3.3Het oordeel van de rechtbank
03/700228-17
Feit 1
Bewijsmiddelen
Op 18 december 2016 heeft aangever [slachtoffer 1] , woonachtig aan de [adres 1] te Heerlen, - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Op 18 december 2016 omstreeks 19.30 uur was hij met zijn echtgenote (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 2] ) in de woonkamer die op de eerste etage aan de straatkant, met daaraan gekoppeld het balkon, is gelegen. Naast de woonkamer is de keuken gelegen met vanuit het keukenraam eveneens zicht op de straat. Het rolluik van de woonkamer was geheel gesloten en het rolluik van de keuken driekwart. Het licht was ontstoken en het licht in de keuken was zichtbaar voor personen vanaf de openbare weg. In de woonkamer aan de balkonzijde was een radiator bevestigd en voor de radiator stond een tweezitsbank waar zijn echtgenote op zat en dwars op de tweezitsbank stond tegen de keukenmuur een driezitsbank waar hij op zat. Hij hoorde plotseling een klap afkomstig vanaf het balkon. Daarna hoorde hij een sissend geluid dat gevolgd werd door een zeer grote explosie. Hij zag dat er overal glas door de woonkamer vloog. Zijn echtgenote was aan het bloeden aan haar arm.
[slachtoffer 2] heeft op 18 december 2016 aangifte gedaan en - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Zij zat op de bank in de woonkamer en hoorde achter zich een gigantische knal. Het raam van de woonkamer naar het balkon is gebroken en de glasscherven vlogen naar binnen. Zij is opgesprongen en stond met haar sokken in het glas. Zij voelde de glasscherven tegen haar aan springen en heeft één glasscherf in haar rechterarm gekregen. Zij had ook een stukje glas in haar oor.
Bij de verklaring van [slachtoffer 2] is een door haar getekende situatieschets gevoegd waaruit blijkt dat zowel zij als [slachtoffer 1] in de nabijheid van het raam aan de balkonzijde zaten.
[getuige 2] heeft op 18 december 2016 tegen de politie verklaard dat zij een scooter aan hoorde komen rijden die aan de voorkant geen licht voerde. Zij zag dat de scooter stopte op de hoek van de kruising [straat 1] - [straat 2] , waar al twee jongens stonden. De bijrijder van de scooter stapte af, rende naar de flat op de [adres 1] te Heerlen en ging onder een balkon van de flat staan. Zij zag dat daar een rolluik dicht was en daarnaast een kleiner raam met een rolluik dat niet helemaal dicht was. Er was veel licht aan in de ruimte achter dat rolluik. Nadat de jongen onder het balkon voorwerpen op het balkon had gegooid rende deze naar de scooter, stapte op als bijrijder waarna de scooter nog steeds zonder verlichting wegreed.
Op 26 december 2016 heeft getuige [getuige 3] een videobestand aan de politie overhandigd waarop de explosie op het balkon van de [adres 1] te Heerlen zou zijn te zien. Dit videobestand is ter terechtzitting bekeken. Daarop is te zien dat er een scooter komt aan rijden met een bestuurder en een passagier. De scooter vermindert snelheid en komt voor het flatgebouw bijna tot stilstand. Vervolgens is er een knal en vuurwerk te horen en te zien. De bestuurder van de scooter trekt op en er is luid gejoel te horen.
De verdachte heeft ter terechtzitting - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij te zien is als bestuurder en [medeverdachte 1] te zien is als passagier van zijn motorscooter op de getoonde filmbeelden. De verdachte heeft [medeverdachte 1] op zijn verzoek op 18 december 2016 met zijn motorscooter naar de [adres 1] te Heerlen gebracht, omdat [medeverdachte 1] iets moest ophalen uit zijn voormalige woning aan de [adres 3] te Heerlen. [medeverdachte 1] is afgestapt en heeft de mortierbom op het balkon van de [adres 1] te Heerlen gegooid. De verdachte draaide met de motorscooter naar de hoek en hoorde een klap. [medeverdachte 1] is vervolgens op de motorscooter gestapt en samen zijn ze weggereden.
