ECLI:NL:RBLIM:2018:2147

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
C/03/245520 / KG ZA 18-33
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen Herland Assurantie Adviseurs B.V. en Spirit tot Succes B.V. over de tenuitvoerlegging van een vonnis

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de eiseres, Herland Assurantie Adviseurs B.V., schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 9 augustus 2017. Dit vonnis verplichtte Herland tot het verstrekken van maandelijkse overzichten aan de gedaagde, Spirit tot Succes B.V., met betrekking tot provisies die door Delta Lloyd aan Herland zijn uitgekeerd. De eiseres stelt dat de gedaagde misbruik maakt van haar executiebevoegdheid, omdat er sinds 1 augustus 2017 rechtstreekse betalingen door Delta Lloyd aan de gedaagde plaatsvinden, en dat dit leidt tot een noodtoestand voor haar. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat er geen sprake is van misbruik van recht, omdat de verplichtingen uit het vonnis van 9 augustus 2017 niet zijn nagekomen. De rechter wijst de vorderingen van Herland af en veroordeelt haar in de proceskosten van de gedaagde. De voorzieningenrechter benadrukt dat een eenmaal verbeurde dwangsom niet kan worden gematigd en dat Herland verantwoordelijk blijft voor het tijdig verstrekken van de overzichten, ongeacht de rechtstreekse betalingen aan de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/245520 / KG ZA 18-33
Vonnis in kort geding van 6 maart 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HERLAND ASSURANTIE ADVISEURS B.V.,
gevestigd te Heerlen,
eiseres,
advocaat mr. H.A.J. Stollenwerck,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPIRIT TOT SUCCES B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. K.J.T.M. van de Wiel.
Partijen zullen hierna Herland en StS genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de door StS overgelegde producties
  • de mondelinge behandeling op 20 februari 2018
  • de pleitnota van Herland
  • de pleitnota van StS.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Herland is bij vonnis van 9 augustus 2017 door deze rechtbank onder meer
veroordeeld tot:
( b) afgifte aan StS van een juist en volledig overzicht (conform de als productie 17 bij de dagvaarding overgelegde mail en geaccordeerd door een registeraccountant), althans tot afgifte van het overzicht/de overzichten met de (maandelijkse) provisie die Delta Lloyd uit hoofde van de onder a bedoelde overeenkomst (..) aan Herland heeft uitgekeerd c.q. nog uit moet keren, vanaf 1 december 2015 tot heden, zulks binnen 3 weken na betekening van dit vonnis,
( c) maandelijkse afgifte, steeds uiterlijk op de 24e, aan StS van een juist en volledig overzicht (conform de als productie 17 bij de dagvaarding overgelegde mail en geaccordeerd door een registeraccountant), althans tot afgifte van het overzicht met de (maandelijkse) provisie waarop Herland dan wel haar rechtsopvolger jegens Delta Lloyd aanspraak heeft uit hoofde van de onder a bedoelde overeenkomst (..) vanaf heden tot één maand na de dag waarop Herland dan wel haar rechtsopvolger jegens Delta Lloyd geen recht op provisie meer heeft,
( g) het onder b en c bepaalde op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Herland in gebreke blijft volledig aan de veroordeling te voldoen, zulks tot een maximum van € 100.000 per veroordeling.

