ECLI:NL:RBLIM:2018:2350

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
04 6101707 CV EXPL 17-5578
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen voor tuinaanleg zonder schriftelijke opdrachtbevestiging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 14 maart 2018, gaat het om een vordering van de eisende partij, een vennootschap naar Belgisch recht, tegen de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De eisende partij heeft werkzaamheden verricht voor de gedaagde partij, bestaande uit het aanleggen van sierbestrating in een tuin. De gedaagde partij heeft echter nagelaten om de facturen te betalen, die in totaal € 4.804,70 bedragen, inclusief hoofdsom, rente en incassokosten. De eisende partij heeft de gewerkte uren per e-mail opgegeven, maar de gedaagde partij heeft hiertegen niet geprotesteerd.

De procedure omvatte een comparitie van partijen, waarbij alleen de eisende partij aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke opdrachtbevestiging is en dat de voorwaarden die de gedaagde partij heeft gesteld, zoals afgetekende leverbonnen en ondertekende urenlijsten, niet zijn aangetoond. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij niet heeft aangetoond dat de eisende partij niet alle werkzaamheden heeft verricht en dat het verweer van de gedaagde partij onvoldoende onderbouwd is.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eisende partij toegewezen, inclusief de gevorderde incassokosten, en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6101707 \ CV EXPL 17-5578
Vonnis van de kantonrechter van 14 maart 2018
in de zaak van:
de vennootschap naar Belgisch recht
[eisende partij],
gevestigd te [vestigingsplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. drs. J.J.F.M. Konings (Invorderingsbedrijf B.V.),
tegen:
[gedaagde partij] ,h.o.d.n.
[X],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de ten behoeve van de comparitie door eisende partij overgelegde productie 6
  • het schrijven d.d. 21 oktober 2017 van gedaagde partij, waarin wordt aangegeven dat zij niet ter zitting zal verschijnen
  • de comparitie van partijen op 23 oktober 2017, waarbij alleen eisende partij is verschenen
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisende partij heeft in opdracht en voor rekening van gedaagde partij werkzaamheden verricht, bestaande uit het aanleggen van sierbestrating in een tuin c.q. tuinaanleg.
2.2.
Eisende partij heeft gedaagde partij belast met twee facturen. De factuur met nummer 2016.11.2 d.d. 24 december 2016 behelst een bedrag van € 659,50 en de factuur met nummer 2016.11.1h d.d. 23 januari 2017 een bedrag van € 3.255,50.
Beide facturen zijn niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 4.804,70 (hoofdsom € 3.914,50, rente € 131,31, incassokosten € 587,18 en de daarover verschuldigde btw ad € 131,71 en interne invorderingskosten € 40,00), vermeerderd met handelsrente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij beslissing van 28 juli 2017 is een comparitie van partijen bevolen, die op 14 september 2018 zou plaatsvinden. Vervolgens is de comparitie verplaatst naar 23 oktober 2018. Hieraan voorafgaand heeft gedaagde partij laten weten dat hij door ziekte van zijn echtgenote niet in staat is om ter zitting te verschijnen. Eisende partij is wel verschenen en heeft verklaard geen behoefte te hebben aan het hernieuwd bevelen van een comparitie. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor het nemen van de conclusies van repliek en dupliek.
4.2.
Eisende partij vordert betaling van de door haar in opdracht en voor rekening van gedaagde partij verrichte werkzaamheden, zoals bij voornoemde facturen in rekening gebracht. Eisende partij stelt dat, toen zij een aanvang wilde maken met de werkzaamheden, gedaagde partij had nagelaten ervoor zorg te dragen dat de benodigde materialen op de locatie aanwezig zouden zijn. Gedaagde partij heeft eisende partij vervolgens een nieuwe opdracht verstrekt met betrekking tot het verrichten van grondwerk. Verder heeft eisende partij een te hoog gemetseld trapje moeten herstellen. De werkzaamheden zijn opgeleverd en tussen partijen is nimmer overeengekomen dat urenstaten zouden moeten worden ingeleverd. Wel is gedaagde partij per e-mail op de hoogte gehouden van de gemaakte uren.
4.3.
