ECLI:NL:RBLIM:2018:1902

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
6317207 CV 17-7375
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging koopovereenkomst met wederzijds goedvinden en terugbetaling aanbetaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 28 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eisende partij en een gedaagde partij over de beëindiging van een koopovereenkomst. De eisende partij had op 14 januari 2017 een vouwwagen gekocht van de gedaagde partij, met een levering gepland op 14 mei 2017. Echter, op 9 mei 2017 meldde de gedaagde partij dat de vouwwagen beschadigd was en dat de reparatie enige tijd zou duren. De eisende partij besloot daarop de vouwwagen niet langer af te nemen, wat door de gedaagde partij werd geaccepteerd. De eisende partij had een aanbetaling van € 3.519,00 gedaan, waarvan de gedaagde partij € 2.019,00 had terugbetaald. De eisende partij vorderde het resterende bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met rente en kosten.

De kantonrechter oordeelde dat de partijen per e-mail op 10 mei 2017 hadden afgesproken dat de aanbetaling zonder voorbehoud zo snel mogelijk zou worden terugbetaald. De gedaagde partij had in juni 2017 aangegeven dat hij het restantbedrag pas zou terugbetalen na verkoop van de vouwwagen, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij gebonden was aan de eerdere afspraak. De eisende partij werd in het gelijk gesteld en de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 1.725,00, inclusief rente en kosten. De gedaagde partij werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij, die op € 622,21 werden begroot.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van schriftelijke communicatie en afspraken tussen partijen in het kader van koopovereenkomsten. De uitspraak bevestigt dat een gemaakte afspraak bindend is, ook als een partij later van mening verandert.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6317207 \ CV EXPL 17-7375
Vonnis van de kantonrechter van 28 februari 2018
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde Flanderijn & van Eck,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden verder aangeduid als “ [eisende partij] ” en “ [gedaagde partij] ”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties.
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] heeft op 14 januari 2017 een vouwwagen gekocht van [gedaagde partij] . De levering van de vouwwagen zou plaatsvinden op 14 mei 2017. [gedaagde partij] heeft [eisende partij] op 9 mei 2017 laten weten dat de vouwwagen beschadigd is geraakt en dat de reparatie enige tijd zou gaan duren. [eisende partij] heeft daarop aangegeven de vouwwagen niet langer af te willen nemen en [gedaagde partij] heeft daarmee ingestemd. [eisende partij] had in totaal een bedrag van € 3.519,00 op de caravan (inclusief een accessoire voor de koelbox) aanbetaald. [gedaagde partij] heeft daarvan in totaal een bedrag van € 2.019,00 aan [eisende partij] terugbetaald. [eisende partij] heeft [gedaagde partij] aangemaand tot betaling van het restantbedrag van € 1.500,00, maar [gedaagde partij] is niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van het restant bedrag van de aanbetaling, zijnde € 1.500,00, vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke) kosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisende partij] stelt - samengevat - dat partijen per e-mail hebben afgesproken dat de koopovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd en dat de aanbetalingen zo snel mogelijk zouden worden teruggestort.
[gedaagde partij] stelt - samengevat - dat hij, nadat hij akkoord is gegaan met een beëindiging van de koopovereenkomst bij WhatsApp-bericht van 3 juni 2017 aan [eisende partij] heeft laten weten dat hij het restantbedrag van de aanbetalingen pas zou terugbetalen als de vouwwagen was verkocht.
4.2.
[eisende partij] heeft ter onderbouwing van de met [gedaagde partij] gemaakte afspraak verwezen naar een aantal WhatsApp-berichten. [gedaagde partij] heeft de inhoud van die berichten niet weersproken. Op 9 mei 2017 schrijft [eisende partij] aan [gedaagde partij] :

Jos goede avond zou U mij even kunnen bellen over de vouwwagen ik vind het nogal vervelend hoe het allemaal loopt. Alvast bedankt”
Op vrijdag 12 mei 2017 schrijft [eisende partij] aan [gedaagde partij] :
“Jos goede morgen wat heeft U liever dat ik zaterdag einde van de ochtend langs rij of zondag einde van de dag? Laat het even weten. Gr Eric”
En meteen daar achteraan:
“En had u het geld al terug gestort?”
Daarop antwoordt [gedaagde partij] op 12 mei 2017:

Hoi eric, die koelbox (…) Het hiervoor gestorte bedrag krijg je hiervan dus ook terug. Maandag ontvang je dus eur 3.519,00 op de bankrekening die je hebt opgegeven.”
Naar het oordeel van de kantonrechter vormt dit laatste bericht een onderbouwing voor de stelling van [eisende partij] dat de aanbetaling - zonder enig voorbehoud - zo spoedig mogelijk zou worden terugbetaald. Dit is ook in lijn met de door [gedaagde partij] bij conclusie van antwoord overgelegde e-mails van 10 mei 2017. Daarin schrijft [eisende partij] aan [gedaagde partij] om 14.18 uur:
“ [gedaagde partij]
Ik heb er even over nagedacht ik denk het beste is dat U het geld terug stort ik moet nu snel iets bedenken voor onze aankomende vakantie
en heb het geld dan hard nodig . Zou U het z.s.m. naar mij kunnen over [eisende partij] :
[dan volgt het bankrekeningnummer, ktr].
Laten we dan wel even voor zondag middag afspreken voor de koelbox die U voor mij heeft besteld dan hal ik die op.
Dan is alles weer glad!
Ik vind het echt heel vervelend dat het zo loopt, maar ik moet nu opzoek naar iets nieuws en de tijd tikt
Ik had U voor de vouwwagen 3000.- overgemaakt deze zie ik zo snel mogelijk terug op mijn bankrekening en U ziet mij a.s. zondag middag voor het
ophalen van de koelbox
Kunt U nog even bevestigen dat U dit gelezen hebt
Alvast bedankt
Eric”
Bij e-mail om 15.18 uur dezelfde dag nog antwoordt [gedaagde partij] aan [eisende partij] :

Dan moet het maar zo. Helaas.
Groet, jos
Uit deze mailwisseling volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat partijen op 10 mei 2017 hebben afgesproken dat [gedaagde partij] de aanbetaling voor de vouwwagen zonder enig voorbehoud zo spoedig mogelijk zou terugbetalen aan [eisende partij] . Dat [gedaagde partij] daar in juni op is teruggekomen mag zo zijn, echter gesteld noch gebleken is dat [eisende partij] heeft ingestemd met terugbetaling nadat de vouwwagen is verkocht. [gedaagde partij] is dan ook gebonden aan de op 10 mei 2017 gemaakte afspraak en zal daarom worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 1.500,00 aan [eisende partij] .
4.3.
[gedaagde partij] heeft niet op aparte gronden verweer gevoerd tegen de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. Toegewezen wordt de wettelijke rente omdat voor toewijzing van wettelijke handelsrente geen grondslag is gesteld. De buitengerechtelijke incassokosten ad € 225,00 zijn toewijsbaar. In totaal wordt dus toegewezen een bedrag van € 1.725,00.
4.4.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 99,21
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 622,21
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
4.5.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 1.725,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.500,00 vanaf 20 juli 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] partij gevallen en tot op heden begroot op € 622,21, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door [eisende partij] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 75,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: