4.3Het oordeel van de rechtbank
Op 25 maart 2015 deed [aangever] namens [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum meisje] ,
aangiftevan mishandeling. Zij verklaarde als volgt:
Ik doe aangifte van mishandeling van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum meisje] . De moeder van [slachtoffer] is [verdachte] . Op 10 maart 2015 is door kinderarts [naam arts 1] , van het VieCuri MC te Venlo, bij Veilig Thuis gemeld dat [slachtoffer] was opgenomen in het ziekenhuis met letsel. Het letsel was volgens de arts mogelijk niet passend bij het verhaal van moeder.
[slachtoffer] werd vervolgens lichamelijk onderzocht. De
rapportagehiervan, opgesteld door forensisch arts [naam arts 2] , verbonden aan het FPKM, vermeldt onder meer het volgende:
(pg. 73) Volgens per brief door de huisarts verstrekte informatie bevat het huisartsdossier van [slachtoffer] vóór 10 maart 2015 “geen letselbeschrijving van enig door ons waargenomen letsel; noch door mij, noch door mijn associé, noch door onze waarnemer” en betrof de eerste melding van letsel bij [slachtoffer] een contact met de huisartsenpost op 10 maart 2015.
Lichamelijk letselonderzoek
(pg. 77) Op 11 maart 2015 werd door de rapporteur een lichamelijk letselonderzoek verricht bij [slachtoffer] .
(pg. 78) Bij [slachtoffer] werden [onder meer, rb.] de volgende afwijkende bevindingen gedaan:
- Op de rand van de linker oorschelp waren twee onscherp begrensde rode huidverklaringen zichtbaar. Het betroffen onderhuidse bloeduitstortingen.
- Op de achterzijde van de linker oorschelp was een matig scherp begrensde puntvormige rode huidverkleuring zichtbaar. Het betrof een puntvormige bloeduitstorting in de huid.
- Op vrijwel de gehele rechter wang tot aan het rechter oor en op de rechter slaap waren meerdere onscherp begrensde paarsrode huidverklaringen zichtbaar. Deze huidverkleuringen betroffen onderhuidse bloeduitstortingen.
- In de randen van de blauwpaarse huidverkleuringen waren gebieden met meerdere scherp begrensde puntvormige rode huidverkleuringen zichtbaar. Deze puntvormige rode huidverkleuringen betroffen puntvormige bloeduitstortingen in de huid.
(pg. 79)
- Op de linker wang was een onscherp begrensde streepvormige horizontaal verlopende blauwe huidverkleuring zichtbaar van circa 2 centimeter lang. Op de linker wang waren onder en ter zijde van de linker mondhoek drie onscherp begrensde ronde rode huidverkleuringen, elk met een diameter van circa 0,5 centimeter zichtbaar. Deze huidverkleuringen betroffen onderhuidse bloeduitstortingen.
- Onder beide ogen, op het rechter bovenste ooglid en op het linker onderste ooglid waren gebieden zichtbaar met scherp begrensde puntvormige rode huidverkleuringen. Het betroffen gebieden met puntvormige bloeduitstortingen in de huid.
(pg. 80)
- In het midden van het borstbeen was een onscherp begrensde ronde bruine huidverkleuring zichtbaar met een diameter van circa 0,5 centimeter.
- Op de linker bil, links van de bilspleet, waren twee onscherp begrensde min of meer ovale geelpaarse huidverkleuringen zichtbaar. De bovenste was circa 1,5 centimeter breed en circa 1 centimeter hoog. De onderste was circa 2 centimeter hoog en circa 1,5 centimeter breed.
- Alle hierboven beschreven huidverkleuringen betroffen onderhuidse bloeduitstortingen.
Forensische-medische beoordeling
(pg. 85) Bij het ontbreken van een onderliggende medische (stollings)stoornis, die de onderhuidse bloeduitstortingen en de puntvormige bloeduitstortingen in de huid bij [slachtoffer] zou kunnen verklaren, hebben de onderhuidse bloeduitstortingen en de puntvormige bloeduitstortingen in de huid een traumatische oorzaak die niet accidenteel is.
Uit de diverse lokalisaties van de letsels op het lichaam van [slachtoffer] kan worden afgeleid dat bij [slachtoffer] sprake moet zijn geweest van een stomp inwerkende kracht vanuit meerdere richtingen op meerdere momenten. De diversiteit in aard van de letsels (onderhuidse bloeduitstortingen en puntvormige bloeduitstortingen in de huid) wijzen op verschillende letselmechanismen. De combinatie van de letsels bij [slachtoffer] is verdacht voor een niet-accidentele oorzaak.