Uit het forensisch onderzoek naar sporen in en nabij de flatwoning aan de [adres 1] te Heerlen, verricht op 18 december 2016 op 21:15 uur, en de daarbij behorende foto’s blijkt dat er omstreeks 21.00 uur een explosie heeft plaatsgevonden op een balkon van een flatwoning. De bewoners waren aanwezig en zaten in de woonkamer die grenst aan het balkon. Zij hoorden een klap tegen een rolluik en vervolgens een sissend geluid. Daarna volgde een enorme dreun en werd het gehele kozijn uit de voorgevel ontzet. Het glas van de ruiten in deze pui werd door de woonkamer geslingerd. De explosie heeft plaatsgevonden op het balkon van de woning gelegen aan de [adres 1] te Heerlen. Het balkon en het rolluik van het woonkamerraam waren beschadigd. In de gang van de woning lagen enkele glasscherven op de grond. In de doorgang van de gang naar de woonkamer was een vernield glazen paneel te zien. Het glas lag in de woonkamer en in de gang op de vloer. De pui in de voorgevel was geheel vernield en het bovenlicht boven de balkondeur hing uit het kozijn. De balkondeur was gescheurd en de ruit van de balkondeur aan de binnenzijde was vernield. De bank en radiator in de woonkamer waren ongeveer een halve meter naar binnen geschoven. De vensterbank hing scheef. De bank, de radiator, de vloer en de vensterbank lagen bezaaid met glasscherven. Het paneel onder het woonkamerraam was volledig vernield en het rolluik voor het woonkamerraam was volledig verbogen en beschadigd. De ruit tussen de woonkamer en de gang alsmede de ruit tussen de woonkamer en de slaapkamer waren grotendeels vernield. Het hout van slaapkamerdeur was ter hoogte van de klink beschadigd. Het glas van de vernielde ruit tussen de woonkamer en de slaapkamer lag op de vloer van de slaapkamer en op het bed. Er zaten gaten in de beplating van het balkon en op het balkon waren de restanten van een volledig vernielde tuinbank van steigerhout te zien. De metalen balustrade van het balkon was deels losgerukt van de voorgevel. Op grond van de aangetroffen resten is op het balkon van de [adres 1] te Heerlen zeer waarschijnlijk een explosief in de vorm van een stuk vuurwerk, bekend als een mortierbom, tot ontploffing gebracht. Personen die zich dichtbij de explosie bevinden kunnen ernstig letsel oplopen met fatale gevolgen. In dit geval is sprake geweest van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen.
Bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] op
18 december 2016 een mortierbom op het balkon van de woning aan de [adres 1] te Heerlen heeft gegooid en dat de verdachte met zijn motorscooter [medeverdachte 1] van zijn woning aan de [adres 4] te Heerlen naar de [adres 1] te Heerlen heeft gebracht. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat er tussen [medeverdachte 1] en de verdachte de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking heeft plaatsgevonden. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair onder feit 1 tenlastegelegde medeplegen.
