ECLI:NL:RBLIM:2018:2212

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 februari 2018
Publicatiedatum
8 maart 2018
Zaaknummer
03/700421-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige binnentreding en bewijsuitsluiting in drugszaken

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verschillende druggerelateerde feiten, waaronder de productie en het bezit van amfetamine en hennep. De rechtbank oordeelde dat de machtiging tot binnentreden in de woning van de verdachte onterecht was verleend, waardoor het bewijs dat tijdens het binnentreden was verkregen, onrechtmatig was. De rechtbank stelde vast dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, aangezien het huisrecht van de verdachte was geschonden. Dit leidde tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen drugs en andere voorwerpen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was. Slechts het subsidiair ten laste gelegde feit van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep werd bewezen verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De beslissing is gebaseerd op de schending van de rechten van de verdachte en de onrechtmatige verkregen bewijsvoering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/700421- 17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K.D.M. Schepers, advocaat kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 februari 2018. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van amfetamine
Feit 2: in het bezit was van amfetamine en 24 XTC-pillen;
Feit 3: in het bezit was van ongeveer 1343 gram hennep;
Feit 4; gelden heeft witgewassen;
Feit 5: een elektrisch stroomstootwapen voorhanden heeft gehad;
Feit 6: munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 7: primair: al dan niet in vereniging ongeveer 1310,83 gram hennepbuiten Nederlands grondgebied heeft gebracht; subsidiair: ongeveer 1310,83 gram hennep in bezit heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 primair wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat verdachte van alle tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de feiten 1 tot en met 6, kort samengevat, als verweer gevoerd dat het bewijs voor deze feiten op onrechtmatige wijze is verkregen en voor het bewijs moet worden uitgesloten en dat verdachte bij gebrek aan overig bewijs dient te worden vrijgesproken.
Ter adstructie van dit verweer heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de afgegeven machtiging tot binnentreden is gebruikt tegen de wil van de bewoner en dat bedoelde machtiging niet afgegeven had mogen worden op grond van de binnengekomen melding, de GBA check en de netwerkmeting. Daarbij is uitgegaan van verkeerde aannames. Bij de gemeente is anoniem melding gedaan van overlast van hennepgeur welke afkomstig zou zijn
uit de omgevingvan [adres 1] . Er is niet gemeld dat de overlast van hennepgeur afkomstig zou zijn van [adres 1] . Ook wordt informatie over een op 11 april 2017 in [adres 2] aangetroffen hennepplantage achterwege gelaten. Het in de netwerkmeting vermelde piekenpatroon wordt niet stellig toegeschreven aan de productie van hennep. Het
zou kunnendat het patroon wordt veroorzaak door kachels. Andere opties die het piekenpatroon in het elektriciteitsgebruik zouden kunnen verklaren, zoals het gebruik van kachels tijdens de openingsuren in de autobedrijven in het onderliggende [adres 3] en het [adres 4] , worden niet onderzocht. Het piekpatroon past niet bij het drogen van hennep, immers voor het drogen van hennep is constante warmte nodig.
Blijkens een schrijven van de Nationale ombudsman gericht aan korpschef [naam 1] van de Nationale Politie van 28 juli 2017 moet sprake zijn van minimaal twee indicaties voor de aanwezigheid van een hennepkwekerij voordat er mag worden binnengetreden ter ontmanteling.
Aangezien er in de onderhavige zaak niet gesproken kan worden van een concrete melding ligt alleen de netwerkmeting aan de machtiging tot binnentreden ten grondslag, hetgeen onvoldoende is om de inzet van het zware middel van binnentreden te rechtvaardigen.
De omstandigheid dat verdachte blijkens de BRP check aan het adres [adres 1] te Simpelveld stond ingeschreven en dat uit de bevraging van het politiesysteem Integrale Bevraging naar voren komt dat verdachte meerdere antecedenten heeft op het gebied van de Opiumwet doet niet ter zake aangezien dit geen indicaties zijn als bedoeld in voormeld brief.
Ten aanzien van feit 7 is de raadsvrouw van mening dat verdachte eveneens voor dit feit moet worden vrijgesproken, gelet op de onbetrouwbare verklaring van [aangever 1] en de ongeloofwaardige verklaring van [aangever 2] .
.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] d.d. 12 juli 2017 blijkt dat er tijdens het overleg op 4 juli 2017 van het overlastteam van de gemeente Simpelveld een melding van stankoverlast was binnengekomen. Deze melding, welke werd gedaan door een onbekend persoon, betreft een melding van stankoverlast van henneplucht. Deze henneplucht kwam uit de omgeving van het [adres 1] in Simpelveld.
