ECLI:NL:RBLIM:2018:1685

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
21 februari 2018
Zaaknummer
6497546 CV EXPL 17-8786
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering telecomprovider wegens gebrekkige onderbouwing en procesvoering

In deze zaak heeft Ziggo B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor het betalen van een bedrag van € 231,53, vermeerderd met wettelijke rente en kosten, wegens onbetaalde facturen voor telecommunicatiediensten. De vordering is gebaseerd op een aantal facturen uit 2014, waarvan Ziggo stelt dat [gedaagde] in verzuim is geraakt door deze niet te betalen. [gedaagde] heeft echter betwist dat hij de diensten heeft ontvangen zoals beschreven en heeft aangevoerd dat hij het abonnement heeft opgezegd vanwege een niet-functionerend modem. Tijdens de procedure heeft Ziggo niet voldoende bewijs geleverd voor haar claims en is er geen adequate reactie gegeven op de bezwaren van [gedaagde]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Ziggo haar vordering niet voldoende heeft onderbouwd en dat er geen bewijs is geleverd voor het verzuim van [gedaagde]. Hierdoor is de vordering afgewezen en is Ziggo veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 6497546 CV EXPL 17-8786
Vonnis van de kantonrechter van 21 februari 2018 (bij vervroeging)
in de zaak
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZIGGO B.V.
gevestigd en kantoor houdend in Utrecht
verder ook aan te duiden als “Ziggo”
eisende partij
gemachtigde: een ongenoemd gelaten natuurlijke persoon ten kantore van Aedizon Gerechtsdeurwaarders B.V. (verder: Aedizon) in Groningen
tegen
[gedaagde]
wonend in [woonplaats] aan de [adres]
verder ook aan te duiden als “ [gedaagde] ”
gedaagde partij
in persoon procederend

1.De procedure

Ziggo heeft [gedaagde] op 3 november 2017 gedagvaard voor een vordering als omschreven in het exploot van dagvaarding. Tegelijk daarmee zijn drie producties betekend.
[gedaagde] heeft ter rolzitting van 6 december 2017 mondeling geantwoord / verweer gevoerd.
Vervolgens heeft Ziggo op 3 januari 2018 voor repliek geconcludeerd onder toevoeging van een vierde productie. Hoewel geen opgave gedaan is van de naam van de natuurlijke persoon die bij de rechtspersoon “Aedizon” door het zetten van een handtekening verantwoordelijk is voor deze repliek, heeft de rolrechter het processtuk in deze (niet met art. 83 Rv sporende) uitvoering geaccepteerd, zodat het aan Ziggo toegerekend kan worden.
[gedaagde] heeft ter afsluiting van het voortgezette processuele debat op de rolzitting van 31 januari 2018 mondeling van dupliek gediend. Hij volhardde bij het ingenomen standpunt.
Hierna is vonnis bepaald. De uitspraak is - bij vervroeging - op vandaag gesteld.