Op grond van de gedragingen van de verdachte kort voorafgaand aan het gooien van de mortierbom alsmede de gedragingen direct daarna is de rechtbank van oordeel dat de verdachte op de hoogte was van het voornemen van [medeverdachte 1] een mortierbom op het balkon van de [adres 1] te Heerlen te gooien. De rechtbank overweegt daartoe het volgende:
De afstand tussen de [adres 4] , waar [medeverdachte 1] woont, en de [adres 1] , waar [medeverdachte 1] heeft gewoond, bedraagt slechts enkele honderden meters, zodat het verzoek van [medeverdachte 1] om hem met de motorscooter naar zijn voormalige woning te brengen om daar spullen op te halen niet geloofwaardig is. Uit de verklaring van getuige [getuige 2] blijkt dat, hoewel het al donker was, de door verdachte bestuurde scooter geen licht voerde, niet voorafgaande aan het gooien, van het explosief en ook niet bij het wegrijden nadien. De verdachte heeft naar eigen zeggen op de hoek van de [adres 1] gewacht op [medeverdachte 1] . Blijkens de camerabeelden heeft de verdachte zijn snelheid verminderd ter hoogte van de flat aan de [adres 1] nadat de mortierbom is gegooid en voor de explosie. Na de explosie heeft verdachte meteen vaart gemeerderd en is kennelijk zonder van de explosie te schrikken weggereden. Dit alles in samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet hebben geweten dat [medeverdachte 1] voornemens was een mortierbom op het balkon van de [adres 1] te Heerlen te gooien. Gelet hierop en het feit dat de verdachte [medeverdachte 1] behulpzaam is geweest door hem van vervoer te voorzien, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte medeplichtig is aan het gooien van de mortierbom op 18 december 2016 op het balkon van de [adres 1] te Heerlen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle in het proces-verbaal van sporenonderzoek beschreven beschadigingen en vernielingen (van de goederen) in de woning aan de [adres 1] te Heerlen, kan worden vastgesteld dat door het gooien van de mortierbom gemeen gevaar voor de woning en zich in die woning bevindende goederen te duchten was. Voorts is de rechtbank van oordeel dat ook levensgevaar voor de op dat moment in de woning aanwezige personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te duchten was. Uit het forensisch onderzoek blijkt immers dat personen die zich dichtbij de explosie van een mortierbom bevinden ernstig letsel kunnen oplopen met fatale gevolgen en dat in deze sprake is geweest van levensgevaar. Voornoemd echtpaar zat ten tijde van de explosie op respectievelijk de tweezits en driezitsbank in de woonkamer in de nabijheid van het balkon. Nog afgezien van de ontwrichtende, en gevaarzettende vernielingen die in het algemeen het gevolg kunnen zijn van een explosie als de onderhavige, blijkt dat als gevolg van de explosie diverse ruiten zijn vernield, hetgeen gepaard is gegaan met rondvliegend glas onder andere van de aan het balkon grenzende pui. De kans dat in de gegeven situatie de bewoners door rondvliegend glas dodelijk zouden worden getroffen is naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk. De verdachte heeft die kans willens en wetens aanvaard.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 18 december 2016 medeplichtig is geweest aan het gooien van een explosief (mortierbom) op het balkon van de woning aan de [adres 1] te Heerlen waardoor gemeen gevaar voor de woning en de zich in die woning bevindende goederen alsmede levensgevaar voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te duchten was.
Feit 2
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 3] , woonachtig aan de [adres 2] te Heerlen, heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat zij de woning huurt van Weller Woningvereniging.
Op 4 maart 2017 hoorde zij dat er hard aan de achterdeur werd getrokken. Zij liep de woonkamer in en zag dat de verdachte aan de achterdeur trok. Daarna zag zij door het keukenraam dat de verdachte tegen de voordeur trapte. Zij zag dat aan het onderste raam van de voordeur een barst aan de binnenzijde zat en dat het houtwerk bij het slot van de poort van de achtertuin stuk was.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 4 maart 2017 tegen de voordeur van de woning aan de [adres 2] te Heerlen heeft getrapt, waardoor het glas is gebroken en dat hij de poort van de achtertuin kapot heeft gemaakt.
Bewijsoverwegingen
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 3] en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk een ruit van de voordeur en een tuinpoort van Weller Woningvereniging heeft vernield.
03/700513-16
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat de verdachte op
29 oktober 2016 haar keel dicht kneep. De verdachte wisselde met zijn handen tussen het dicht knijpen van haar keel en het dicht knijpen van haar mond. Vervolgens kon zij opstaan van de bank en pakte de verdachte haar bij haar haren vast. De verdachte sleurde aangeefster aan haar haren mee naar de keuken. Nadat de verdachte de haren van de aangeefster had losgelaten heeft hij haar keel weer dicht geknepen. Vervolgens heeft de verdachte zijn rechterhand opgetild en naar de aangeefster toe gezwaaid. De aangeefster voelde een pijnlijke klap in haar gezicht. Korte tijd later kwamen de ouders van de aangeefster binnen.
Uit informatie van de huisarts van 29 oktober 2016 blijkt dat [slachtoffer 4] een halvemaanvormige rode verkleuring met blauw doorschemerende hof over linker jukbeen heeft, en voorts links op de hals blauwrode vlekken en strepen verticaal en horizontaal, een wond op haar wang die gebloed heeft, drukpijn en pijn bij het slikken, kneuzingen en bloeduitstortingen aan het gelaat, hals, strottenhoofd en ribben.
De verdachte heeft verklaard dat hij en [slachtoffer 4] op 29 oktober 2016 in de woning van [slachtoffer 4] ruzie hebben gehad.
Getuige [slachtoffer 3] , de moeder van [slachtoffer 4] , heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat zij op 29 oktober 2016 om half twaalf werd gebeld door [slachtoffer 4] met de mededeling dat zij en haar echtgenoot meteen moesten komen. [slachtoffer 3] is samen met haar echtgenoot naar de woning van [slachtoffer 4] gegaan. Onderweg werd zij gebeld door de verdachte dat zij niet meer hoefden te komen. Bij aankomst bij de woning van [slachtoffer 4] zag [slachtoffer 3] dat [slachtoffer 4] overstuur was. [naam dochter] , de dochter van de verdachte en [slachtoffer 4] , leek in shock te zijn. De verdachte en [slachtoffer 4] schreeuwden en [slachtoffer 3] zag dat [slachtoffer 4] striemen in haar hals had en een plek op haar wang had.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht, gelet op de aangifte van [slachtoffer 4] , de medische informatie over [slachtoffer 4] , de verklaring van de verdachte dat hij op die dag ruzie had met [slachtoffer 4] en de verklaring van de moeder van [slachtoffer 4] , bewezen dat de verdachte op 29 oktober 2016 de keel van [slachtoffer 4] heeft dicht geknepen, aan haar haren heeft getrokken en in haar gezicht heeft geslagen. De verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer 4] aan de jas heeft vastgepakt en haar tegen de muur heeft gezet, hetgeen mogelijk de rode plekken in haar hals heeft veroorzaakt, acht de rechtbank niet aannemelijk, reeds nu deze verklaring zich onvoldoende verdraagt met het door de huisarts bij [slachtoffer 4] geconstateerde letsel.
Vervolgens is het de vraag of het handelen van de verdachte is aan te merken als een poging tot zware mishandeling. Op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat er sprake is van ‘een poging tot het toebrengen van zware mishandeling’. Uit het procesdossier blijkt niet met welke kracht de verdachte de keel van [slachtoffer 4] heeft dicht geknepen. Evenmin blijkt de duur van dit handelen door de verdachte. De andere ten laste gelegde gedragingen van verdachte zijn niet zodanig dat daaruit vrees voor zware lichamelijk letsel kan worden afgeleid. Gelet hierop zal de verdachte worden vrijgesproken van het primair onder parketnummer 03/700513-16 ten laste gelegde.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat het dichtknijpen van de keel, het aan de haren trekken en het in het gezicht slaan van [slachtoffer 4] is aan te merken als mishandeling en acht daarom bewezen dat de verdachte het subsidiair onder parketnummer 03/700228-17 tenlastegelegde feit heeft begaan. Dat de verdachte deze mishandeling heeft begaan tegen zijn levensgezel, in de betekenis die de wetgeverdaaraan heeft gegeven, acht de rechtbank niet bewezen, omdat niet is komen vast te staan dat [slachtoffer 4] op dat moment kon worden aangemerkt als de levensgezel van de verdachte.