3.3Het oordeel van de rechtbank
03/659330-16
De verbalisanten, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , beiden hoofdagent van de Landelijke Eenheid, verklaren het volgende -zakelijk weergegeven-:
Op donderdag 8 september 2016 omstreeks 03.55 uur waren wij belast met onopvallende surveillance. Wij reden in een onopvallend dienstvoertuig. Wij reden met drie andere onopvallende voertuigen in deze omgeving en hadden contact met elkaar via de portofoon.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , was de bestuurder van ons onopvallende dienstvoertuig. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , was de bijrijder. Wij waren eenheid [eenheid 1] .
Om 03.58 uur reden wij op de [adres 2] . Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag een bakwagen rijden. Ik zag dat deze wit van kleur was en voorzien van kenteken [kenteken 1] . Ik heb het voertuig bevraagd in de politiesystemen via mijn diensttelefoon. Ik zag dat het voertuig op naam stond van het bedrijf [naam bedrijf 1] b.v. uit Oss. Op het kenteken van het voertuig een aandachtsvestiging in de politiesystemen. Ik las deze aandachtsvestiging door en zag dat dit voertuig recent vaker werd gebruikt door criminelen. Ik deelde mijn bevindingen met mijn andere collega's via de portofoon.
Toen wij, verbalisanten, het voertuig inhaalden zagen wij dat er één persoon, een man, in het voertuig zat. Wij besloten het betrokken voertuig een klein stukje te volgen om te kijken wat de bestuurder zou gaan doen. De andere onopvallende voertuigen zijn bij ons aangesloten om het voertuig te volgen. Wij reden op de [adres 1] richting Milsbeek. Wij zagen dat het voertuig op de [adres 1] stopte bij een [naam tankstation] tankstation welke gelegen was net na de kruising met de [adres 3] te Molenhoek. Wij, verbalisanten, zijn gestopt op de [adres 4] te Mook. Deze weg loopt, rechts, parallel langs de [adres 1] . Tussen de [adres 1] en de [adres 4] zat een bossage.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , ben uit mijn dienstvoertuig gestapt en kon tussen de bossages door het tankstation zien waar het betrokken voertuig was gestopt. Ik kon goed zien wat er op het tankstation gebeurde. Ik had zicht op de bijrijderszijde van het voertuig. Ik hoorde dat de motor van het voertuig werd uitgezet. Ik hoorde dat er één portier van een voertuig werd geopend. Ik zag een man achter het voertuig vandaan lopen. Ik zag dat de man even achter het voertuig liep. Ik zag dat hij daarna weer terug liep en verdween achter het voertuig. Ik hoorde vervolgens een portier dicht slaan uit de richting van het tankstation. Ik hoorde dat de motor van het voertuig weer werd gestart. Ik zag dat het voertuig weer in beweging kwam en de [adres 1] weer op reed in de richting van Milsbeek. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , gaf mijn bevindingen door via de portofoon aan mijn collega's. Wij zijn achter het voertuig blijven rijden richting Milsbeek.
Wij, verbalisanten, hebben via de portofoon met onze collega's besloten dat wij het voertuig staande wilden houden ten einde de identiteit van de bestuurder vast te stellen. Omstreeks 04.20 uur reden wij op de [adres 1] ter hoogte van de [adres 5] te Plasmolen. Wij, verbalisanten, haalden het voertuig in en gingen voor het voertuig rijden. Wij hoorden onze collega's met de roepnummers [eenheid 2] en [eenheid 3] zeggen dat zij direct achter het betrokken voertuig reden teneinde ons te ondersteunen met de controle. Wij gaven aan de achterzijde van ons dienstvoertuig, met het politietransparant een "volg-teken". Op dit moment reden wij ongeveer 70 kilometer per uur.