3.Het geschil

3.1.
Herland vordert samengevat - schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 augustus 2017, voor zover dit ziet op het in het dictum onder b en c geformuleerde.
3.2.
StS voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het toetsingskader is in het onderhavige geschil onweersproken art. 438 Rv. Er is dus sprake van een executiegeschil.
4.2.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak.
4.3.
In een executiegeschil komt aan de voorzieningenrechter slechts een beperkte toets toe. De voorzieningenrechter kan de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant – mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie wordt geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging oftewel in het geval van misbruik van recht door de executant.
4.4.
Van misbruik van recht zal sprake zijn, indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Van misbruik van de executiebevoegdheid kan voorts sprake zijn als de executant op grond van andere feiten of omstandigheden in redelijkheid geen gebruik mag maken van zijn recht tot executie van het vonnis.
4.5.
Dat sprake zou zijn van een klaarblijkelijke juridische misslag in het vonnis van 9 augustus 2017 is gesteld noch gebleken. Dat de tenuitvoerlegging van het vonnis op grond van na dat vonnis aan het licht gekomen feiten zou leiden tot een noodtoestand, is evenmin gesteld.
4.6.
Er is volgens Herland in het onderhavige geval sprake van andere feiten of omstandigheden op grond waarvan StS in redelijkheid geen gebruik kan maken van haar recht tot executie van het vonnis. Deze andere omstandigheden zijn volgens Herland gelegen in het feit dat ten gevolge van het door StS gelegde derdenbeslag sinds 1 augustus 2017 rechtstreekse betaling door Delta Lloyd aan StS plaatsvindt. Herland ging er, zo stelt zij, van uit dat Delta Lloyd in verband met die rechtstreekse betaling ook een overzicht aan StS zou sturen. Dit was blijkbaar niet het geval.
4.7.
De afgifte aan StS van de maandelijkse (provisie)overzichten dient, op grond van hetgeen onder c van het dictum van meergenoemd vonnis is vermeld, maandelijks uiterlijk op de 24ste te gebeuren. Vast staat dat de overzichten over de maanden augustus tot en met november 2017 eerst bij brief van 10 januari 2018 door Herland aan StS zijn verstuurd. Aldus staat eveneens vast dat ten tijde van de betekening van het bevel tot betaling van de dwangsommen op 3 januari 2018 niet aan het in meergenoemd vonnis onder c van het dictum gestelde was voldaan. Onbestreden staat tussen partijen voorts vast dat de dwangsommen tot een maximum van € 100.000,- (begin januari 2018) zijn verbeurd.
4.8.
Gesteld noch gebleken is dat Herland niet in staat was om die maandelijkse overzichten tijdig te verstrekken. De omstandigheid dat Herland veronderstelde dat Delta Lloyd de maandelijkse overzichten aan StS zou sturen laat haar eigen verantwoordelijkheid voortvloeiende uit het vonnis van 9 augustus 2017 om de overzichten aan StS te sturen onverlet. Het had dan ook op haar weg gelegen om te informeren of haar veronderstelling juist was. Dat zij dit om haar moverende redenen heeft nagelaten, komt voor haar rekening en risico. StS was ook niet gehouden om Herland te wijzen op datgene waartoe zij op grond van het vonnis gehouden was.
4.9.
Ook het bezwaar van Herland dat StS door overlegging van de overzichten inzicht verkrijgt in de provisie die Herland over alle zorgpolissen ontvangt, laat de uit het vonnis voortvloeiende verplichting tot maandelijkse afgifte van die overzichten onverlet. Herland erkent ook dat zij zich tegen dit aspect van de veroordeling niet eerder heeft verzet. Zij erkent eveneens dat de verplichting om de overzichten maandelijks op te sturen onverminderd uit meergenoemd vonnis voortvloeit en dat de achtergrond van deze verplichting (terecht) is dat door StS moet kunnen worden gecontroleerd of de betaling klopt. De omstandigheid dat StS de gelden rechtstreeks van Delta Lloyd ontvangt en niet van Herland, maakt de achtergrond van die verplichting naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet anders.
4.10.
Nu niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan StS in redelijkheid geen gebruik kan maken van haar executierecht, is geen sprake van misbruik van executiebevoegdheid. De gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 augustus 2017 zal derhalve worden afgewezen.
4.11.
De voorzieningenrechter merkt nog het navolgende op. Herland heeft aangevoerd dat de verbeurde dwangsom niet in verhouding staat tot de ernst van hetgeen thans aan de orde is. Voor matiging van de verbeurde dwangsommen is in de onderhavige kort geding procedure echter geen plaats. Een eenmaal verbeurde dwangsom kan niet worden gematigd. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar de artikelen 611c en 611d lid 2 Rv. Tegen het vonnis waarin de dwangsom is opgelegd stonden rechtsmiddelen open.
4.12.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om, zoals door StS gevorderd, over te gaan tot toewijzing van de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten. Herland zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van StS worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.442,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Herland in de proceskosten, aan de zijde van StS tot op heden begroot op € 1.442,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CB