De moeder van [slachtoffer] meldde een toedracht omtrent de letsels in het gelaat van [slachtoffer] , namelijk dat deze waren ontstaan als gevolg van een val in de douche. Een enkelvoudige val in de douche vormt, op basis van de lokalisatie van de letsels van [slachtoffer] , geen plausibele verklaring voor de combinatie van letsel bij [slachtoffer] . In tweede instantie werd gemeld dat (een deel van) de letsels in het gelaat van [slachtoffer] ontstaan waren als gevolg van een val tegen een deurpost na een duw. Ook een val tegen een deurpost na een duw vormt, al dan niet in combinatie met een val in de douche, geen plausibele verklaring voor de combinatie van letsels bij [slachtoffer] .
De onderhuidse bloeduitstorting op de linker bil, links van de bilspleet, zijn bij het ontbreken van een plausibele verklaring, op basis van de lokalisatie op het lichaam in het gebied dat bij een luierdragend kind bedekt wordt door de luier, verdacht voor een niet-accidentele oorzaak.
Getuige [getuige 3], medewerkster Kinderdagverblijf “ [naam] ” in Velden, verklaarde het volgende:
[slachtoffer] komt op dinsdag en donderdag naar het kinderdagverblijf. [slachtoffer] is op 1 januari 2015 geplaatst. Ik zie in de stukken dat [slachtoffer] op 24 en 26 februari en 3 maart ziek was gemeld. Op 5 maart was ze er wel. De week voor 24 februari hadden we carnavalsvakantie en was [slachtoffer] er dus ook niet. (…) Als er letsel zou zijn van meer dan geringe betekenis, zou er een ongevallenformulier zijn opgemaakt, maar van [slachtoffer] hebben wij geen enkel ongevallenformulier. (…) Ik heb geen letsel gezien, ook niet tijdens het verschonen van de luier. (…) Ik kan mij niet herinneren dat de moeder met mij besproken heeft dat ze blauwe plekken had ontdekt op de billen van [slachtoffer] . Ik zou mij dat zeker herinneren. (…) Ik heb ook niet gemerkt dat [slachtoffer] pijn had, anders had ik gekeken waarom [slachtoffer] pijn had.
In het dossier bevindt zich voorts een
rapportage van Veilig Thuis, welke is gevoegd bij voormelde aangifte. Deze rapportage vermeldt onder meer het volgende:
(pg. 39) Contact met huisarts [naam arts 3] .
In het dossier kan hij niet vinden dat er bij het contact van moeder met vervangend huisarts gesproken is over een val van de trap. Moeder is geweest voor iets voor haarzelf en vanwege langdurige verkoudheid van [slachtoffer] op 27 februari 2015. Deze afspraak is gemaakt op 23 februari 2015. Moeder had eerder een afspraak staan en wel op 18 februari 2015, maar is toen niet verschenen zonder bericht.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij [slachtoffer] een duw heeft gegeven toen zij treuzelde met eten. Door de duw kwam [slachtoffer] tegen een deurpost aan.
De
Informatiestaat SKDB-persoonvermeldt – kort gezegd – dat de verdachte in de periode van 31 juli 2014 tot 20 september 2016 ingeschreven stond aan de [adres] .
Overwegingen van de rechtbank
i.
mishandeling?
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of sprake is van mishandeling van [slachtoffer] , de dochter van verdachte.
Bij [slachtoffer] werden op 11 maart 2015, een dag nadat zij opgenomen werd in het ziekenhuis, bij forensisch medisch onderzoek diverse letsels in haar gelaat en op haar lichaam aangetroffen. De letsels in het gelaat konden – kort gezegd – niet verklaard worden met de toedracht zoals die door de verdachte werd gegeven, namelijk een val in de douche al dan niet in combinatie met een val tegen deurpost, aldus de deskundige. Deze conclusie baseerde zij in het bijzonder op de diverse lokalisaties van de letsels en de diversiteit in aard van de letsels. Ook de onderhuidse bloeduitstortingen op de linker bil zijn volgens de deskundige op basis van de lokalisatie verdacht voor een niet-accidentele oorzaak. Ter terechtzitting heeft de deskundige overigens gepersisteerd bij de door haar in het rapport weergegeven conclusies.