Hierop zagen wij, verbalisanten, dat de bestuurder van het voertuig, zijn voertuig naar links stuurde, de tegemoetkomende rijstrook op. Wij zagen dat het voertuig dichterbij de achterzijde van ons voertuig kwam waaruit wij opmaakten dat het voertuig gas gaf. Wij trokken hieruit de conclusie dat het voertuig niet voldeed aan het volgteken. Hierop stuurde ik, verbalisant [verbalisant 3] , ons dienstvoertuig eveneens naar links, om zo opnieuw het volgteken te laten zien en het voertuig mee te nemen ter controle. Hierop zag ik, verbalisant [verbalisant 3] , dat het voertuig de achterzijde van ons dienstvoertuig snel naderde en ik stuurde ons dienstvoertuig daarom naar rechts om een aanrijding te voorkomen. Hierdoor kwamen wij in de berm terecht en moest ik ons dienstvoertuig naar het fietspad sturen. Op dat moment hadden alle politie voertuigen de optische en geluidsignalen al aangezet. Wij zagen dat de hele omgeving blauw verlicht was door onze optische signalen.
Toen wij op het fietspad terecht waren gekomen zag ik, verbalisant [verbalisant 3] , dat de collega's van de eenheid [eenheid 3] via de linkerzijde, het voertuig probeerden in te halen. Ik heb vervolgens ons dienstvoertuig, door de berm weer naar de rijbaan gestuurd en kwam hierbij aan de rechterzijde van het voertuig terecht. Toen ik terug naar de rijbaan stuurde zagen wij, verbalisanten, dat het voertuig scherp naar links stuurde en hoorde ik dat de collega's van de eenheid [eenheid 3] door de portofoon heen riepen; "wij zijn geramd!". Toen wij weer op de rijbaan reden kwamen wij bij de rechter achterzijde van het voertuig terecht. Wij reden nu rechts naast het voertuig, ter hoogte van de laadruimte. Hierop zagen wij dat het voertuig scherp naar rechts stuurde.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag de bakwagen heftig slingerend over de weg heen rijden. Toen de bakwagen op ons in reed en ik zag dat een aanrijding niet te voorkomen was. Ik was bang dat ik de aanrijding niet zou overleven. Ik zag de grote bakwagen richting ons kleine dienstvoertuig komen. Ik bedacht me dat wij altijd aan het kortste eind zouden trekken.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag dat wij ook niet konden uitwijken richting de berm rechts langs de weg omdat daar een hele rij bomen dicht langs de weg stond.
Vervolgens kwamen wij in botsing met het voertuig. Wij hoorden iets knappen en het geluid van metaal op metaal. Wij zagen dat de linker buitenspiegel werd geraakt en hierdoor afbrak van ons voertuig. Wij voelden dat ons voertuig met kracht naar de rechter berm werd gedrukt richting de rij bomen.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , voelde mij zeer bedreigd en angstig. Ik voelde, door de moedwil van het voertuig om ons van de weg te rijden, dat de aanrijding fatale gevolgen kon hebben, ook mede omdat ik niet naar rechts kon uitwijken vanwege de grote bomen die daar stonden.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb met alle macht mijn voertuig geprobeerd naar links te sturen om de bomen in de berm te ontwijken. Ik heb met veel kracht ons dienstvoertuig geprobeerd uit te remmen om te zorgen dat, als wij een boom zouden raken, dit met zou min mogelijk snelheid en gevolg zou gebeuren. Tot mijn grote verbazing lukte het mij de bomen in de berm te ontwijken en achter het voertuig, veilig op de weg, terecht te komen. Wij hadden het gevoel dat de bestuurder van het voertuig, ten koste van ons en ten koste van alles probeerde te ontkomen.
Door de aanrijding geraakten wij achter het voertuig maar konden de achtervolging wel voortzetten. Op dat moment zagen wij dat de eenheid [eenheid 3] inmiddels voor het voertuig was gekomen en dat de [eenheid 2] aan de linkerzijde naast het voertuig was gekomen teneinde het voertuig alsnog te laten stoppen. Op dat moment zag ik dat het voertuig scherp naar links stuurde en daarbij in aanrijding kwam met de [eenheid 2] . Hierbij kregen wij allebei wederom het gevoel dat het voertuig ten koste van onze levens wilde ontkomen en daarom de [eenheid 2] probeerde van de weg te rijden.
