ECLI:NL:RBLIM:2018:2119
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van de verdachte in een hennepteeltzaak wegens onvoldoende bewijs van medeplegen
Op 6 maart 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het beroeps- of bedrijfsmatig telen van hennep. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij een significante rol had gespeeld in de hennepteelt. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 februari 2018, waarbij de verdachte en zijn advocaat, mr. K. Bruns, aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de verdachte als medepleger moest worden aangemerkt, gebaseerd op verklaringen van een medeverdachte. De verdediging pleitte echter voor integrale vrijspraak, stellende dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt en dat niet was voldaan aan het wettelijk bewijsminimum.
De rechtbank overwoog dat voor medeplegen sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte slechts knipwerkzaamheden had verricht in drie hennepplantages op verzoek van een vriend, zonder dat er voldoende bewijs was voor een significante rol in de bedrijfsmatige hennepteelt. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte niet onaannemelijk en oordeelde dat de rol van de verdachte hooguit als medeplichtigheid kon worden aangemerkt, maar deze vorm was niet ten laste gelegd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.