2.Het geschil

2.1
Ziggo vordertde veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - om aan haar een bedrag van € 231,53 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 189,97 vanaf 13 oktober 2017 tot de datum van voldoening.
Verder verlangt Ziggo van [gedaagde] vergoeding van de aan haar zijde te liquideren kosten van de procedure (“ de kosten naar de Wet” in haar terminologie).
In voortgezet debat heeft Ziggo haar vordering ten volle gehandhaafd.
2.2
Ziggo baseert de vordering op de volgende omstandigheden en/of stellingen.
Het gaat in deze zaak om het onbetaald gelaten saldo van drie facturen en één gecombineerde factuur / creditfactuur uit het jaar 2014 (prod.2 bij inleidend processtuk). Van de eerste factuur ad € 73,14 is € 0,46 open blijven staan, de tweede en derde zijn voor het volle bedrag (€ 55,06 respectievelijk € 124,95) onbetaald gelaten en de vierde factuur geeft een te crediteren bedrag van € 72,68 te zien naast een kostenbedrag van € 40,00 ter vergoeding van een modem. Volgens Ziggo komt de optel- en aftreksom die daaruit resulteert, uit op een totaal van € 189,97. De facturen betroffen diensten op het vlak van telecommunicatie, door Ziggo geleverd aan het adres [adres] in [woonplaats] (huidig woonadres [gedaagde] ). Deze diensten vloeiden voort uit een (klaarblijkelijk op consumentenvoorwaarden) door Ziggo op een ongenoemd gebleven datum en onder verder niet geëxpliciteerde condities met [gedaagde] aangegaan abonnement onder naam ‘Alles-in-1 Plus pakket’. Volgens Ziggo waren daar (in kopie overgelegde) algemene voorwaarden op van toepassing, maar zij zegt niet dat / hoe deze bij het aangaan van de overeenkomst bedongen zijn en legt ook geen stuk over waaruit af te leiden valt hoe de overeenkomst tot stand gekomen is (vermoedelijk digitaal). Omdat [gedaagde] in de visie van Ziggo toerekenbaar tekortschoot in de nakoming van contractuele verplichtingen door de abonnementsgelden en de verbruikskosten onbetaald te laten, heeft Ziggo per 22 augustus ‘2017’ (uit de stukken blijkt echter dat dit 2014 moet zijn) de diensten beëindigd na deze al eerder opgeschort te hebben. Het ging klaarblijkelijk om de facturen van 28 maart en 29 april 2014, waarbij respectievelijk € 73,14 en € 55,06 in rekening was gebracht aan de geadresseerde ‘ [naam] ’ (een verminking van de achternaam van [gedaagde] die in alle van Ziggo zelf afkomstige correspondentie gehanteerd blijkt te zijn). Via een factuur van 28 augustus 2014 (ook aan ‘ [naam] ’ gericht) heeft Ziggo alvast de kosten voor september 2014 in rekening gebracht en daarnaast bedragen van € 20,00 en € 50,00 voor ‘afsluitkosten’ van respectievelijk ‘digitale producten’ en ‘RTV’ (radio en televisie, ofwel ‘de analoge producten’ volgens Ziggo), beide gedateerd op 1 augustus 2014 (!). In een brief aan ‘ [naam] ’ van 22 augustus 2014 (pas overgelegd bij repliek) had Ziggo de geadresseerde de beëindiging van de overeenkomst aangezegd. Het desondanks bij voorbaat gefactureerde bedrag voor de periode 22 augustus 2014 tot 1 oktober 2014 is via een factuur van 16 september 2014 waarin ook een bedrag van € 40,00 aan kosten modem (boete) in rekening gebracht is, gecrediteerd. Het gecrediteerde bedrag van € 72,68 is verrekend met de oudste openstaande factuur van € 73,14, zodat daar per saldo € 0,46 van resteerde.
2.3
Ziggo heeft ter adstructie van de gestelde wanbetaling er op gewezen dat facturen via automatische incasso voldaan hadden moeten worden. Zij leidt daaruit af dat [gedaagde] ‘van rechtswege in verzuim’ geraakte ‘vanaf de vervaldatum van de factuur’ die zij gelijkstelt met de factuurdatum. Ingebrekestelling was bij een dergelijke ‘fatale termijn’ overbodig.