De [eenheid 2] konden ook de achtervolging voortzetten. Vervolgens zagen wij dat het voertuig scherp naar links en vervolgens naar rechts stuurde om zo tussen de [eenheid 3] en de [eenheid 2] uit te komen. Op dat moment kwam de [eenheid 3] bij de rechtervoorzijde van het voertuig terecht en wij zagen dat het voertuig en de [eenheid 3] wederom in aanrijding kwamen en tegen elkaar aan bleven rijden. De [eenheid 3] en het voertuig reden tegen elkaar aan, naar de linkerkant van de rijbaan. Hierbij zagen wij het voertuig hevig schudden alsof deze naar rechts wilde uitwijken maar niet kon, dit met de kennelijke bedoeling te ontkomen. Ik, verbalisant, [verbalisant 4] , zei tegen collega [verbalisant 3] dat de bestuurder in het voertuig voor niets zou stoppen en dat wij moesten zorgen dat wij weer veilig thuis zouden komen. Vervolgens zagen wij dat het voertuig in de berm raakte. Daarbij kwam het voertuig in aanrijding met een boom.
Ook zagen wij dat de eenheid [eenheid 3] doorschoof richting de berm en daar, zwaar gehavend, tot stilstand kwam.
Toen ik, verbalisant [verbalisant 3] , uit het dienstvoertuig stapte zag ik een manspersoon uit de bakwagen stappen. Ik zag dat deze manspersoon richting een naastgelegen erf-hek rende. De persoon [verdachte] , bestuurder van het voertuig, werd aangehouden.
De verbalisanten [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Landelijke Eenheid en [verbalisant 2] , brigadier van politie Landelijke Eenheid, verklaren het volgende -zakelijk weergegeven-:
Wij reden op 8 september 2016 in een onopvallend politievoertuig. Wij waren belast met het toezicht en opsporing van ladingdiefstallen. Ons roepnummer was [eenheid 3] .
Op voornoemde datum, omstreeks 04:00 uur, hoorden wij via onze portofoon dat collega's van ons, ingemeld onder roepnummer [eenheid 1] , dat zij een bestelbus zagen rijden welke op naam stond van een autoverhuurbedrijf in Oss. Dit voertuig was voorzien van Nederlandse kentekenplaten voorzien van de letter/cijfer combinatie [kenteken 1] . Dit betrof een witte bestelauto van het merk Volkswagen, type Crafter. Ambtshalve is ons bekend dat de voertuigen van dit verhuurbedrijf, zijnde [naam bedrijf 1] B.V. te Oss, veelvuldig worden gebruikt door criminelen. Onze collega's van de [eenheid 1] reden eveneens in een niet als zodanig herkenbaar politievoertuig.
Omstreeks 04.23 uur hoorden wij via de portofoon van collega's, onder roepnummer [eenheid 2] , dat voornoemd voertuig gecontroleerd diende te worden teneinde de identiteit van de bestuurder vast te stellen.
Omstreeks 04:30 uur reden wij met de collega's met roepnummer [eenheid 1] over de [adres 1] , komende uit de richting van Malden en rijdend in de richting van Gennep. Wij reden met 2 voertuigen achter de witte bestelauto. Wij zagen ter hoogte van de kruising met de [adres 5] dat de collega's van de [eenheid 1] de witte bestelauto inhaalden. Wij zagen tijdens de inhaalmanoeuvre van de [eenheid 1] dat zij het politietransparant aan de achterzijde van hun voertuig hadden ingeschakeld met daar de in rood knipperende tekst "POLITIE" en "VOLGEN". Wij zagen dat de inhaalmanoeuvre was gelukt en dat de collega's van de [eenheid 1] voor de witte bestelauto reden.
Vervolgens zien wij dat de witte bestelauto een stuurmanoeuvre naar links maakt waarbij de bestelauto op de rijstrook van het tegemoetkomende verkeer komt. Hierdoor kregen wij de indruk dat de bestuurder van de witte bestelauto geen opvolging wilde geven aan het gegeven volgteken. Vervolgens zagen wij dat de witte bestelauto weer terug reed naar de rechterrijstrook. Hierop probeerde ik, [verbalisant 1] , de witte bestelauto via de linkerrijstrook in te halen. Op het moment dat wij naast de witte bestelauto reden heb ik, [verbalisant 2] , de optische en geluidsignalen van ons dienstvoertuig ingeschakeld. Dit om de bestuurder van de witte bestelauto extra duidelijk te maken dat wij in politievoertuigen reden. Terwijl wij naast de witte bestelauto reden keek ik, [verbalisant 2] , het voertuig in. Ik zag dat de bestuurder een man betrof. Ik zag dat de bestuurder mij meerdere keren in de ogen keek. Tijdens deze inhaalmanoeuvre zag ik, [verbalisant 2] , dat de witte bestelauto dichter naar ons toe kwam. Vervolgens hoorden wij een knal vanuit de rechterzijde van ons voertuig en tegelijkertijd voelden wij dat ons voertuig geraakt werd. Ik, [verbalisant 1] , moest tijdens deze botsing ons voertuig corrigeren om te voorkomen dat wij van de weg zouden raken. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de ruit van het rechterachterportier van ons voertuig volledig versplinterd was. Ons werd duidelijk dat de bestuurder van de witte bestelauto geenszins enige medewerking wilde verlenen aan het gegeven volgteken en zich probeerde te onttrekken aan zijn staande houding. Hierop heb ik, [verbalisant 1] , extra gas gegeven waardoor wij met ons voertuig voor de witte bestelauto kwamen te rijden.
