ECLI:NL:RBLIM:2018:1670

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
6251831 CV EXPL 17-6813
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van werkzaamheden door architect en afwijzing van reconventionele vordering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 21 februari 2018, zijn er vorderingen over en weer tussen een eisende partij, vertegenwoordigd door mr. W. van Es van Stichting Achmea Rechtsbijstand, en een gedaagde partij die in persoon procedeert. De eisende partij vordert betaling van € 7.489,18, vermeerderd met rente en incassokosten, terwijl de gedaagde partij in reconventie een bedrag van € 17.269,34 vordert. De procedure omvat een dagvaarding, conclusies van antwoord en een comparitie van partijen op 22 januari 2018.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de gedaagde partij heeft werkzaamheden verricht voor de eisende partij, waaronder het maken van tekeningen en het regelen van vergunningen voor de verbouwing van de woning van de eisende partij. Er zijn verschillende facturen gepresenteerd, waarvan sommige zijn betaald, maar er zijn ook geschillen over de eindnota en de verrichte werkzaamheden. De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij tot betaling van € 3.144,88 toegewezen, maar de vordering in reconventie van de gedaagde partij is afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij niet kan worden gehouden aan de eindnota, omdat niet is komen vast te staan dat er een totale opdracht was verkregen.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij, die zijn begroot op € 1.124,05. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6251831 \ CV EXPL 17-6813
Vonnis van de kantonrechter van 21 februari 2018
in de zaak van:

1.[eisende partij sub 1 in conventie, verweerder in reconventie] ,wonend [adres eisende partijen] ,[woonplaats eisende partijen] ,

2.
[eisende partij sub 2 in conventie, verweerder in reconventie],
wonend [adres eisende partijen] ,
[woonplaats eisende partijen] ,
eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde mr. W. van Es, Stichting Achmea Rechtsbijstand
tegen:
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] , h.o.d.n. [X],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna [eisende partij] (mannelijk enkelvoud) en [gedaagde partij] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de door [eisende partij] overgelegde producties 14 tot en met 18
  • de comparitie van partijen op 22 januari 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] heeft in opdracht en voor rekening van [eisende partij] werkzaamheden verricht, bestaande uit het maken van tekeningen en het regelen van de vergunningaanvraag voor de verbouwing van de woning van [eisende partij] . Het gaat hierbij om het realiseren van een opbouw en een aanbouw.
2.2.
[gedaagde partij] heeft verder een schriftelijke opdrachtbevestiging opgesteld betreffende de bouw/verbouwing van de woning van [eisende partij] .
Ter zake heeft [gedaagde partij] een aantal offertes gemaakt, welke echter door [eisende partij] niet zijn geaccepteerd/ondertekend.
2.3.
Bij factuur van 29 augustus 2016 is een bedrag van € 4.888,99 in rekening gebracht. Deze factuur is betaald.
2.4.
Bij factuur van 26 september 2016 is een bedrag van € 645,00 in rekening gebracht voor uitgevoerde werkzaamheden. Deze factuur is betaald.
2.5.
Bij brief van 24 oktober 2016 heeft [eisende partij] de samenwerking met [gedaagde partij] beëindigd.
2.6.
Bij brief van 2 december 2016 heeft [gedaagde partij] de eindnota ad € 17.117,66 aan [eisende partij] doen toekomen.
Bij brief van 2 januari 2017 is de gewijzigde eindnota toegestuurd met daarin opgenomen een bedrag van € 17.269,34.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 7.489,18, vermeerderd met rente, een bedrag van € 557,32 aan incassokosten en de proceskosten en voert verweer tegen de vordering in reconventie.
3.2.
[gedaagde partij] vordert – samengevat – veroordeling van [eisende partij] tot betaling van € 17.269,34, vermeerderd met rente en kosten en voert verweer tegen de vordering in conventie.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

in conventie
4.1.
