ECLI:NL:RBLIM:2018:1686

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
21 februari 2018
Zaaknummer
6497902 CV EXPL 17-8795
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigen bijdrage Wlz/Wmo bij beëindiging zorgovereenkomst en bestuursrechtelijke heffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen het CAK (Centraal Administratie Kantoor) en een gedaagde. De kern van de zaak betreft de vraag of de gedaagde nog een eigen bijdrage verschuldigd is voor zorg die hij niet meer ontvangt, nadat hij de overeenkomst met de zorginstelling Stichting Okkasie heeft beëindigd. De gedaagde heeft de zorgovereenkomst per 2 januari 2017 stopgezet, maar het CAK heeft desondanks een maandelijkse eigen bijdrage van € 23,00 opgelegd voor het jaar 2017. De gedaagde heeft verweer gevoerd en gesteld dat hij geen eigen bijdrage verschuldigd is, omdat er geen zorg meer werd verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het CAK onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van de informatie die de gedaagde heeft verstrekt. De rechtbank oordeelt dat de vordering van het CAK niet kan worden toegewezen, omdat de grondslag voor de heffing van de eigen bijdrage ontbreekt. De rechtbank heeft de vordering van het CAK afgewezen en het CAK veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 6497902 CV EXPL 17-8795
Vonnis van de kantonrechter van 21 februari 2018 (bij vervroeging)
in de zaak
het zelfstandige bestuursorgaan
CAK (voorheen Centraal Administratie Kantoor)
verder ook aan te duiden als “CAK”
gevestigd in Den Haag (volgens CAK is de gemeentenaam ’s-Gravenhage)
eisende partij
gemachtigde een ongenoemd gelaten persoon werkzaam bij ‘Bosveld Incasso & Gerechtsdeurwaarders’ (verder: “Bosveld”) in Amersfoort
tegen
[gedaagde]
verder ook aan te duiden als “ [gedaagde] ”
wonend in [woonplaats] aan de [adres]
gedaagde partij
in persoon procederend

1.De procedure

CAK heeft [gedaagde] bij dagvaarding van 25 oktober 2017 in rechte betrokken voor een vordering als uiteengezet in het exploot van dagvaarding. Met dit exploot zijn in het geheel geen producties betekend, een ‘specificatie’ van incassowerkzaamheden daargelaten.
[gedaagde] heeft ter rolzitting van 6 december 2017 waar CAK de zaak heeft doen aanbrengen, mondeling geantwoord / verweer gevoerd onder verwijzing naar één overgelegde productie.
Onder onverkorte handhaving van zijn eis heeft CAK vervolgens in een stuk waarin [gedaagde] consequent als ‘ [gedaagde] ’ (of ‘ [gedaagde] ’) aangeduid is, op 3 januari 2018 gerepliceerd. Hij heeft zich alsnog beroepen op zeven deels meervoudige producties (1 t/m 7). Hoewel CAK niet bekendgemaakt heeft welke natuurlijke persoon dit processtuk als vertegenwoordiger van ‘Bosveld’ vervaardigde en/of ondertekende (een voorwaarde die in lijn met art. 83 Rv nu eenmaal formeel geldt), is de conclusie door de rolrechter wel aan eiser toegerekend.
Op de rolzitting van 31 januari 2018 heeft [gedaagde] bij wijze van dupliek volhard bij zijn verweer en betoogd dat CAK er met zijn repliek volledig naast zit.
Hierna is vonnis bepaald. De uitspraak is - bij vervroeging - op vandaag gesteld.