Ik, [verbalisant 1] , zag via de binnenspiegel, dat de witte bestelauto naar de linkerrijstrook reed. Ik ben toen ook op de linkerrijstrook gaan rijden om de doorgang te belemmeren. Hierop heb ik geremd met ons voertuig om de snelheid van de bestelauto te doen verminderen. Vervolgens zag ik, [verbalisant 1] , dat de witte bestelauto een abrupte stuurbeweging naar rechts maakte waardoor hij weer op de rechterrijstrook kwam te rijden. Doordat de witte bestelauto geen snelheid minderde kwam de witte bestelauto rechts naast ons te rijden. Ik, [verbalisant 2] , opende het raam van het rechter voorportier en schreeuwde naar de bestuurder "stop, politie". Tijdens het aanroepen van de bestuurder wees ik met mijn rechterarm naar de bestuurder om mijn woorden meer kracht bij te zetten en hem duidelijk te maken dat hij moest stoppen. Terwijl verbalisant [verbalisant 2] tegen de bestuurder van de bestelauto riep, heb ik, [verbalisant 1] , tijdens het rijden het overzicht gehouden. Ik heb tijdens de conversatie van verbalisant [verbalisant 2] diverse malen de afstand tussen ons voertuig en de bestelauto moeten corrigeren om een aanrijding te voorkomen.
Doordat er aan de beide zijde van de [adres 1] grote bomen staan had ik, [verbalisant 1] , de angst dat we door de bestuurder van de bestelauto tegen één van deze bomen gedrukt zouden worden en dit mogelijke fatale gevolgen voor ons zou kunnen hebben.
Vervolgens gaf ik, [verbalisant 1] , gas bij en kwamen wij voor de witte bestelauto op de rechterrijstrook te rijden. Ik, [verbalisant 1] , zag via de linkerbuitenspiegel dat de collega's van de [eenheid 2] naast de witte bestelauto, op de linker rijstrook gingen rijden. Vervolgens zag ik dat de witte bestelauto naar linkerrijstrook reed en daarbij met de linkerzijde van de bestelauto tegen de rechterzijde van het voertuig van de collega's van de [eenheid 2] botste. Ik zag dat de witte bestelauto probeerde de collega's van de [eenheid 2] van de weg te rammen. Ik dacht dit is menens en de bestelauto moet nu tot stoppen gedwongen worden. Hierop heb ik ons voertuig naar de linkerrijstrook gestuurd met de bedoeling de doorgang van de bestelauto te verhinderen. Direct daarop voelden wij dat de bestelauto met de rechtervoorzijde tegen de linkerzijkant, ter hoogte van het bestuurdersportier, botste. Wij voelden dat deze botsing een grote impact op ons voertuig had. Wij hadden het gevoel dat de bestuurder van de bestelauto kostte wat kost wilde ontkomen en hierbij zeer grote risico's nam en daarbij schade aan voertuigen en de daarin zittende personen voor lief nam. Ik, [verbalisant 1] , zag ter hoogte van het bestuurdersportier de grote voorzijde van de bestelauto tijdens deze botsing. Ik, [verbalisant 1] , was bang dat de bestuurder ons van de weg zou drukken. Gezien het enorme gewicht van de bestelauto en de grote impact waarmee het gepaard ging.
