog en verzoekt de rechtbank rekening te houden met het gegeven dat in voornoemd rapport van de psycholoog is geadviseerd om de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten. De verdediging verzoekt de rechtbank bij een bewezenverklaring van de feiten aan de verdachte een (gedeeltelijke) voorwaardelijke straf op te leggen. Aan het voorwaardelijke gedeelte kunnen de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 13 februari 2018.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op 18 december 2016 de medeverdachte [medeverdachte 1] van diens woning naar de [adres 1] van vervoer voorzien, terwijl hij wist dat [medeverdachte 1] het voornemen had een mortierbom op het balkon van de [adres 1] te gooien. De daaropvolgende explosie heeft aanzienlijke schade veroorzaakt aan de woning die zich op de eerste verdieping van een flatgebouw bevindt. Zo is als gevolg van de kracht van de explosie een flink stuk van de betonnen beplating van het balkon weggeslagen en hoewel de rolluiken voor de pui ten tijde van de explosie naar beneden waren, is de pui volledig ontwricht, zijn meubels als gevolg van de explosie een halve meter verschoven en lag de woning bezaaid met glasscherven. Het is een wonder dat het echtpaar, afgezien van een glasscherf in de arm van [slachtoffer 2] , hierbij geen letsel heeft opgelopen. Ten tijde van de explosie bevonden zij zich immers allebei in de woonkamer die onmiddellijk grenst aan het balkon. Een explosie van deze aard en omvang, in een flatgebouw en op een tijdstip in de vroege avond wanneer de meeste mensen thuis zijn, had met evenveel gemak ook ernstiger gevolgen kunnen hebben. Voor goederen maar in het bijzonder ook voor de in de woonkamer aanwezige personen. Dat niemand het leven heeft gelaten is voor de bewoners dan ook een gelukkige omstandigheid die zeker niet te danken is aan de verdachte. Het gebeuren beïnvloedt nog steeds in hoge mate het leven van de bewoners. Door het handelen van de verdachte hebben zij nog steeds in grote mate gevoelens van angst en onveiligheid en slapen zij slecht. Het gevoel dat de eigen woning bij uitstek de plek is waar je veilig bent, heeft de verdachte in ernstige mate aangetast.
Verdachte heeft verder op 4 maart 2017 de voordeur en tuinpoort van de huurwoning van de ouders van [slachtoffer 4] , zijn (ex)-partner, waar zij op dat moment verbleef, vernield, omdat [slachtoffer 4] volgens hem “dom” deed en hij als gevolg daarvan boos en gefrustreerd was. Uit de verklaringen van de aangever en van [slachtoffer 4] blijkt dat zij zeer angstig waren door het handelen van de verdachte. Voornoemde vernielingen hebben niet alleen schade berokkenend, maar hebben de aangever en haar familie ook angstiger gemaakt. [slachtoffer 4] was immers, mede gelet op de door de verdachte op 29 oktober 2016 gepleegde mishandeling, al bang voor hem. Verdachte heeft op die dag immers haar keel dicht geknepen, aan haar haren getrokken en in haar gezicht geslagen. De lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 4] is op ernstige en indringende wijze door hem, in de huiselijke omgeving van het slachtoffer, aangetast. De rechtbank neemt het verdachte ook kwalijk dat hij zich bij de mishandeling van [slachtoffer 4] niet heeft laten weerhouden door de aanwezigheid van zijn dochtertje.
De rechtbank houdt tevens rekening met het gegeven dat verdachte reeds eerder meermalen terzake van een geweldsdelict is veroordeeld.
Door psycholoog Breuker is geadviseerd de verdachte verminderd ontoerekeningsvatbaar te verklaren met betrekking tot hetgeen verdachte onder parketnummer 03/700051-17 ten laste is gelegd. De rechtbank zal in aansluiting op dit advies bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met een verminderde toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 4] . De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat zij, anders dan de officier van justitie, niet bewezen acht dat de verdachte medepleger was van het onder feit 1 onder parketnummer 03/700228-17 ten laste gelegde en dat de verdachte wordt vrijgesproken van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 4] .
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar passend en geboden. De rechtbank acht het ter verkleining van de kans op recidive geboden dat een gedeelte van deze gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd, te weten negen maanden, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 13 februari 2018.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] vordert ter zake van feit 1 een schadevergoeding van in totaal € 1.955,72 benevens rente, bestaande uit: € 855,72 aan materiële schade (te weten € 544,80 voor verlofuren die de benadeelde partij heeft moeten maken in verband met herstelwerkzaamheden aan zijn woning en € 310,92 voor twee camera’s met server) en
€ 1.100,- voor immateriële schade.
[slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.100,- benevens rente, terzake van feit 1 voor de door haar geleden immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] integraal en hoofdelijk moeten worden toegewezen, inclusief wettelijke rente en met toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 onder parketnummer 03/700228-17.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat door de hiervoor genoemde benadeelde partijen rechtstreeks materiële schade en immateriële schade hebben geleden als gevolg van het onder feit 1 bewezenverklaarde. De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar geheel toewijsbaar voor het bedrag van € 1.955,72 aan materiële - en immateriële schade geleden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2016. Gelet op de impact van het door de verdachte gepleegde feit en de ontstane angst als rechtstreeks gevolg van dit feit bij de benadeelde partij, acht de rechtbank de, overigens niet bovenmatig te achten, kosten van de camera’s en bijbehorende server in voldoende rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit en daarmee toewijsbaar.
