ECLI:NL:RBLIM:2018:2261

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
9 maart 2018
Zaaknummer
6365815 cv expl 17-7876
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van negatief verlofsaldo bij beëindiging van het dienstverband

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 14 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever over de verrekening van teveel opgenomen verlofdagen bij het einde van het dienstverband. De werknemer, werkzaam als cv-monteur, had van 12 maart 2007 tot en met 31 december 2016 bij de werkgever in dienst gestaan. Bij het beëindigen van het dienstverband vorderde de werkgever een bedrag van € 976,98 bruto van de werknemer, als gevolg van teveel opgenomen verlofuren. De werkgever stelde dat de werknemer 8,75 uur teveel aan verlof had opgenomen en dat dit bedrag verrekend kon worden met de vakantietoeslag die de werknemer nog tegoed had.

De werknemer betwistte de vordering en stelde dat de werkgever niet mocht overgaan tot verrekening van de teveel opgenomen verlofdagen. De kantonrechter oordeelde echter dat er wel degelijk een wettelijke grondslag is voor de werkgever om de tegenwaarde van de teveel opgenomen verlofdagen terug te vorderen. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer onvoldoende had betwist dat hij teveel verlof had opgenomen en dat de werkgever recht had op vergoeding van dit bedrag. De kantonrechter wees de vordering van de werkgever toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

In reconventie heeft de werkgever ook schadevergoeding gevorderd van de werknemer, maar deze vordering werd afgewezen omdat de werkgever onvoldoende had onderbouwd dat de schade het gevolg was van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. De kantonrechter veroordeelde de werkgever tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de werknemer, die in het gelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6365815 \ CV EXPL 17-7876
Vonnis van de kantonrechter van 14 maart 2018
in de zaak van:
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie],
wonend [adres eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ,
[woonplaats eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ,
eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: I. van de Beek (DAS Rechtsbijstand),
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna “ [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ” en “ [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens akte vermindering van eis, en van antwoord in reconventie, met een productie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] is van 12 maart 2007 tot en met 31 december 2016 bij [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in dienst geweest in de functie van cv-monteur.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] vordert, na vermindering van eis – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tot betaling van een bedrag van € 976,98 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente en wettelijke verhoging. Daarnaast vordert [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] een bedrag van € 146,55 aan buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in de kosten van het geding.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] legt aan de gevorderde hoofdsom ten grondslag dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] , ondanks aanmaning, niet is overgegaan tot een eindafrekening van het dienstverband en dat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] zodoende nog een bedrag van € 976,98 bruto toekomt aan vakantietoeslag.
3.2.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] stelt - samengevat- als volgt. [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft gedurende het dienstverband 8,75 uur teveel aan verlof opgenomen. Na verrekening met de opgebouwde vakantietoeslag resteert een bedrag van € 468,02 netto aan vakantietoeslag.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft voorts schade geleden doordat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] materialen van een opdrachtgever heeft meegenomen voor eigen gebruik. In verband daarmee heeft de opdrachtgever een bedrag van € 3.442,60, exclusief btw, op het door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in rekening te brengen werk in mindering gebracht. Verder heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] zich de laatste dagen dat hij voor [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] werkzaam was, dusdanig gedragen, dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] bij haar opdrachtgever een bedrag van € 313,95, exclusief btw, op de factuur in mindering heeft gebracht. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] wenst deze schadeposten op [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te verhalen. Na verrekening met de aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] toekomende vakantietoeslag resteert een bedrag van € 3.288,53, waarvan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in reconventie betaling vordert.
3.3.
Beide partijen voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

in conventie
4.1.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] stelt zich naar aanleiding van het verweer van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op het standpunt dat een werkgever bij het einde van het dienstverband niet mag overgaan tot het verrekenen van teveel opgenomen verlofdagen. Voorts betwist [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] de gestelde schade.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat hij - in afwijking van de door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] aangehaalde jurisprudentie - van oordeel is dat er wel degelijk een wettelijke grondslag is voor de vergoeding door een werknemer van teveel opgenomen verlofdagen. Immers, de aan een werknemer jaarlijks toekende verlofdagen worden gedurende het jaar tijdsevenredig opgebouwd en staan - indien een tegoed tot uitbetaling in geld leidt - gelijk aan “gewoon” loon. Voordat aanspraak kan worden gemaakt op deze vorm van loon zal daarvoor eerst gedurende een tijdsevenredige periode arbeid moeten worden verricht.
Indien verlofdagen worden opgenomen voordat deze zijn opgebouwd, dan is sprake van een voorschot op loon. Gaat een werknemer vervolgens uit dienst voordat de bij wijze van voorschot opgenomen dagen zijn opgebouwd, dan moet dit loon geacht worden onverschuldigd te zijn betaald door de werkgever. De werkgever kan de tegenwaarde van de teveel opgenomen verlofdagen dan op grond van artikel 203 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bij het einde van het dienstverband terugvorderen van de werknemer. Dit is slechts anders, indien terugvordering in het gegeven geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, maar daartoe heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] onvoldoende gesteld en daarop heeft hij zich ook niet beroepen.
4.3.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft niet althans onvoldoende betwist dat hij 8,75 uur teveel aan verlof heeft opgenomen, zoals [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft gesteld. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft, gelet op het voorgaande, dan ook recht op vergoeding daarvan. Nu de wet niet verhindert dat verrekening met nog uit te betalen vakantietoeslag plaatsvindt, komt deze vergoeding daarop in mindering.
Nu [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] de gestelde schade betwist, is de gegrondheid van de door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gestelde vordering overigens niet op eenvoudige wijze vast te stellen, zodat het verrekeningsverweer van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in zoverre faalt.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft het door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gestelde bedrag ad € 468,04 netto dat resteert na verrekening van het teveel opgenomen verlof niet weersproken, zodat dit wordt toegewezen.
4.4.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft niet op aparte gronden verweer gevoerd tegen de door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ingestelde nevenvorderingen. Daarvoor geldt het volgende.
De wettelijke verhoging wordt toegewezen over dit bedrag vanaf 31 december 2016 (datum einde dienstverband), nu voor toewijzing vanaf een eerdere datum geen grondslag is gesteld. Wat de datum betreft geldt hetzelfde voor de wettelijke rente.
De buitengerechtelijke incassokosten worden overeenkomstig het geldende staffeltarief toegewezen tot een bedrag van € 70,21.
in reconventie
4.5.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft de door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gestelde schadetoebrengende gedragingen gemotiveerd betwist. Gelet op het bepaalde in artikel 661 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dat voor aansprakelijkheid van de werknemer vereist dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer, heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd gesteld, zodat de vordering wordt afgewezen.
in conventie en in reconventie
4.6.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] worden begroot op:
  • dagvaarding € 103,10
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde conventie 200,00 (2 x tarief € 100,00)
  • salaris in reconventie
totaal € 701,10

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te betalen een bedrag van € 468,02 netto aan vakantietoeslag,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te betalen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het sub 5.1. vermelde bedrag vanaf 31 december 2016,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te betalen de wettelijke rente over de sub 5.1. en 5.2. toegewezen bedragen vanaf 31 december 2016 tot aan de dag van voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te betalen een bedrag van € 70,21 aan buitengerechtelijke incassokosten,
in reconventie
5.5.
wijst het gevorderde af,
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] gevallen en tot op heden begroot op € 701,10,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: