ECLI:NL:RBLIM:2018:1905

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
6474374 BR VERZ 17-319
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verkoop van onroerende zaak in het kader van vereffening van een nalatenschap

Op 27 februari 2018 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de vereffening van een nalatenschap. De verzoeker, in zijn hoedanigheid van vereffenaar, heeft een machtiging aangevraagd voor de verkoop van een onroerende zaak die tot de nalatenschap behoort. De zaak is ontstaan na de verwerping van de nalatenschap door zes erfgenamen, waarbij geen keuze is gemaakt voor de in hun plaats tredende kinderen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige kinderen de termijn voor beneficiaire aanvaarding hebben laten verlopen, waardoor de nalatenschap als beneficiair aanvaard geldt.

De verzoeker heeft eerder een aanwijzing gekregen om de onroerende zaak te verkopen voor € 100.000,00, maar na terugtrekking van de potentiële koper heeft een nieuwe gegadigde een bod van € 70.000,00 gedaan. De kantonrechter heeft de verzoeker gemachtigd om de onroerende zaak te verkopen voor dit lagere bedrag, gezien de slechte staat van het pand en de taxatiewaarden. Tevens heeft de kantonrechter de verzoeker opgedragen om te onderhandelen met de hypotheekhouder over een boedelbijdrage en overleg te voeren met de Belastingdienst over een belastingaanslag die is gebaseerd op een hogere waarde van de onroerende zaak.

De beschikking bevat ook instructies voor de verzoeker om een urenspecificatie aan te leveren en om binnen twee maanden verslag uit te brengen aan de kantonrechter over de voortgang van de vereffening. De beschikking is uitgesproken door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht / Kantonrechter
Zaaknr: 6474374 BR VERZ 17-319
Beschikking van 26 februari 2018
inzake
[verzoeker] ,
kantoor houdend te [vestigingsplaats] ,
verzoeker, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , overleden te [overlijdensplaats] op [overlijdensdatum] , laatst wonend te [overlijdensplaats] (verder: de erflater).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Verzoeker heeft naar aanleiding van de beschikking van de kantonrechter van 29 november 2017 bij brief met bijlagen, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 11 december 2017, nadere informatie verstrekt en stukken aangeleverd.
1.2.
Op 23 februari 2016 heeft met - onder meer - verzoeker een overleg plaatsgevonden
waarbij de keuze van de erfgenamen ter zake de nalatenschap, de verkoop van de tot de nalatenschap behorende onroerende zaak, de aanslag van de Belastingdienst ter zake deze nalatenschap en het vereffenaarsloon zijn besproken.

2.De beoordeling

2.1.
Uit de mededelingen van verzoeker, uit het boedelregister en uit het procesdossier blijkt dat bij akten van 22 december 2015 en 16 maart 2016 zes erfgenamen de nalatenschap hebben verworpen en dat er door deze erfgenamen geen keuze is gemaakt voor de in hun plaats tredende (drie) kinderen. Ondanks herhaald verzoek daartoe heeft een erfgenaam helemaal geen keuze uitgebracht.
2.2.
De kantonrechter overweegt het volgende.
In artikel 4:193 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is het volgende bepaald:
“Een wettelijk vertegenwoordiger van een erfgenaam kan voor deze niet zuiver aanvaarden en behoeft voor verwerping een machtiging van de kantonrechter. Hij is verplicht een verklaring van beneficiaire aanvaarding of van verwerping af te leggen binnen drie maanden vanaf het tijdstip waarop de nalatenschap (…) de erfgenaam toekomt.
Deze termijn kan overeenkomstig artikel 192 lid 2, tweede zin, worden verlengd.”
Het tweede lid van voornoemd artikel luidt:
“Heeft hij de termijn laten verlopen, dan geldt de nalatenschap als door de erfgenaam beneficiair aanvaard. (…).”
2.2.1.
Vaststaat dat op het moment van verwerping (door hun ouders) op 22 december 2015 en 16 maart 2016 de nalatenschap van de erflater aan de minderjarige kinderen reeds toekwam. Vanaf dat moment hadden de ouders, in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarigen, de plicht om binnen drie maanden een verklaring van beneficiaire aanvaarding of van verwerping af te leggen. Nu gesteld noch gebleken is dat de wettelijke vertegenwoordigers voor en namens hun minderjarige kinderen verlenging van de termijn van drie maanden hebben gevraagd, betekent dit dat de wettelijke vertegenwoordigers deze termijn hebben laten verlopen en geldt voor hun minderjarige kinderen de nalatenschap als beneficiair aanvaard. Ten aanzien van de meerderjarige kinderen en de erfgenaam die helemaal geen keuze heeft uitgebracht, volgt uit art. 4:192 lid 4 BW de nalatenschap ook als beneficiair aanvaard.
2.2.2.
Beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap leidt er toe dat de erfgenamen, onder wie de wettelijke vertegenwoordigers voor en namens hun minderjarige kinderen, allen vereffenaars van de nalatenschap zijn en dat de nalatenschap overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:202 lid 1 BW dient te worden vereffend volgens de wet. Aangezien echter verzoeker door de rechtbank tot vereffenaar van deze nalatenschap is benoemd, is verzoeker degene die de nalatenschap van de erflater dient te vereffenen.
2.3.
Tot een van de taken van de vereffenaar behoort het te gelde maken van de tot de nalatenschap behorende onroerende zaak. Verzoeker, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de onderwerpelijke nalatenschap, heeft bij beschikking van de kantonrechter van 30 september 2016 aanwijzing gekregen om de onroerende zaak te verkopen voor € 100.000,00 kosten koper. Nadat de potentiele koper zich had teruggetrokken heeft zich meer dan een jaar later een nieuwe gegadigde bij verzoeker gemeld en een bod van € 70.000,00 uitgebracht. Verzoeker heeft desgevraagd de kantonrechter uitgelegd dat de oorzaak van het verschil in waarde tussen deze biedingen is gelegen in de slechte staat waarin de onroerende zaak zich bevindt. Ter onderbouwing heeft verzoeker verwezen naar twee taxatierapporten van Rob Hol Vastgoedadvies en het e-mailbericht van [naam medewerker witte woning makelaars] van WitteWoning Makelaars Parkstad van 6 december 2017. Bij rapport van 11 april 2016 is de marktwaarde vrij van huur en gebruik geschat op € 80.000,00 kosten koper en bij rapport van 8 december 2017 op
€ 70.000,00 kosten koper. Verzoeker stelt dat de bij de activa in de (voorlopige) boedelbeschrijving opgevoerde waarde van de onroerende zaak van € 101.000,00 bijgesteld dient te worden naar een reëlere waarde van € 70.000,00 hetgeen de kantonrechter begrijpelijk en aanvaardbaar vindt. Hoewel verzoeker de onroerende zaak zonder tussenkomst van de kantonrechter kan verkopen, acht de kantonrechter het gezien het voorgaande dienstig om de door verzoeker verzochte aanwijzing – om de onroerende zaak te verkopen voor € 70.000,00 kosten koper – in te willigen.
2.3.1.
Ondanks het feit dat er geen achterstand is in de betaling van de rente en de aflossing van de hypotheek oefent de hypotheekhouder enige druk tot verkoop op de verzoeker uit. Gezien het uitgebrachte bod van € 70.000,00 en het restant aan hypotheek van € 59.838,00 geeft de kantonrechter verzoeker aanwijzing om met de hypotheekhouder te onderhandelen over een boedelbijdrage en hem van die onderhandeling nader te berichten.
2.4.
Verzoeker heeft aangegeven dat er een aanslag van de Belastingdienst ter zake deze nalatenschap heeft plaatsgevonden waarbij de Belastingdienst is uitgegaan van een waarde van de onroerende zaak van € 101.000,00. Met inachtneming van de belangen van de schuldeisers van deze nalatenschap en de uitleg als vermeld in r.o. 2.3. geeft de kantonrechter verzoeker aanwijzing om overleg met de Belastingdienst te voeren of, indien (nog) mogelijk, bezwaar tegen deze aanslag te maken.
2.5.
Wat het besproken voorschot op het loon van verzoeker betreft wordt verzoeker in de gelegenheid gesteld om een urenspecificatie, ingericht overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.1 van de Recofa-richtlijnen, aan te leveren.
2.6.
Teneinde de voortgang van deze vereffening voor alle belanghebbenden te bewaken wordt verzoeker in de gelegenheid gesteld om de kantonrechter binnen twee maanden of zoveel eerder door middel van een verslag te berichten.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
geeft verzoeker, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van deze nalatenschap, de aanwijzingen om:
  • de tot de nalatenschap behorende onroerende zaak te verkopen voor € 70.000,00 kosten koper,
  • met de hypotheekhouder te onderhandelen over een boedelbijdrage,
  • met de Belastingdienst overleg te voeren ter zake de belastingaanslag op deze nalatenschap of, indien nog mogelijk, bezwaar tegen deze aanslag in te dienen,
  • een urenspecificatie ingericht overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.1. van de Recofa-richtlijnen aan te leveren,
  • binnen twee maanden of zoveel eerder door middel van een verslag de kantonrechter te berichten.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
YT