Ik, [verbalisant 1] , voelde dat ons dienstvoertuig door de botsing een ongewilde beweging maakte. Hierbij stuurde ik ons voertuig tegen om niet in een slip te raken. Vervolgens zag ik over mijn linkerschouder dat de witte bestelauto in de linkerberm terecht kwam en hoorde ik een luid, krassend geluid. Wij kwamen met ons voertuig, eveneens in de linkerberm tot stilstand. Hierop wilden wij uit ons voertuig stappen om de bestuurder aan te houden. Wij merkten beiden dat de voorportieren van ons voertuig niet open konden. Door beide botsingen met de witte bestelauto waren beide portieren ontzet.
De verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 5] verklaren het volgende -zakelijk weergegeven-:
Op donderdag 8 september 2016 omstreeks 04.00 uur, waren wij belast met algemene surveillance. Wij reden in een onopvallend politievoertuig. Ons roepnummer was [eenheid 2] . Omstreeks 04.00 uur hoorden wij portofonisch van onze collega's met roepnummer [eenheid 1] dat ze een voertuig voorzien van kenteken [kenteken 1] zagen rijden. Wij hoorden de [eenheid 1] zeggen dat het voertuig op naam stond van verhuurbedrijf [naam bedrijf 1] B.V. uit Oss. Wij kennen het bedrijf [naam bedrijf 1] B.V. uit Oss, ambtshalve als een autoverhuurbedrijf waar veel criminelen, auto's huren en deze gebruiken voor criminele activiteiten. Tevens hoorden wij de [eenheid 1] zeggen dat dit voertuig recent gebruikt is door criminelen. Hierop besloten wij om dit voertuig kort te volgen. Wij zagen dat het voertuig stopte bij een tankstation [naam tankstation] gelegen aan de [adres 1] , net na de kruising [adres 1] met de [adres 3] in Molenhoek. Hier is het voertuig even gestopt. Wij verbalisanten reden aan het voertuig voorbij. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag bij het passeren dat er één persoon in het voertuig zat. Wij hoorden dat de [eenheid 1] zicht had op het voertuig. Wij hoorden dat het voertuig kort is blijven staan en daarna zijn weg vervolgde over de [adres 1] verder in de richting van Mook. Wij hoorden dat de eenheid [eenheid 3] ook was aangesloten. Wij hoorden dat de eenheden [eenheid 1] en [eenheid 3] voornemens waren om het voertuig staande te houden om te onderwerpen aan een controle om de identiteit van de bestuurder vast te stellen. Wij hoorden portofonisch dat het voertuig niet wilde volgen. Wij hoorden dat het voertuig ervandoor wilde gaan. Wij hoorden dat het een achtervolging werd. Hierop zijn wij aangesloten bij de gaande achtervolging. Wij hebben meteen onze optische- en geluidssignalen aangezet. Wij zagen dat de [eenheid 1] en de [eenheid 3] dit ook al hadden gedaan. Wij zagen dat het verdachte voertuig tussen de [eenheid 1] en de [eenheid 3] in reed. Wij zagen dat het verdachte voertuig van links naar rechts over de weg ging. Wij zagen dat het verdachte voertuig slingerend over de weg ging. Wij zagen dat de [eenheid 1] rechts van het verdachte voertuig reed en dat de [eenheid 3] links van het verdachte voertuig reed. Wij zagen dat het verdachte voertuig naar rechts stuurde richting de [eenheid 1] . Wij zagen dat de [eenheid 3] hierdoor iets voor het verdachte voertuig kwam te rijden. Hierdoor kwamen wij naast het verdachte voertuig te rijden. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag hierdoor de bestuurder goed. Ik zat als bijrijder in het politievoertuig. Ik zag dat de bestuurder mij recht in mijn ogen aankeek. Ik zag dat de bestuurder een stuurbeweging maakte in de richting van ons voertuig. Ik zag dat het verdachte voertuig op ons af kwam. Ik zag dat het verdachte voertuig met zijn linkervoorzijde naar onze rechtervoorzijde stuurde. Wij zagen en voelden dat het verdachte voertuig ons ramde. Wij hoorden een harde klap. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag dat het raam aan mijn zijde versplinterde. Ik zag dat het glas over mij heen vloog. Ik voelde het versplinterde glas over mij heen vallen. Ik merkte dat deze situatie me angstig maakte. Ik riep naar mijn collega: 'pas op daar komt ie aan'. Ik wist niet wat me overkwam.