Het was verbalisant [naam verbalisant] ambtshalve bekend dat op de locatie [adres 1] in Simpelveld [verdachte] , geboren op 14 juni 1987, woonachtig is en dat [verdachte] antecedenten heeft op het gebied van verdovende middelen.
Naar aanleiding van deze melding is door verbalisant [naam verbalisant] een netmeting aangevraagd bij Enexis.
Door Enexis is vervolgens een netmeting verricht op de hoofdkabelwaar ook de woning van verdachte op is aangesloten.
De meting werd uitgevoerd in de periode van 7 juli 2017 tot en met 10 juli 2017. Op deze hoofdkabel zijn de woningen [adres 5] , [adres 4] , [adres 1] , [adres 3] , [adres 2] en [adres 6] aangesloten. De meting laat terugkerende patronen zien. Deze patronen zouden volgens de rapportage bevindingen positieve netmeting van Enexis kunnen duiden op de in- en uitschakeling van kachels, die dikwijls worden gebruikt om hennep te drogen. Ook is er op de netmeting een vreemd patroon te zien dat om 7:56 uur aangaat en om 15:45 uur uitgaat. Op een op 1 mei 2017 uitgevoerde netmeting op de betreffende hoofdkabel was het patroon niet te zien.
Op grond van voormelde feiten en omstandigheden is op grond van het bestaan van verdenking van een overtreding van de Opiumwet op 12 juli 2017 binnengetreden in de woning van de verdachte gelegen aan het [adres 1] te Simpelveld, nadat daartoe een machtiging werd afgegeven. Voorafgaand aan het binnentreden bleek dat er niemand in de woning aanwezig was. Om binnen te kunnen treden, werd het slot van de voordeur van de woning [adres 1] te Simpelveld geforceerd.
De rechtbank acht deze feiten en omstandigheden ieder op zich en ook bezien in onderling verband onvoldoende om tot een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet in perceel [adres 1] te komen. De melding is anoniem en niet concreet. Er is melding gedaan van stankoverlast in de omgeving van [adres 1] . De melding bevat geen feiten en omstandigheden die de stankoverlast specifiek toeschrijven aan de (boven)woning van verdachte. De omstandigheden dat verdachte op dit adres staat ingeschreven en antecedenten heeft op het gebied van overtreding van artikel 3 van de Opiumwet, maakt dit niet anders.
De resultaten van de netmeting zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende hard (er wordt gesproken van ‘zou kunnen’ en ‘een vreemd patroon’) om tezamen met voormelde feiten en omstandigheden een voldoende verdenking op te leveren voor overtreding van de Opiumwet in perceel [adres 1] . Een direct verband tussen de resultaten van de netmeting en de woning van de verdachte is ook niet te leggen, gezien het feit dat 6 woningen op de hoofdkabel waarop die meting werd gedaan zijn aangesloten.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat er ten onrechte een machtiging is verleend en dat onrechtmatig is binnengetreden in de woning van verdachte. Dit impliceert dat hetgeen bij binnentreden is geconstateerd en ook hetgeen bij de daarop gevolgde doorzoeking van de woning van verdachte is aangetroffen, op onrechtmatig wijze is verkregen.
Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Nu uit de wet niet blijkt welke rechtsgevolgen hieraan moeten verbonden, moet aan de hand van het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering worden bepaald welk rechtsgevolg verbonden moet worden aan dit verzuim. Het geschonden voorschrift betreft een belangrijk strafvorderlijk voorschrift; eerst in geval van een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet op een bepaalde plaats zijn opsporingsambtenaren bevoegd tot binnentreden. Binnentreden betreft een vergaande bevoegdheid, zeker in geval van betreden van woningen. Binnentreden van een woning tegen de wil van de bewoner vereist dan ook een schriftelijke machtiging. Het huisrecht gelet op het voorgaande is geschonden. Gelet op de ernst van deze schending van verdachtes privacy acht de rechtbank bewijsuitsluiting in dit geval op zijn plaats. De aard en ernst van de verdenkingen tegen verdachte die zijn opgekomen naar aanleiding van het onrechtmatig verkregen bewijs, nopen niet tot een andere uitkomst van de belangenafweging.
De verdachte heeft in zijn verhoren bij de politie zich beroepen op zijn zwijgrecht. Nu hetgeen in de woning van verdachte is aangetroffen, moet worden uitgesloten van het bewijs en overig wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, dient de verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 7 primair ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde terechtzitting er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van (verlengde) uitvoer van hennep. De rechtbank acht het onder 7 subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
Indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen voor het onder 7 subsidiair bewezenverklaarde feit opgenomen in een aanvulling op dit vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het vonnis gehecht.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 7 subsidiair:
Op 21 september 2015 te Simpelveld opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1310,83 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. feit 7 subsidiair:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van de tijd door verdachte in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat gezien de oriëntatiepunten een groot aantal van de verdachte ten laste gelegde feiten in aanmerking komen voor oplegging van een geldboete. De raadsvrouw heeft een geheel voorwaardelijke straf bepleit, indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring zou komen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van ruim 1300 gram hennep.
Verdachte is eerder veroordeeld tot forse detentiestraffen voor Opiumwetfeiten. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw in te laten met de handel in softdrugs.
Het bewezenverklaarde feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank, gezien de documentatie van verdachte, het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor duur van 2 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend. Omdat verdachte reds langer in voorlopige hechtenis verblijft dan de op te leggen straf moet het bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op het Wetboek van Strafrecht art. 63 en Opiumwet art. 3, 11, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten;
1. primair, 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 4 subsidiair, 5, 6 en 7 primair.
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 7 subsidiair is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor het feit tot een
gevangenisstraf van 2 maanden;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Wapenaar, voorzitter, mr. W.L.J. Voogt en mr. J.M.G. Gunsing, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 februari 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging tenlastelegging, laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 juli 2017 in de gemeente Simpelveld, althans in het
arrondissement Limburg, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van
artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken,
verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of
te bevorderen:
- een opstelling voor het kristalliseren van amfetamine en/of
- ( een fles, althans) een hoeveelheid alcohol 70% en/of
- ( een fles, althans) een hoeveelheid zwavelzuur 37% en/of
- ( een blik inhoudende) 507 gram, althans een hoeveelheid piperonal, zijnde een stof als
vermeld op bijlage 1 van de Verordening (EG) nummer 273/2004 inzake
drugsprecursoren en gebruikt wordt bij de productie van MDA of PMK,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te
vermoeden dat zij bestemd was tot het plegen van dat feit;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 12 juli 2017 in
de gemeente Simpelveld, althans in het arrondissement Limburg, om een feit,
bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen een
opstelling voor het kristalliseren, althans produceren en/of vervaardigen, van
amfetamine, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen
had te vermoeden dat zij bestemd was tot het plegen van dat feit;
2.
hij op of omstreeks 12 juli 2017 in de gemeente Simpelveld opzettelijk aanwezig
heeft gehad ongeveer 2 liter en/of 344 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattend amfetamine en/of 24 pillen XTC, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende bevattende MDA en/of MDMA en/of
N-ethyl MDA (MDEA), (telkens) zijnde amfetamine en/of MDA en/of MDMA en/of
N-ethyl MDA (MDEA), (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I;
3.
hij op of omstreeks 12 juli 2017 in de gemeente Simpelveld opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 1343 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer
dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 16 november 2017,
in de gemeente Simpelveld en/of in de gemeente Vaals, althans in het
arrondissement Limburg, voorwerpen, te weten:
- één of meer geldbedrag(en) (in totaal 26.195 euro) en/of
- één of meer geldbedrag(en) (in totaal 920 euro) en/of
- één of meer geldbedrag(en) (in totaal 44.038,50 euro),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van
voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 16 november 2017,
in de gemeente Simpelveld en/of in de gemeente Vaals, althans in het
arrondissement Limburg, meerdere voorwerpen, te weten:
- één of meer geldbedrag(en) (in totaal 26.195 euro) en/of
- één of meer geldbedrag(en) (in totaal 920 euro) en/of
- één of meer geldbedrag(en) (in totaal 10.814,50 euro),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist
althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig
was uit enig eigen misdrijf;
5.
hij op of omstreeks 12 juli 2017 in de gemeente Simpelveld een wapen van
categorie II onder 5°, te weten een stroomstootwapen (type 1106 Police
100W), althans een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een
medisch hulpmiddel, voorhanden heeft gehad
6.
hij op of omstreeks 12 juli 2017 in de gemeente Simpelveld voorhanden heeft
gehad:
- 15 patronen (kaliber .22 LR (Long Rifle)) en/of
- 19 patronen (kaliber 6,35mm Volmantelpatronen),
in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie
III;
7.
hij op of omstreeks 21 september 2015 in de gemeente Simpelveld, althans in
het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft
gebracht, ongeveer 1310,83 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 21 september 2015 te Simpelveld, althans in het
arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1310,83 gram, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;