De rechtbank verenigt zich met de hierboven weergegeven overwegingen en daaraan verbonden conclusies van deze deskundige over de bij [slachtoffer] aangetroffen letsels, neemt deze over en maakt deze tot de hare. Aldus concludeert de rechtbank dat er bij [slachtoffer] sprake was van meer letsel dan verklaarbaar door een val in de douche al dan niet in combinatie met een val tegen een deurpost. De rechtbank merkt hierbij op dat zij geen reden heeft te twijfelen aan de gestelde val in de douche. Deze vindt immers steun in de verklaring van getuige [getuige 4] (pg. 143-148) en het door de huisartsenpost, spoedeisende hulp en kinderarts geconstateerde bloed in de neus van [slachtoffer] (pg. 73-74). De kern is juist dat er meer letsel is aangetroffen dan verklaarbaar is. Nu een andere, accidentele, oorzaak niet aannemelijk is geworden, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van toegebracht letsel in de vorm van geweld.
de rol van de verdachte?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte diegene is geweest die dit letsel heeft toegebracht.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat het hier gaat om feiten en omstandigheden die vragen om een plausibele en verifieerbare verklaring van de verzorgende ouder over hoe en wanneer het letsel is ontstaan, dan wel ontdekt.
De verdachte heeft bij de politie (pg. 20-28) en ter terechtzitting ontkend dat zij degene is geweest die haar dochter heeft mishandeld. Ter adstructie van die verklaring heeft zij onder meer aangevoerd dat zij diverse blauwe plekken gemeld heeft bij enerzijds de (vervanger van de) huisarts en anderzijds het kinderdagverblijf. Deze verklaring van de verdachte vindt echter geen steun in het dossier. Integendeel, deze wordt juist weersproken door de hierboven weergegeven verklaring van getuige [getuige 3] en informatie van de huisarts. Deze verklaring van de verdachte schuift de rechtbank dan ook als volstrekt ongeloofwaardig terzijde.
Wat resteert is het feit dat [slachtoffer] is mishandeld en dat haar moeder – verdachte – geen plausibele en verifieerbare verklaring heeft gegeven over de toedracht daarvan. Integendeel, uit het voorgaande volgt dat zij zelfs onware verklaringen heeft gegeven over wanneer het letsel is ontdekt en wanneer en waar het zou (moeten) zijn veroorzaakt. Nu enerzijds de verklaring van de verdachte terzijde is geschoven en anderzijds de rechtbank van oordeel is dat door het ontbreken van een andere plausibele en verifieerbare verklaring van verdachte niet aannemelijk is geworden dat een ander dan de verdachte zelf, aan wie op dat moment de zorg van haar dochter was toevertrouwd, het letsel heeft of moet hebben toegebracht, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het letsel is toegebracht door de verdachte zelf. De rechtbank wordt in die overtuiging gesterkt door het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zij haar dochter heeft geduwd toen zij niet goed at.
De vraag is vervolgens wanneer de mishandeling moet hebben plaatsgevonden. Daartoe overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] – na een afwezigheid van ruim twee weken – op donderdag 5 maart 2015 weer naar het kinderdagverblijf ging. Door het kinderdagverblijf zijn echter op dat moment geen bijzonderheden geconstateerd. Ook de huisarts (dan wel een vervanger) heeft geen letsels waargenomen vóór die tijd. De letsels zijn waargenomen op 10 maart 2015. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de letsels bij [slachtoffer] dan ook ontstaan in de periode van 5 tot en met 10 maart 2015.
Concluderend acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de mishandeling plaatsvond in de periode van 5 tot en met 10 maart 2015 en bestond uit het meermalen uitoefenen van geweld tegen het hoofd en/of lichaam.
De rechtbank overweegt hierbij nog als volgt. De diverse lokalisaties van de letsels en de diversiteit in aard van de letsels impliceren dat sprake is geweest van meerdere geweldsuitoefeningen en –mechanismen. Ter terechtzitting is echter ook gebleken dat de datering van de onderhuidse bloeduitstortingen als de puntvormige bloedingen in de huid bij kinderen niet mogelijk is. Aldus laat zulks de mogelijkheid open dat diverse letsels, naast die ten gevolge van de val in de douche en de val tegen de deurpost, (nagenoeg) gelijktijdig zijn ontstaan en sprake was van één complex van geweldsuitoefening, bestaande uit meerdere handelingen. Mede gelet op de omstandigheid dat niet concreet kan worden vastgesteld met welke handelingen en wanneer de verdachte het letsel heeft toegebracht, neemt de rechtbank laatstgenoemd scenario als uitgangspunt, namelijk dat sprake is van enkelvoudige mishandeling die bestond uit diverse geweldshandelingen.