De gevorderde hoofdsom is samengesteld uit een aantal onderdelen. Deze onderdelen worden hierna telkens afzonderlijk besproken. Ter zitting heeft [eisende partij] zijn vordering met betrekking tot de optelfout ingetrokken, zodat deze geen verdere bespreking behoeft.
Advieskosten aanbouw € 680,63
4.2.
Ter onderbouwing van deze vordering stelt [eisende partij] dat [gedaagde partij] veel meer werkzaamheden heeft verricht dan nodig was voor het verkrijgen van de vergunning. Het gaat hierbij om alle randzaken buiten de basale tekening om. Voor de aanbouw was geen vergunning nodig en enkel door oplettendheid van de medewerker van de gemeente is [eisende partij] behoed voor het teveel betalen van legeskosten.
4.3.
[gedaagde partij] stelt zich op standpunt dat hij geen onnodige werkzaamheden heeft verricht. Het maken van de totale tekening was nodig en het is niet relevant of de aanbouw al dan niet vergunningsplichtig is.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat, ondanks dat voor het realiseren van de aanbouw geen vergunning nodig was, niet is komen vast te staan dat het maken van de totaaltekening onnodig is gedaan. Het standpunt van [gedaagde partij] dat hij aan de gemeente een totaaltekening moet voorleggen en dat de gemeente vervolgens beoordeeld over welk deel legeskosten verschuldigd is, komt de kantonrechter niet onaannemelijk voor.
Materiaalkosten
4.5.
[eisende partij] stelt materiaalkosten betaald te hebben en dat niet alle materialen geleverd zijn. Ter zake is een bedrag van € 3.144,88 teveel betaald. [gedaagde partij] erkent dit deel van de vordering, zodat het ter zake gevorderde bedrag kan worden toegewezen.
Piepschuimsnijder/sleuvenfrees
4.6.
[eisende partij] stelt dat de door hem betaalde piepschuimsnijder en sleuvenfrees door [gedaagde partij] zijn meegenomen. [eisende partij] heeft deze daarom zelf moeten kopen. De kosten hiervan bedragen respectievelijk € 62,50 en € 120,00, derhalve een totaalbedrag van € 182,50.
[gedaagde partij] voert hiertegen aan dat het ter zake gaat om door hem ter beschikking gesteld materieel, dat aan hem toebehoort. De kosten daarvan zijn niet doorberekend in de materiaalkosten. In de offerte zijn enkel de afschrijving van de verhuurposten opgenomen, waarbij het gaat om meer materieel dan enkel de piepschuimsnijder en sleuvenfrees.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat dit deel van de vordering als onvoldoende onderbouwd moet worden afgewezen. [eisende partij] heeft immers niet aangetoond dat de piepschuimsnijder en de sleuvenfrees zijn opgenomen in de lijst van gekochte materialen, terwijl het verweer van [gedaagde partij] , dat de in de lijst opgenomen bedragen van respectievelijk € 62,50 en € 120,00 huurbedragen betreft, niet dan wel onvoldoende gemotiveerd is weersproken.
Constructieberekeningen
4.8.
Ter zake vordert [eisende partij] een bedrag van € 1.997,00. Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eisende partij] dat [gedaagde partij] deze berekeningen zou uitvoeren maar niet heeft gedaan. Deze werkzaamheden zijn daarom door een derde uitgevoerd en de kosten daarvan bedragen € 1.997,00. [eisende partij] ging ervan uit dat [gedaagde partij] deze werkzaamheden zou uitvoeren. [gedaagde partij] is niet gesommeerd omdat communicatie niet mogelijk bleek.
4.9.
[gedaagde partij] betwist dit deel van de vordering. De constructietekeningen zijn gemaakt, terwijl de berekeningen door een door [gedaagde partij] aan te zoeken constructeur zouden worden gemaakt. De hoogte van de vordering wordt uitdrukkelijk door [gedaagde partij] betwist.
