In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 14 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever over de verrekening van teveel opgenomen verlofdagen bij het einde van het dienstverband. De werknemer, werkzaam als cv-monteur, had van 12 maart 2007 tot en met 31 december 2016 bij de werkgever in dienst gestaan. Bij het beëindigen van het dienstverband vorderde de werkgever een bedrag van € 976,98 bruto van de werknemer, als gevolg van teveel opgenomen verlofuren. De werkgever stelde dat de werknemer 8,75 uur teveel aan verlof had opgenomen en dat dit bedrag verrekend kon worden met de vakantietoeslag die de werknemer nog tegoed had.
De werknemer betwistte de vordering en stelde dat de werkgever niet mocht overgaan tot verrekening van de teveel opgenomen verlofdagen. De kantonrechter oordeelde echter dat er wel degelijk een wettelijke grondslag is voor de werkgever om de tegenwaarde van de teveel opgenomen verlofdagen terug te vorderen. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer onvoldoende had betwist dat hij teveel verlof had opgenomen en dat de werkgever recht had op vergoeding van dit bedrag. De kantonrechter wees de vordering van de werkgever toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
In reconventie heeft de werkgever ook schadevergoeding gevorderd van de werknemer, maar deze vordering werd afgewezen omdat de werkgever onvoldoende had onderbouwd dat de schade het gevolg was van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. De kantonrechter veroordeelde de werkgever tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de werknemer, die in het gelijk was gesteld.