2.De vordering en het daartegen gerichte verweer

2.1
CAK
vordert bij exploot (in de hoedanigheid van ‘eiseres’)de veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van een bedrag van € 164,37, te vermeerderen met de wettelijke rente over een daarvan deel uitmakend bedrag in hoofdsom van € 115,00 vanaf dinsdag 10 oktober 2017 tot de datum van volledige voldoening. Verder vorderde het CAK / hij de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van aan de zijde van CAK te liquideren proceskosten. Volgens CAK had [gedaagde] buiten rechte de vordering onbetwist gelaten. Als [gedaagde] echter in rechte alsnog verweer voert, dan ‘verzoekt eiseres U.E.A. eerbiedig haar in staat te stellen bij nadere akte ter instructie voorafgaande aan een eventueel te houden comparitie verdere bewijsstukken in het geding te brengen’. Eiser had - anders dan art. 111 lid 3 Rv voorschrijft - niet alleen geen enkel (schriftelijk) bewijs aan het exploot toegevoegd, maar ook nagelaten de bewijsmiddelen waarover hij kon beschikken en de getuigen die hij kon doen horen, te vermelden. Bijgevolg kon een comparitie van partijen na antwoord bij een zo gebrekkige instructie van de zaak niet aan de orde zijn en moest - zonder mondelinge behandeling - schriftelijk verder geprocedeerd worden.
2.2
CAK baseert zijn hoofdvordering van € 115,00 op een reeks grondslagen die in een ingewikkeld en/of-schema op de tweede pagina van het exploot uiteengezet zijn. Hij geeft daarvoor als verklaring of excuus ‘de grote juridisch hervorming binnen de zorgregelingen per 1 januari 2015’. In deze zaak gaat het echter om vijf kleine maandfacturen ter zake van ‘eigen bijdrage voor de zorg die u ontvangt’ uit een periode die loopt van 20 januari 2017 tot en met 19 mei 2017 (5 x € 23,00). Sinds 1 januari 2015 vallen deze bijdragen - volgens de facturen betrekking hebbend op ‘een volledig pakket thuis, modulair pakket thuis of een persoonsgebonden budget (pgb)’ - niet meer onder het regime van de Awbz, maar onder dat van de Wet langdurige zorg (Wlz) dan wel de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). CAK had in het geval van [gedaagde] dus kunnen volstaan met een van de twee laatste als alternatieven opgesomde opties, de Wlz dan wel de Wmo, als grondslag van zijn vordering. Het exploot was dan al aanmerkelijk leesbaarder geworden dan het nu in de weinig of niet op de concrete situatie van [gedaagde] toegespitste vorm is. CAK is belast met de vaststelling en inning van eigen bijdragen voor onder meer (zoals hier het geval is) ‘zorg zonder verblijf’ ofwel ondersteuning van een zorgafhankelijke persoon in de thuissituatie. CAK heeft ten aanzien van [gedaagde] in een (eerst bij repliek overgelegde) beschikking d.d. 19 januari 2017 voor het jaar 2017 een eigen bijdrage van € 23,00 per kalendermaand opgelegd. [gedaagde] is tegen de beschikking niet, althans niet met een voor hem positief resultaat (via bezwaar en/of beroep op grond van de Awb) opgekomen. De beschikking heeft dan ook volgens CAK formele rechtskracht gekregen, hetgeen maakt dat CAK bij de civiele rechter nakoming van de niet (of maar ten dele) ingeloste betalingsverplichting kan vorderen.
2.3
In een aantal algemeen geformuleerde passages van het exploot verwijst CAK naar de volgens hem - al dan niet na (herhaalde) aanmaning - ontstane noodzaak om tot incassomaatregelen over te gaan. Vervolgens put hij (althans zijn gemachtigde) zich uit in een uitgebreide, grotendeels abstracte redenering om te beargumenteren dat, waarom en in welke omvang geleverde buitengerechtelijke inspanningen toekenning rechtvaardigen van een vergoeding van € 48,41 inclusief niet verrekenbare btw (‘BTW’). Voor een opsomming van al die ‘inspanningen’ verwees CAK eerst naar de aan het exploot gehechte specificatie. In voortgezet debat wil CAK vervolgens via de producties 4, 5 en 6 inzicht bieden in ‘alle aanmaningen van Bosveld’, het door ‘ [gedaagde] ’ bij Bosveld aangetekende ‘bezwaar’ ( [gedaagde] blijkt dus wel degelijk buiten rechte verweer geleverd te hebben !) en het resultaat van een daarna ingesteld ‘onderzoek’ waaruit zou zijn gebleken ‘dat de vordering terecht ter incasso overgedragen is nu de zorggegevens correct zijn’. Inhoudelijk is door CAK noch door zijn incassogemachtigde in de wisseling van e-mailberichten omtrent door [gedaagde] ingebrachte nadere informatie - zowel buiten als in rechte - niet ingegaan op het punt dat [gedaagde] poogt te maken: hij had in 2017 weliswaar nog een zorgindicatie, maar zette de begeleiding door de zorginstelling Stichting Okkasie stop door de overeenkomst per 2 januari 2017 te beëindigen.
2.4
De 25-jarige
[gedaagde]heeft in zijn
verweer bij antwoord en in dupliekconsequent voortgeborduurd op het ook al buiten rechte aan CAK en vervolgens gemachtigde ‘Bosveld’ bij herhaling benadrukte punt dat een eigen bijdrage voor niet (meer) ontvangen begeleiding ongerijmd is. Hij heeft op 6 december 2017 ten bewijze daarvan een kopie overgelegd van een op 21 februari 2017 opgemaakt formulier met afstempeling van Stichting Okkasie waarin de beëindiging per 2 januari 2017 van de zorgovereenkomst neergelegd is. Daarom kon [gedaagde] in voortgezet debat tot de uitspraak komen dat de inhoud van de conclusie van repliek ‘niet klopt’ en dat hij volhardt bij zijn verweer dat hij CAK niets verschuldigd is.