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , zag van rechts het verdachte voertuig aankomen. Ik zag links een rij met dikke bomen. Ik voelde angst en de bomen kwamen wel heel dichtbij. Ik kon niet anders dan te remmen. Ik moest de snelheid eruit halen om niet tussen de bomen en het verdachte voertuig te komen. Hierna zien wij, verbalisanten, dat het verdachte voertuig de [eenheid 3] ramt. Dit ging zo hard, dat we niet wisten hoe het met de collega's van [eenheid 3] zou zijn. Hierna zagen wij dat het verdachte voertuig tegen een boom aan knalde.
Blijkens het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse heeft het incident plaatsgevonden op de [adres 1] (Rijksweg), gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Milsbeek. De rijbaan was door middel van een dubbele onderbroken witte streep verdeeld in twee rijstroken. Naast de rijbaan lag aan beide zijden een vrij liggend fietspad dat door middel van een grasberm met bomen was gescheiden van de rijbaan.
De verdachte heeft verklaard -zakelijk weergegeven-:
Ik ben de bestuurder geweest van de Volkswagen Crafter. Ik zag dat een auto links voorbij kwam rijden en ik zag dat deze een politie stopteken gaf. Ik wilde hem links inhalen, maar die auto bleef voor mij rijden. Een andere auto ging links naast mij rijden, ter hoogte van de bak. Er ging ook nog een auto rechts van mij rijden. Er waren dus drie auto’s. Na de eerste klap keek ik in de spiegels en toen zag ik zwaailichten.
Conclusie
De rechtbank ziet zich primair voor de vraag gesteld of dit handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat bij de verdachte sprake is geweest van het oogmerk of de intentie om de verbalisanten daadwerkelijk van het leven te beroven. Dat neemt evenwel niet weg dat de verdachte wel in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op de dood van de verbalisanten. Van dergelijk voorwaardelijk opzet is sprake als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat door zijn handelen een dodelijk ongeval zou ontstaan. Daartoe is vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval en hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard, dat wil zeggen op de koop toe heeft genomen. De aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, zijn daarbij van belang.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De verdachte heeft bij herhaling met opzet en met een behoorlijke snelheid de politieauto’s geramd en afgesneden, terwijl hij zich daarbij met een zwaar voertuig slingerend over beide rijstroken bewoog. De betrokken politiemensen hebben telkens onmiddellijk corrigerend moeten ingrijpen om hun voertuig niet te laten verongelukken, terwijl naar algemene ervaringsregels ongelukken met een behoorlijke snelheid gemakkelijk fatale gevolgen voor de inzittenden kunnen hebben. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de Rijksweg [adres 1] aan beide kanten wordt geflankeerd door dikke grote bomen met een dikke stam. Een botsing met een dergelijke boom, leidt in veel gevallen tot de dood of (zwaar) lichamelijk letsel. Naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn de gedragingen van de verdachte zozeer gericht op het veroorzaken van een dodelijk ongeval dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van de betreffende zes politieagenten heeft aanvaard.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de procedure tot staande houding onrechtmatig zou zijn geweest, verwerpt de rechtbank dit verweer omdat het aan de politie is om te bepalen wanneer zij overgaat tot een daadwerkelijke controle in het kader van de Wegenverkeerswet 1994 of anderzijds. Het enkele gegeven dat het tijdstip van de controle mede is ingegeven door het naderende einde van de diensttijd, maakt dat niet anders en derhalve acht de rechtbank de controle niet onrechtmatig in de uitvoering van de taak van de verbalisanten.
03/046774-17
Feit 1
Door de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen is, naar het oordeel van de rechtbank, het tenlastegelegde bewezen:
- het proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 30 januari 2017 (niet doorgenummerd);
- het proces-verbaal van bevindingen, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 7] , inspecteur van politie Eenheid Oost-Nederland, d.d. 11 september 2016 (niet doorgenummerd).
Feit 2
Door de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen is, naar het oordeel van de rechtbank, het tenlastegelegde bewezen:
- de (bekennende) verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2018;
- het geschrift, zijnde de verklaring met betrekking tot verificatie rijbewijsgegevens van 9 maart 2017 (niet doorgenummerd).