Tevens acht de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toewijsbaar voor het bedrag van €1.100,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2016. De rechtbank stelt vast dat naast de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte 1] als pleger betrokken is geweest bij het strafbare feit. De rechtbank zal daarom de vordering hoofdelijk toewijzen. Voor zover de verdachte op enig moment meer zou hebben betaald dan waartoe hij in de onderling verhouding met de medeverdachte is gehouden, heeft hij een regresrecht op die medeverdachte. De slachtoffers regardeert deze verhouding evenwel niet.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor de toegewezen bedragen hoofdelijk aangewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45, 48, 57, 63, 157, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 1 primair onder parketnummer 03/700228-17 tenlastegelegde en het primair onder parketnummer 03/700513-16 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1. subsidiair, 2 onder parketnummer 03/700228-17 en het subsidiair tenlastegelegde onder parketnummer 03/700513-16 tot een gevangenisstraf van 2 jaren, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de verdachte moet zich binnen twee dagen na ontslag uit detentie melden bij de Reclassering Nederland, locatie Maastricht, gelegen aan de Heerderweg 25 te Maastricht, telefoonnummer 088-8041502. Hierna moet de verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de verdachte na zijn detentie wordt verplicht zich te laten behandelen bij FPP de Horst- of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg-, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven;
de verdachte wordt verplicht om de omgang met zijn dochter en/of opstellen van een omgangsregeling met de moeder van zijn dochter onder begeleiding van de gezinsvoogd, advocaat en/of reclassering te laten plaatsvinden, in zoverre en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende te Heerlen toe en veroordeelt de verdachte die evenals de medeverdachte, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van €1.955,72, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 18 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening, met dien verstande dat, indien de verdachte of diens mededader dit bedrag heeft betaald, de ander zal zijn gekweten;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
  • legt aan de verdachte (hoofdelijk) de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.955,72 bij niet betaling en verhaal te vervangen door 29 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 18 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening:
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] wonende te Heerlen, toe en veroordeelt de verdachte, die evenals de medeverdachte, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van €1.100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 18 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening, met dien verstande dat, indien de verdachte of diens mededader dit bedrag heeft betaald, de ander zal zijn gekweten;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
  • legt aan de verdachte (hoofdelijk) de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer G.W.M. Senden van een bedrag van € 1.100,00 bij niet betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 18 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening:
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij G.W.M. Senden vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, voorzitter, mr. F.L.G. Geisel en mr. R.A.M.M. Gijselaers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Wenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is onder parketnummer 03/700228-17 ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 december 2016 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief (mortierbom) op het balkon van althans tegen de woning (appartement) gelegen aan de [adres 1] te gooien, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of zich in die woning bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die woning bevindende personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 18 december 2016 in de gemeente Heerlen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief (mortierbom) op het balkon van althans tegen de woning (appartement) gelegen aan de [adres 1] te gooien, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of zich in die woning bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die woning bevindende personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18
december 2016, in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door die [medeverdachte 1] met een scooter te vervoeren naar de [adres 1] te Heerlen;
2.
hij op of omstreeks 04 maart 2017 in de gemeente Heerlen, opzettelijk en wederrechtelijk ruit van een voordeur en/of een (tuin)poort, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] en/of Weller Woningvereniging, toebehoorde, heeft vernield en/of beschadigd;
Aan de verdachte is onder parketnummer 03/700513-16 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 oktober 2017 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 4] (met kracht) met beide handen haar keel heeft dichtgeknepen en/of die [slachtoffer 4] (met kracht) aan haar haren heeft getrokken en/of die [slachtoffer 4] aan haar haren mee naar de keuken heeft gesleurd en/of getrokken en/of die [slachtoffer 4] tegen het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2016 in de gemeente Heerlen zijn levensgezel [slachtoffer 4] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] de keel dicht te knijpen en/of aan de haren te trekken en/of mee te sleuren en/of in het gezicht heeft geslagen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummers 2016227032 en 2016230939, gesloten d.d. 1 juli 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 443.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , doorgenummerde dossierpagina’s 43 en 44.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , doorgenummerde dossierpagina’s 45 tot en met 47.
4.Een geschrift, zijnde een door [slachtoffer 2] opgemaakte plattegrond van de woonkamer, doorgenummerde dossierpagina 48.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , doorgenummerde dossierpagina’s 75 tot en met 77.
6.Eigen waarneming van de rechtbank, zoals waargenomen ter terechtzitting van 28 februari 2018 op de getoonde filmbeelden afkomstig van getuige [getuige 3] .
7.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 februari 2018.
8.Het proces-verbaal Sporenonderzoek met foto’s, doorgenummerde dossierpagina’s 49 tot en met 71.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , doorgenummerde dossierpagina’s 245 tot en met 247.
10.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 februari 2018.
11.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Parkstad, Districtsrecherche Parkstad, proces-verbaalnummers 2016198719, gesloten d.d. 30 oktober 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 84.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] met foto, doorgenummerde dossierpagina’s 27 tot en met 34.
13.Een geschrift, medische informatie van de huisarts betreffende de verdachte d.d. 29 oktober 2016, doorgenummerde dossierpagina 38.
14.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 1 november 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 81 tot en met 84.
15.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , doorgenummerde dossierpagina’s 70 tot en met 73.
16.Kamerstukken II 2002/2003, 28 484, nr. 5, blz. 5.