Vanaf ‘de datum van verzuim’ (klaarblijkelijk in de visie van Ziggo te stellen op vier verschillende dagen samenvallend met de factuurdata 28 maart, 29 april, 28 augustus en 16 september 2014) brengt Ziggo [gedaagde] tot 13 oktober 2017 € 1,56 aan vervallen geachte wettelijke rente in rekening. Een berekening is niet bijgevoegd. Op basis van een op 14 augustus 2017 (!) door de gemachtigde van Ziggo aan (dit keer) [gedaagde] ‘verzonden’ brief (prod.3 bij exploot), die volgens Ziggo beantwoordt aan de eisen van ‘veertiendagenbrief’ als bedoeld in art. 6:96 lid 6 BW, wordt voor de toekomst aanspraak gemaakt op vergoeding van een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten van incasso. Hoewel Ziggo er van uitgaat dat [gedaagde] deze op 14 augustus 2017 gedagtekende brief ‘uiterlijk op de derde werkdag na de verzending ervan door eisende partij (c.q. de gemachtigde van de eisende partij)’ ontvangen heeft, resulteerde ook die ‘Aanmaning’ niet in betaling. Ziggo vindt daarom dat [gedaagde] de op het basisbedrag van € 40,00 bepaalde incassokosten ook zal moeten voldoen. Opmerking verdient nog dat bij factuur van 28 maart 2014 door Ziggo zelf als onderdeel van het totaalbedrag van € 73,14 ook al € 18,00 (volgens de exploottekst zou het om € 30,50 gegaan zijn …) aan ‘niet betaalde incassokosten’ in rekening gebracht was. Ziggo zou die echter ‘gecrediteerd’ hebben. Het exploot noch de repliek vermeldt waar, wanneer en hoe dit gebeurd is. Ziggo zegt ook niets omtrent al dan niet buiten rechte door [gedaagde] geleverd verweer en/of Ziggo’s reactie daarop. Ook is geen verklaring gegeven voor het extreme tijdsverloop tussen facturen en aanmaning / dagvaarding.
2.4
Ziggo keert zich in voortgezet debat in algemene bewoordingen tegen hetgeen door [gedaagde] tegen de vordering ingebracht is. Diens betwisting van onderdelen van het gevorderde acht zij niet terecht. ‘Met klem’ ontkent zij een opzegging van [gedaagde] ontvangen te hebben wegens een volgens hem niet functionerend modem. Zonder nadere concretisering merkt Ziggo in haar repliek bij herhaling op dat zij alles wat te zeggen valt, al ‘uitgebreid gespecificeerd’ en ‘uitvoerig onderbouwd’ heeft bij inleidende dagvaarding. Daaruit ‘moge genoegzaam blijken dat gedaagde de onderhavige hoofdsom thans nog volledig aan eiseres verschuldigd is’ (de volledige hoofdsom, maar ook de incassokosten en de wettelijke rente) en dat hij ook in de proceskosten verwezen dient worden. Bij aanvang van de procedure én in voortgezet debat heeft Ziggo volstaan met een globaal bewijsaanbod (‘van al haar stellingen door alle middelen en wegen rechtens’).
2.5
Het verweer van [gedaagde]komt op het volgende neer. [gedaagde] snapt niet wat Ziggo bezielt met deze belegen vordering. Hij heeft destijds na klachten over een steeds uitvallend modem, ook na een test waarbij bleek dat het apparaat niet werkte, met Ziggo afgesproken dat hij een nieuw modem zou ontvangen zodat hij alsnog toegang tot internet kon krijgen. Toen daar niets van kwam en hij per telefoon van Ziggo te horen kreeg ‘er iets misgegaan was’, heeft hij het abonnement opgezegd en is hij naar KPN overgestapt. Hij zegt bereid te zijn aan Ziggo € 25,00 (maar niet meer) te vergoeden voor de halve maand gedurende welke hij van internet gebruik heeft kunnen maken. De extra kosten van afsluiting e.d. acht hij niet terecht omdat het vreemd is te moeten betalen voor iets dat niet functioneert. Het kapotte modem kan zo nodig als bewijs dienen van de juistheid van zijn klachten, terwijl zijn buren er getuige van waren dat er afspraken met Ziggo gemaakt waren over bezorging van een vervangend modem (dat niet arriveerde).

3.De beoordeling

3.1
De manier waarop Ziggo en haar gemachtigde zich in deze zaak opstellen, wekt niet alleen verbazing, maar geeft er ook blijk van dat zij geen enkel respect opbrengen voor een klacht van een klant die op zijn minst serieus had mogen worden genomen. Om te beginnen presenteert Ziggo al een belegen en vermoedelijk uitermate onvolledig zaakdossier omtrent een overeenkomst waarvan zij de kantonrechter voor wat betreft inhoud en uitvoering vrijwel alle relevante details onthoudt. Ziggo bleek (zie de overgelegde schaarse correspondentie) niet eens op de hoogte geweest te zijn van de werkelijke naam van de klant met wie zij contracteerde. Vermoedelijk is het gegaan om een per saldo (uitermate) kortdurende ‘relatie’ op basis van een door [gedaagde] digitaal voor een vast maandbedrag van € 54,95 plus gebruikskosten aangegaan abonnement op door Ziggo te verlenen telecommunicatiediensten met gebruik van een modem en met als startdatum een dag in het vroege voorjaar van 2014. Uit de enige vier facturen die deze ‘relatie’ kennelijk opgeleverd heeft, valt af te leiden dat slechts tot en met 29 april 2014 verbruikskosten aan [gedaagde] in rekening gebracht konden worden voor de minuscule bedragen van € 0,19 in maart en € 0,11 in april. De rest van de factuurinhoud in vier gedeelten betrof maandkosten abonnement ad € 54,95, (ten onrechte) berekende incassokosten van € 18,00, afsluitkosten en (boete)kosten voor een (niet functionerend) modem. De volstrekt te verwaarlozen gebruikskosten vormen een sterke aanwijzing voor het gelijk van [gedaagde] als hij beweert dat hij met Ziggo (van de aanvang af) in de clinch lag over de gebrekkige apparatuur (modem) die hem (behoudens een halve maand) belette het abonnement te gebruiken voor het doel waarvoor het aangegaan was: internetgebruik. Ziggo heeft, hoewel zij na maart / april 2014 klaarblijkelijk tot augustus 2017 (‘Aanmaning’ van de kant van Aedizon) of 3 november 2017 (dagvaarding van [gedaagde] ) min of meer stilgezeten heeft, althans het niet heeft kunnen opbrengen de klacht van [gedaagde] naar behoren af te handelen, het ook in rechte niet nodig geoordeeld fatsoenlijk en adequaat te reageren op hetgeen [gedaagde] tot zijn verweer naar voren gebracht heeft (en waarmee zij geacht mag worden ook buiten rechte al bekend geweest te zijn). Verwondering wekt ook dat er tussen de facturen van maart en april 2014 en die van 28 augustus 2014 een gat zit waarvoor iedere verklaring ontbreekt, anders dan dat Ziggo het heeft over een niet in de tijd geduide ‘opschorting wegens wanbetaling’ (kennelijk zonder dat kosten in rekening gebracht zijn). Bij repliek van Ziggo: geen woord over haar eigen optreden, over de wijze van uitvoering van het contract, over het modem of over de te denken gevende inhoud van de facturen. Zelfs geen uitleg van haar volstrekte stilzitten na het verzenden van de nog wel aan de repliek toegevoegde brief van 22 augustus 2014, die volgens [gedaagde] buiten de orde was omdat hij zelf al wegens crediteurenverzuim opgezegd had en overgestapt was naar KPN. Ziggo presteert het zelfs om [gedaagde] tegen te werpen dat deze geen ‘bevestigingsbrief’ van de opzegging over kan leggen. Daarbij refereert zij aan ‘haar systeem’ waarin alles schriftelijk vastgelegd zou zijn, maar zonder inzage te verschaffen in de documentatie die zij daarin ten aanzien van de klant [gedaagde] (of ‘ [naam] ’) ongetwijfeld beschikbaar heeft. Dit laatste tenzij zij (net als vrijwel zeker bij [gedaagde] na zoveel jaren het geval zal zijn) de verouderde stukken geruimd heeft. Maar in dat laatste geval is het vreemd dat zij desondanks met een incompleet dossier de gok genomen heeft en toch nog is gaan procederen.