3.De beoordeling

3.1
Het is in de eerste plaats frappant dat CAK bij exploot de waarheid geweld aandoet door te verzwijgen dat [gedaagde] al buiten rechte het verweer voerde dat hij ook in deze procedure naar voren brengt. Daarmee doet hij (het CAK) ernstig tekort aan zijn waarheidsverplichting op de voet van art 21 Rv, zoals hij het ook overigens niet al te nauw neemt met regels in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Die regels beogen immers een ordentelijk processueel debat te structureren door van een eisende partij te verlangen direct in het inleidende processtuk volledige openheid van zaken te geven. Dat deed CAK allerminst. In de tweede plaats - en zeker zo ernstig te nemen - frappeert het dat CAK na het door [gedaagde] geleverde verweer op de inhoud van diens tegenwerping niet ingaat en zich verschuilt achter een formeel bastion. CAK mag dan gelijk hebben als hij volhoudt dat in beginsel de beschikking van 19 januari 2017 tot vaststelling van een maandelijkse eigen bijdrage van € 23,00 voor het volle jaar 2017 leidend is omdat deze niet langs de in de Awb geregelde weg met bezwaar en/of beroep terzijde gesteld is. Toch kan en mag hij niet voorbijgaan aan de realiteit. Als het in werkelijkheid zo is dat er in 2017 ten behoeve van [gedaagde] geen begeleiding als zorginstrument - waarvoor een pgb beschikbaar was - meer verleend is, ontvalt iedere grondslag aan de heffing van eigen bijdragen. Zo goed als achteraf ten nadele van een rechthebbende correcties op een van formele rechtskracht voorziene beschikking mogelijk zijn als de situatie waarvoor een budget of voorziening toegekend is, daarom vraagt (of als de besteding niet of onvoldoende verantwoord kan worden), moet dat ook gelden voor een wijziging in het voordeel van de zorgafhankelijke persoon als het met de voorziening beoogde doel in de praktijk wegvalt / niet meer gerealiseerd wordt (zelfs als een eerder aangenomen zorgindicatie overeind blijft).
3.3
Uit de stukken blijkt echter dat CAK geen althans vergaand onvoldoende onderzoek ingesteld heeft of heeft laten instellen naar de juistheid van de informatie die [gedaagde] verstrekt had. Eerst deed hij dit al bij herhaling begin 2017 in protest tegen de ontvangen facturen (reactie: ‘wij passen de eigen bijdrage niet aan omdat de gegevens op de factuur juist zijn’; prod.3 bij repliek). Vervolgens bracht hij via de stichting ‘Okkasie’ per e-mail d.d. 13 juni 2017 het feit onder de aandacht van Bosveld (prod.5 bij repliek). In een bericht dat CAK op 18 juli 2017 als reactie op dit opmerkelijke gegeven aan Bosveld stuurde (prod.6 bij repliek) laat [naam] van het CAK aan het gemachtigde deurwaarderskantoor weten dat ‘de vordering terecht aan u is overgedragen’ omdat ‘het bezwaar van de debiteur dat de zorggegevens onjuist zijn ongegrond is verklaard’. Een heuse of verkapte cirkelredenering die niet gebaseerd
kanzijn op een onderzoek naar de feitelijke juistheid van de bewering dat de zorgverlening waarvoor het pgb (en dus de eigen bijdrage) bestemd was, met ingang van het jaar 2017 stopgezet was. De backoffice medewerkster van CAK zegt immers niet meer dan dat er nu eenmaal een formeel besluit ligt en dat dit onaantastbaar geacht moet worden. Dat aan ‘Okkasie’ dan wel aan het intermediaire lokale zorgkantoor nadere informatie en/of een bevestiging dan wel falsificatie van het door [gedaagde] keer op keer benadrukte einde van de zorgrelatie gevraagd is, schrijft [naam] in haar bericht niet. Evenmin is iets dergelijks bij repliek door of namens CAK betoogd, laat staan met stukken onderbouwd. CAK heeft het uiterst relevante punt simpelweg genegeerd of weggeredeneerd. Omdat CAK verder in zijn beide processtukken slechts in uiterst globale zin (naar object en middelen) bewijs aanbiedt, zal hij ook geen gelegenheid krijgen met nader bewijs alsnog zijn gelijk proberen te halen. Die kans is door het eigen processueel tekortschieten verkeken. De vordering van CAK wordt bij gebrek aan feitelijke grondslag voor de gevorderde hoofdsom afgewezen. De argumentatie ten aanzien van de beide nevenvorderingen behoeft daarom geen bespreking, al zou ook daarover het een en ander op of aan te merken zijn.
3.4
In het midden moet blijven of en in welke zin dit oordeel consequenties heeft / kan hebben voor een over het jaar 2017 toegekend persoonsgebonden budget. Daar ging immers deze procedure niet over.
3.5
Als in het ongelijk te stellen partij moet CAK veroordeeld worden tot betaling van de proceskosten. Aan de zijde van [gedaagde] worden deze kosten naar billijkheid begroot op een bedrag van € 50,00 aan uitgaven voor vervoer, verlet en verblijf voor het tweemaal bezoeken van de rolzitting in Maastricht in verband met het leveren van verweer. Omdat [gedaagde] daar niet om gevraagd heeft, leent dit kostenoordeel zich niet voor de beslissing dat het tevens uitvoerbaar bij voorraad wordt. Wel gaat de kantonrechter er van uit dat CAK het te haren laste vastgestelde bedrag van € 50,00 aan [gedaagde] betaalbaar stelt uiterlijk veertien dagen nadat [gedaagde] aan CAK dan wel Bosveld heeft laten weten hoe / naar welke bankrekening hij het bedrag overgedragen wil zien.

4.De beslissing

De kantonrechter komt tot het volgende oordeel:
- De vordering van CAK wordt afgewezen.
- CAK wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, hetgeen inhoudt dat hij z.s.m. aan [gedaagde] een op € 50,00 bepaald bedrag aan proceskosten vergoedt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
Type: HS