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat ook dit deel van de vordering moet worden afgewezen. Ter zitting is komen vast te staan dat [gedaagde partij] deze werkzaamheden zou uitvoeren, maar dat dit niet is gebeurd. [eisende partij] vordert (vervangende) schadevergoeding. Wil een dergelijke vordering slagen, dan moet er sprake zijn van verzuim. Verzuim is echter niet ingetreden omdat er geen ingebrekestelling heeft plaatsgevonden, waarbij [gedaagde partij] een termijn voor de nakoming is gegeven.
Daarnaast heeft [eisende partij] de hoogte van de vordering ook niet aangetoond. Ter zitting stelt [eisende partij] weliswaar in het bezit te zijn van de factuur van de derde partij, maar verzuimt hij deze in de procedure te brengen.
Tekening erfgrens
4.11.
[eisende partij] stelt dat, indien volgens tekening van [gedaagde partij] zou worden gebouwd, er over de erfgrens zou worden gebouwd. Dit is een fout van [gedaagde partij] en met het herstellen van deze fout is een bedrag van € 1.168,96 gemoeid.
4.12.
[gedaagde partij] betoogt dat hij de gegevens bij het Kadaster heeft opgevraagd en op basis daarvan de tekening heeft gemaakt. De muur van de benedenverdieping was reeds over de erfgrens gebouwd en het is toegestaan om daarop door te bouwen.
4.13.
Ook dit deel van de vordering moet worden afgewezen en de kantonrechter overweegt daartoe als volgt. Het verweer van [gedaagde partij] dat het geoorloofd was om op de bestaande situatie, te weten de bestaande erfgrensoverschreiding, door te bouwen, is door [eisende partij] niet althans niet gemotiveerd betwist. Dit verweer staat hiermee vast en van een fout of tekortkoming van [gedaagde partij] is daarom geen sprake. Dit brengt vervolgens met zich dat [gedaagde partij] niet aansprakelijk te houden is voor de kosten van de wijziging. Dat [eisende partij] gemeend heeft de situatie te moeten aanpassen en dat daarvoor kosten zijn gemaakt, is een omstandigheid die voor rekening en risico van [eisende partij] blijkt.
4.14.
Dit alles overziend zal de vordering van [eisende partij] worden toegewezen tot een bedrag van € 3.144,88. Hierover zal de wettelijke rente worden toegewezen zoals gevorderd.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing. Gesteld noch gebleken is dat [eisende partij] buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht die toewijzing van incassokosten rechtvaardigen. In het procesdossier bevindt zich slechts één brief van de gemachtigde (productie 10 bij dagvaarding) en dat is onvoldoende om enige vergoeding toe te wijzen.
in reconventie
4.15.
In reconventie vordert [gedaagde partij] betaling van zijn eindnota. De kantonrechter is van oordeel dat deze vordering moet worden afgewezen en hij overweegt daartoe als volgt.
[gedaagde partij] gaat bij de berekening en onderbouwing van de vordering ervan uit dat hij de totale opdracht had verkregen. Dit staat echter geenszins vast en door [gedaagde partij] is ook onvoldoende gesteld en aangetoond waaruit het tegendeel zou blijken. Er zijn en zouden nog aangepaste offertes (worden) verstuurd, maar [eisende partij] heeft deze niet geaccepteerd. Wel staat vast dat een deelovereenkomst is gesloten en dat de daarvoor bij factuur in rekening gebrachte kosten ook door [eisende partij] zijn betaald.
Ten aanzien van de eindnota overweegt de kantonrechter ten overvloede nog dat daarin onder misgelopen inkomsten zijn opgenomen. Toewijzing daarvan kan niet aan de orde zijn, nu enkel gederfde winst eventueel voor toewijzing vatbaar zou kunnen zijn.
in conventie en in reconventie
4.16.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig partijen toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.17.
[gedaagde partij] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 101,05
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde conventie 500,00 (2 x tarief 250,00)
  • salaris in reconventie
totaal € 1.124,05
4.18.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 3.144,88, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2017 tot aan de voldoening,
in reconventie
5.2.
wijst de vordering af,
in conventie en in reconventie
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] gevallen en tot op heden begroot op € 1.124,05,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: NO