Op 20 februari 2018 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een beschikking gegeven in een zaak waarbij de verzoeker, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van een overleden persoon, een verzoek indiende om ontheffing van de verplichting tot het neerleggen van een uitdelingslijst. De verzoeker stelde dat de activa in de nalatenschap nagenoeg nihil waren, en vroeg om verlenging van de termijn voor het indienen van een verzoek tot opheffing van de vereffening. De kantonrechter oordeelde echter dat het verzoek niet op de wet was gebaseerd, ondanks de begrijpelijkheid van de situatie. De rechter benadrukte dat de vereffenaar zijn wettelijke plicht tot het neerleggen van een uitdelingslijst moest nakomen, ongeacht de geringe activa in de nalatenschap. De kantonrechter wees het verzoek af en gaf de vereffenaar de aanwijzing om de uitdelingslijst binnen de wettelijke termijn in te dienen. Tevens werd de verzoeker veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat het verzoek nodeloos was gedaan. De beschikking werd gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.