Op 12 maart 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen een eiser, de zoon van de gedaagde, en de gedaagde, de vader van de eiser. De eiser vorderde een straatverbod voor de gedaagde, die regelmatig in dronken toestand zijn woning bezocht en daarbij dreigementen en geweld gebruikte. De eiser en zijn echtgenote, die beiden een lichte verstandelijke beperking hebben, werden hierdoor ernstig in hun persoonlijke levenssfeer aangetast. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat de gedaagde stelselmatig inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer van de eiser en zijn echtgenote, wat een beperking van de bewegingsvrijheid van de gedaagde rechtvaardigde. De rechtbank wees het gevorderde straatverbod toe voor de woning van de eiser en een specifieke straat, maar wees het verbod af voor een deel van een andere straat waar de gedaagde graag komt. De gedaagde werd ook veroordeeld tot het betalen van een dwangsom bij overtreding van het verbod. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.