3.2
[gedaagde] kan geen ongelijk gegeven worden als hij zich erover verbaast dat Ziggo niet bereid is (of al buiten rechte was) deze kwestie met hem te schikken voor een beperkt bedrag ter waarde van de beperkte en gebrekkige door haar geleverde prestatie. [gedaagde] heeft weliswaar geen tegenvordering tot ontbinding en/of schadevergoeding ingesteld, maar daar staat tegenover dat Ziggo de eigen vordering dermate gebrekkig onderbouwt dat deze niet (in de gestelde omvang) voor toewijzing in aanmerking komt, nu evenmin heeft kunnen blijken dat zij de diensten (in de met de facturen overeenstemmende omvang) verleend heeft. Nu bovendien geen alternatieve vordering geformuleerd is voor de situatie van een beperktere dan bedongen prestatie en nu Ziggo bovendien naliet een naar onderwerp en middelen geconcretiseerd bewijsaanbod te doen, moet die gemankeerde vordering sneuvelen. Ziggo heeft zelfs niet waargemaakt dat de beperkte ‘schuld’ die zij [gedaagde] toedichtte, rechtvaardigde om hem in augustus 2014 (Waarom toen al of toen pas? Al dan niet nadat [gedaagde] zelf al opgezegd had?) te confronteren met ‘afsluitkosten’ ten bedrage van € 70,00 in totaal en met een boete van € 40,00 voor een waardeloos geworden modem zonder dat gesteld of gebleken is dat zij [gedaagde] in de gelegenheid gesteld heeft dat modem terug te geven. Waar de gevorderde hoofdsom zonder meer naar omvang en grondslag al te gebrekkig verantwoord is, geldt dit minstens zo sterk voor de beide nevenvorderingen.
Het intreden van betalingsverzuim aan de kant van [gedaagde] is door Ziggo naar het tijdstip noch een op concrete feiten stoelende rechtsgrond (de weg van art. 6:83 BW dan wel die van art. 6:82 BW) naar behoren geadstrueerd. De diverse overgelegde facturen bevatten geen enkele indicatie omtrent een fatale betaaltermijn of vervaldatum. De eventueel door Ziggo in gedachten gehouden algemene voorwaarden zijn wel overgelegd maar op geen enkele manier betrokken bij de verzuimredenering. Een relevante ingebrekestelling ontbreekt, of het moest de aanmaning van 14 augustus 2017 zijn waaromtrent slechts gesteld is dat deze ‘verzonden’ is zonder dat de voor het beoogde rechtseffect noodzakelijke ontvangst (art. 3:37 lid 3 BW) onderdeel uitmaakt van de stellingen van Ziggo. Bij gebreke van aanwijsbaar verzuim zweven beide nevenvorderingen dan ook in de lucht zonder te kunnen landen.
De vordering van Ziggo moet dan ook in alle opzichten sneuvelen.
3.3
Het spreekt vanzelf dat het voorgaande er in resulteert dat de proceskosten voor rekening van Ziggo dienen te komen. Aan de zijde van [gedaagde] worden deze kosten begroot op een bedrag van € 50,00. Dit aan hem te vergoeden bedrag wegens redelijkerwijs te maken kosten voor een tweevoudig bezoek aan de rolzitting om het verweer kracht bij te zetten, zal Ziggo hem dienen te betalen uiterlijk veertien dagen na opgave van gegevens ten aanzien van de bankrekening waarop die betaling gedaan kan worden. Dit onderdeel van de beslissing wordt niet uitvoerbaar verklaard bij voorraad, omdat er niet om gevraagd is.

4.De beslissing

De kantonrechter komt tot het volgende oordeel:
- De vordering van Ziggo wordt bij gebrek aan feitelijke grondslag afgewezen.
- Ziggo wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, hetgeen betekent dat zij aan [gedaagde] op zo kort mogelijke termijn een bedrag van € 50,00 aan kosten dient te vergoeden op een nader (aan haar gemachtigde) bekend te maken bankrekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
Type: HS