ECLI:NL:RBLIM:2018:1868

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
C/03/239701 / HA ZA 17-448
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen executie van belastingaanslag en beslaglegging op persoonlijke eigendommen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 28 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzetprocedure van eiser tegen de Ontvanger der Rijksbelastingen te Maastricht. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C.J. Schoenmakers, kwam in verzet tegen een dwangbevel en de executie van een belastingaanslag van € 20.709,- voor inkomstenbelasting over het jaar 2016. De aanslag was eerder aan eiser kenbaar gemaakt en betekend. De Ontvanger had executoriaal beslag gelegd op een polshorloge van het merk Breitling, met de aankondiging om dit horloge te verkopen op 29 juni 2017.

Eiser verzocht de rechtbank om het verzet gegrond te verklaren, het bevel buiten effect te stellen, het beslag op te heffen en de Ontvanger te veroordelen in de kosten van het verzet. De Ontvanger voerde verweer en stelde dat de aanslag al geruime tijd vaststaat en formele rechtskracht heeft. Tijdens de comparitie na antwoord is eiser niet verschenen, en zijn argumenten werden niet onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was, omdat eiser onvoldoende feiten had aangevoerd die de executie onterecht zouden maken.

De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, wees alle verzoeken van eiser af en veroordeelde eiser in de proceskosten, die op € 1.522,- werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door rechter mr. J.R. Sijmonsma.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/239701 / HA ZA 17-448
Vonnis van 28 februari 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M.C.J. Schoenmakers,
tegen:
De Ontvanger der Rijksbelastingen te Maastricht,
kantoorhoudende te Maastricht,
gedaagden,
advocaat mr. J.A.M. Koek.
Eiser zal hierna [eiser] genoemd worden. Gedaagde zal hierna de Ontvanger worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met een productie;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het proces-verbaal van comparitie gehouden op 2 februari 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
a. De Ontvanger heeft [eiser] voor zover thans nog relevant bij aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna “de aanslag”) aangeslagen voor € 20.709,- ter zake inkomstenbelasting over het jaar 2016. Het betreft een voorlopige aanslag. De aanslag is per brief d.d. 11 augustus 2016 aan [eiser] kenbaar gemaakt en op 12 augustus 2016 aan [eiser] betekend.
b. De Ontvanger heeft ten laste van [eiser] op grond van de aanslag executoriaal beslag gelegd op, voor zover hier relevant, een polshorloge, merk Breitling (hierna het horloge). De Ontvanger heeft aangekondigd het horloge executoriaal te willen verkopen op 29 juni 2017.

3.De vordering

3.1.
[eiser] is bij het onderhavige verzetschrift in verzet gekomen tegen het dwangbevel van de Ontvanger en de tenuitvoerlegging daarvan op grond van art. 17 lid 1 Invorderingswet 1990. Hij verzoekt de rechtbank om:
1. het bij het onderhavige verzetschrift gedane verzet gegrond te verklaren;
2. het bevel buiten effect te stellen;
3. het beslag per ommegaande op te heffen c.q. als zekerheid te laten gelden;
4. de Ontvanger te veroordelen in de kosten van het verzet.
3.2.
De Ontvanger voert verweer.

4.De beoordeling

4.1
Het verzet van [eiser] heeft betrekking op vier aanslagen. In zijn conclusie van antwoord heeft de Ontvanger daarop aangevoerd dat hij het horloge alleen nog executoriaal wil verkopen op grond van de aanslag. De Ontvanger heeft daarbij teven aangevoerd dat de aanslag al geruime tijd vaststaat en formele rechtskracht heeft (nr. 3.9). Uit de verzetdagvaarding van [eiser] blijkt niet dat dit alles onjuist zou zijn. Op de door de rechtbank gelaste comparitie na antwoord is [eiser] niet verschenen. In zijn faxbrief d.d. 1 februari 2018 aan de rechtbank waarin hij heeft meegedeeld niet ter comparitie te verschijnen, heeft hij niet meer vermeld dan dat hij en zijn raadsman niet aanwezig zullen zijn “om hen moverende redenen”. Daarmee heeft hij onweersproken gelaten dat de aanslag die de Ontvanger ten grondslag heeft gelegd aan de aangekondigde executoriale verkoop, onherroepelijk is. Voldoende concrete feiten dat de verkoop van het horloge buitenproportioneel is bezien in relatie tot de hoogte van de aanslag, heeft [eiser] niet aangevoerd. Dit alles leidt tot de conclusie dat het verzet van [eiser] , en daarmee zijn verzoek, ongegrond moet worden verklaard.
4.2
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die worden begroot op € 618 aan griffierecht en € 904 (2 punten x tarief II) voor salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart het verzet ongegrond en, voor zover nodig, wijst alle verzoeken van [eiser] af;
5.2
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, voor zover gerezen aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 1.522,-;
5.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken.