ECLI:NL:RBLIM:2018:2330

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
04/060357-02
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde met psychische problemen

Op 13 maart 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde, die momenteel verblijft in FPC de Oostvaarderskliniek te Almere. De vordering, ingediend door het openbaar ministerie op 18 januari 2018, betreft de verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft de vordering behandeld in een openbare zitting op 27 februari 2018, waar de veroordeelde, zijn raadsvrouw, de officier van justitie en deskundigen aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en dat eerdere pogingen tot resocialisatie zijn mislukt. De deskundigen hebben aangegeven dat het recidiverisico bij het wegvallen van de terbeschikkingstelling als matig op de korte termijn en hoog op de lange termijn wordt ingeschat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar eist. De rechtbank heeft het verzoek van de veroordeelde en zijn raadsvrouw om de verlenging te beperken tot één jaar afgewezen.

De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd, waarbij de noodzaak voor deze verlenging is onderbouwd door de adviezen van de kliniek en de deskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/060357-02 (vordering verlenging TBS)
Datum beslissing : 13 maart 2018
Tegenspraak
Beslissing van de meervoudige kamer op een vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg
De vordering houdt in dat de rechtbank beslist op de op 18 januari 2018 ter griffie van de rechtbank ingekomen vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[veroordeelde] ,
geboren te Venlo op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in FPC de Oostvaarderskliniek te Almere,
hierna te noemen [veroordeelde] .
Raadsvrouw is mr. A.M.A. Kok-Verheijde, advocaat kantoorhoudende te Tegelen.

1.De stukken

In het dossier bevinden zich onder andere:
  • de vordering van de officier van justitie d.d. 18 januari 2018;
  • het verlengingsadvies d.d. 4 januari 2018 van drs. [naam 1] , hoofd van de inrichting, drs. [naam 2] , hoofd behandeling, drs. [naam 3] , hoofd behandelzalen a.i., en drs [naam 4] , psychiater, allen verbonden aan FPC Oostvaarderskliniek;
  • de omtrent [veroordeelde] gehouden wettelijke aantekeningen over de periode van het vierde kwartaal van 2016 tot en het derde kwartaal van 2017;
  • het arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 2 februari 2004, waarbij het beroepen vonnis van de toenmalige rechtbank Roermond van 25 april 2003 is bevestigd;
  • de beslissing van deze rechtbank van 10 maart 2017 waarbij de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is verlengd met één jaar;
  • het persoonsdossier van [veroordeelde] .
De vordering van de officier van justitie houdt in dat de rechtbank de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal verlengen voor de duur van twee jaar.

2.De procesgang

Bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 2 februari 2004 is [veroordeelde] voornoemd ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van doodslag, waarbij de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eiste. Dit delict betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De termijn van de terbeschikkingstelling is gaan lopen op 8 maart 2007.
De terbeschikkingstelling is voor het laatst bij beslissing van deze rechtbank van 10 maart 2017 met één jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie is behandeld ter openbare zitting van deze rechtbank van 27 februari 2018. Ter zitting zijn gehoord [veroordeelde] en diens raadsvrouw, de officier van justitie en deskundige [naam 2] .

3.Het standpunt van de inrichting

In het verlengingsadvies van FPC Oostvaarderskliniek is, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld:
Bij [veroordeelde] is sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale narcistische, borderline en afhankelijke trekken. Er zijn een aantal pogingen gedaan om [veroordeelde] te resocialiseren onder toezicht van de FPA Vincent van Gogh te Venray. In 2014 is een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege ongedaan gemaakt wegens ernstige onregelmatigheden. In het voorjaar van 2015 wordt het resocialisatietraject opnieuw onderbroken omdat hij psychotisch decompenseerde. [veroordeelde] heeft zich tijdens de derde poging ook niet staande weten te houden en heeft zich door oplopende spanningen (veroorzaakt door eigen gebrek aan transparantie) en angst voor terugplaatsing naar de Oostvaarderskliniek onttrokken aan het toezicht. Dit heeft tot gevolg gehad dat zijn verlof is ingetrokken en, in principe geen nieuwe machtiging tot verlof kan worden verleend voor de periode van één jaar.
Een duidelijk patroon in de afgelopen periode is dat [veroordeelde] zichzelf overschat en onvoldoende inzicht heeft in de gevolgen van zijn handelen. Ondanks veel inspanningen dit patroon in goede banen te leiden (inclusief een ‘time-out periode’ in het FPC) bleef [veroordeelde] zijn eigen plan trekken en heeft hij zich niet transparant opgesteld. Naar aanleiding van de verschillende incidenten heeft de reclassering [veroordeelde] op 29 augustus 2017 opnieuw opgeroepen voor een gesprek om terugplaatsing naar de Oostvaarderskliniek te bespreken. [veroordeelde] heeft geweigerd hieraan gehoor te geven en heeft zich onttrokken aan het toezicht. Dagen later heeft hij zelf contact opgenomen met de Oostvaarderskliniek en is hij opnieuw opgenomen.
Na terugplaatsing laat [veroordeelde] een stabiel beeld zien. De komende periode zal in het teken staan van het vormgeven van een resocialisatieplan, rekening houdend met de uitkomsten van de terugplaatsingsanalyse. Gezien de beperkte intellectuele capaciteiten en de onder-liggende behoefte aan structuur, zal een Lichte Verstandelijke Beperking (LVB) benadering mogelijk voor enige verbetering zorgen. Het recidiverisico bij verblijf in de huidige setting en begeleid verlof wordt als laag ingeschat. Het recidiverisico wordt bij het wegvallen van het kader van de terbeschikkingstelling ingeschat als matig op de korte termijn tot hoog op de lange termijn.
Gezien de zeer beperkte risico’s zal worden onderzocht of er een mogelijkheid bestaat om [veroordeelde] op begeleid verlof te laten gaan in de komende periode. Hiertoe zal bij het AVT bepleit worden om een uitzondering te maken op het algemeen geldend beleid om na onregelmatigheden pas opnieuw na een jaar weer verlof toe te staan.
Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar.
De deskundige heeft ter zitting bovengenoemd advies onderschreven. Zij heeft voorts – zakelijk weergegeven – verklaard dat het advies tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar met name is ingegeven door het feit dat [veroordeelde] zich heeft onttrokken aan het toezicht en als gevolg daarvan de verlofmachtiging gedurende een jaar is ingetrokken. Het gedrag van [veroordeelde] is niet ingegeven door boos opzet, maar [veroordeelde] mist de mogelijkheden om zelfstandig te kunnen functioneren. Hoewel de kliniek het begeleid verlof graag snel weer zou willen oppakken, is het niet zeker dat er een uitzondering voor [veroordeelde] wordt gemaakt. Voorts dient er ook een nieuwe passende uitstroomvoorziening voor [veroordeelde] te worden gevonden, waarbij wellicht ook weer sprake is van wachttijden. In de afgelopen tijd is duidelijk geworden dat [veroordeelde] een externe setting nodig heeft, die bepaalde signalen eerder kan opvangen dan hij zelf afgeeft. Een LVB-benadering wordt op dit moment passend geacht. Naar verwachting zullen de volledige twee jaar nodig zijn om het resocialisatietraject opnieuw op te starten en zal een eventueel proefverlof pas in 2019 weer aan de orde zijn. Nu de samenwerking met [veroordeelde] goed is, is het niet nodig om een vinger aan de pols te houden en over een jaar opnieuw de stand van zaken te beoordelen.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft onder verwijzing naar het verlengingsadvies en de toelichting van de deskundige ter zitting gepersisteerd bij zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar.

5.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw

[veroordeelde] heeft er zitting aangegeven dat hij graag de duur van de verlenging beperkt zou zien tot één jaar, maar als dat niet mogelijk blijkt dan kan hij zich vinden in het advies van de kliniek. [veroordeelde] heeft voorts verklaard dat hij telkens kleine fouten maakt, waardoor hij zichzelf weer in de problemen brengt, maar er ook gebieden zijn waarop het goed gaat.
De raadsvrouw heeft verzocht de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van één jaar. Hoewel [veroordeelde] een eigen aandeel heeft in het wederom mislukken van de resocialisatiepoging, heeft hij geen strafbare feiten meer gepleegd. Hij heeft wel regels overtreden en fouten gemaakt, maar dat betreft geen zaken die van invloed zijn op de gevaarzetting. Voorts wordt door de kliniek aangegeven dat er geen sprake is van boos opzet bij [veroordeelde] , maar ook voor een deel voortkomt uit het onvermogen van [veroordeelde] om zelfstandig te kunnen functioneren. Op dit moment is er nog geen sprake van een duidelijk vervolgplan en derhalve is het wenselijk om de ontwikkelingen over een jaar opnieuw te beoordelen.

6.De beoordeling

De rechtbank dient thans te beoordelen of het gevaar voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen nog steeds vereist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd.
Uit het advies van de kliniek en de ter zitting gegeven toelichting door de deskundige leidt de rechtbank af dat het recidiverisico bij het wegvallen van het kader van de terbeschikking-stelling op de korte termijn als matig en op de lange termijn als hoog wordt ingeschat. Verder blijkt dat het opnieuw opstarten van een resocialisatietraject, mede gelet op de intrekking van de verlofmachtiging voor de duur van een jaar, de doorstroom naar een passende vervolgvoorziening naar verwachting niet binnen één jaar zak kunnen worden gerealiseerd.
Derhalve volgt de rechtbank de adviezen van de kliniek en de externe deskundigen dat een verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voor de duur van twee jaar is vereist. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek van [veroordeelde] en zijn raadsvrouw om de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar in plaats van twee jaar, niet ingewilligd. De rechtbank ziet thans ook geen aanleiding om over één jaar nogmaals te bezien in hoeverre de ontwikkelingen zich hebben doorgezet, nu zij uit de toelichting van de deskundige ter zitting begrijpt dat de kliniek intensief bezig is een nieuw resocialisatietraject in te richten en voortvarend uit te voeren.
Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen de verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar eist.

7.Beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn gedurende welke [veroordeelde] ter beschikking is gesteld met verpleging van overheidswege met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. H.H. Dethmers en mr. J.M.G. Gunsing, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier en is uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 13 maart 2018.
Mr. V.P. van Deventer en mr. J.M.G. Gunsing zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.