Gedaagde partij voert tegen de vordering aan dat de opdracht is verstrekt op basis van kosten en gemaakte uren. Met de werkzaamheden zou een week gemoeid zijn. Betaling zou plaatsvinden op basis van afgetekende leverbonnen van materialen (op het werk afgeleverd) en door of namens gedaagde partij ondertekende urenlijsten. Weliswaar is gedaagde partij op de hoogte gehouden van de gewerkte uren, maar controle hierop ontbreekt. Gedaagde partij betwist dat hij zorg zou dragen voor materialen. Eisende partij zou hier zelf voor zorgdragen. Ook heeft gedaagde partij het gemetseld trapje niet hersteld.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Tussen partijen staat vast dat eisende partij in opdracht en voor rekening van gedaagde partij werkzaamheden heeft verricht zoals vermeld in rechtsoverweging 2.1. De kantonrechter constateert dat er geen schriftelijke opdrachtbevestiging is opgemaakt en dat partijen hun afspraken niet anderszins schriftelijk hebben vastgelegd. De inhoud en omvang van de opdracht kan – voor zover partijen daarover afwijkende stellingen over innemen - derhalve niet worden vastgesteld. Dit geldt eveneens voor de gedaagde partij gestelde voorwaarden, zoals overlegging van
afgetekendeleverbonnen en
ondertekendeurenlijsten. Gedaagde partij heeft dit laatste verweer ook niet anderszins aangetoond of aannemelijk gemaakt. Als productie 8 bij conclusie van repliek heeft eisende partij een e-mail aan gedaagde partij overgelegd met daarin de gewerkte uren. Gedaagde partij heeft niet betwist deze e-mail te hebben ontvangt. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde partij om urenlijsten heeft gevraagd die door hem konden worden afgetekend dan wel dat gedaagde partij heeft geprotesteerd tegen het opgegeven aantal gewerkte uren. Ook na ontvangst van de facturen is een dergelijk verzoek c.q. protest uitgebleven. Het op dit punt door gedaagde partij gevoerde verweer wordt daarom verworpen. Dit kan derhalve niet aan betaling van de facturen in de weg staan.
4.5.
Gedaagde partij voert in deze procedure tegen de vordering aan dat niet alle werkzaamheden door eisende partij zijn verricht en dat voor niet alle werkzaamheden opdracht is verstrekt. De kantonrechter is van oordeel dat gedaagde partij dit verweer onvoldoende heeft onderbouwd. Zoals hiervoor reeds is overwogen komt het voor rekening en risico van gedaagde partij dat geen schriftelijke gedetailleerde opdrachtbevestiging voorhanden is. Bovendien blijkt dat gedaagde partij op geen enkel moment heeft geprotesteerd tegen de e-mailberichten van eisende partij, waarin deze telkens zijn gewerkte uren heeft opgegeven. Bij gebrek aan een onderbouwing wordt het verweer van gedaagde partij verworpen.
4.6.
Daarnaast geldt nog het volgende. Als productie 6 heeft eisende partij een aantal Whatsapp-gesprekken overgelegd. Hieruit volgt dat gedaagde partij op 13 februari 2017 het volgende aan eisende partij heeft medegedeeld: ”
[eisende partij] , ik start langzaam weer op en jij staat voor begin volgende week voor betaling. Gr. [gedaagde partij] ”.Dit bericht kan niet anders worden beschouwd dan als een toezegging voor de betaling en dit impliceert een erkenning van de vordering. Gedaagde partij heeft voormeld Whatsapp-bericht niet betwist dan wel de inhoud daarvan in twijfel getrokken. De inhoud daarvan moet daarom voor juist worden gehouden
4.7.
Nu het verweer van gedaagde partij is verworpen, staan de stellingen van eisende partij als niet langer weersproken vast. De gevorderde hoofdsom kan daarom worden toegewezen, evenals de niet betwiste reeds verschenen en nog te vorderen rente.
4.8.
Eisende partij vordert verder betaling van incassokosten en de daarover verschuldigde btw ad in totaal € 718,89, alsmede € 40,00 aan interne invorderingskosten. Deze bedragen kunnen echter niet naast elkaar worden gevorderd. Het bedrag van € 40,00 is immers het minimumbedrag dat verschuldigd is zonder dat een aanmaning is verstuurd.
De kantonrechter is van oordeel dat eisende partij in voldoende mate heeft aangetoond dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht, die toewijzing van incassokosten rechtvaardigen. Gelet op de hoogte van de hoofdsom zal een bedrag van € 624,90 inclusief btw worden toegewezen. Hierover zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen in plaats van de gevorderde wettelijke handelsrente.
4.9.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.10.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 85,21
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.155,21
Over de proceskosten zal de wettelijke rente worden toegewezen in plaats van de wettelijke handelsrente.
4.11.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 4.670,71, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 3.914,50 en de wettelijke rente over € 624,90, telkens vanaf 9 juni 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 1.155,21, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: