ECLI:NL:RBLIM:2018:1626

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 februari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
03/659248-17, 03/79277-14 (TUL), 99-00486-24 (VI)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken, belediging van een politieambtenaar en overtreding gebiedsverbod met gevangenisstraf en reclasseringstoezicht

Op 19 februari 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee woninginbraken, belediging van een politieambtenaar en het overtreden van een gebiedsverbod. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 februari 2018, waarbij de verdachte en zijn advocaat aanwezig waren. De officier van justitie heeft gevorderd de feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren, wat de rechtbank uiteindelijk ook deed. De verdachte heeft in de periode van 8 tot en met 9 februari 2017 een woninginbraak gepleegd en op 10 februari 2017 een tweede woninginbraak. Daarnaast heeft hij op 25 februari 2017 een politieambtenaar beledigd door hem te beschimpen met de woorden 'stelletje mongolen' en heeft hij een gebiedsverbod overtreden. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, evenals de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/659248-17, 03/079277-14 (TUL), 99-00486-24 (VI)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.H.M. Handring, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 februari 2018. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: in de periode van 8 tot en met 9 februari 2017 een woninginbraak heeft gepleegd.
Feit 2: op 10 februari 2017 een woninginbraak heeft gepleegd.
Feit 3: op 25 februari 2017 verbalisant [verbalisant] heeft beledigd.
Feit 4: op 25 februari 2017 niet heeft voldaan aan een ambtelijk bevel door een gebiedsverbod te overtreden.
De rechtbank heeft twee kennelijke verschrijvingen in de tenlastelegging hersteld. “ [verbalisant] ” moet worden gelezen als “ [verbalisant] ”. Daarnaast is in de tenlastelegging opgenomen dat het gebiedsverbod heeft geduurd van vrijdag 24 februari 2017 te 18.00 uur tot maandag 14 juni 2014 te 06.00 uur. In plaats van “maandag 14 juni 2014” moet worden gelezen “donderdag 2 maart 2017”. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen te verklaren, nu het DNA van de verdachte is aangetroffen op de plaats delict. Het enige alternatieve scenario zou kunnen zijn dat de verdachte erin is geluisd, maar dit is niet aannemelijk geworden.
De officier van justitie heeft verder gevorderd feit 3 wettig en overtuigend bewezen te verklaren, gelet op de ambtsedige verklaring van verbalisant [verbalisant] . De bewoordingen “stelletje mongolen” zijn in dit geval van beledigende aard.
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd feit 4 wettig en overtuigend bewezen te verklaren, mede gelet op de bekennende verklaring van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 1 en feit 2 bepleit, omdat zich in het dossier geen bewijsmiddelen bevinden die kunnen leiden tot een bewezenverklaring en de verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij deze inbraken. In het rapport van het NFI op pagina’s 94 en 95 zijn de naam en het nummer van het DNA-profiel van de verdachte handgeschreven erbij vermeld. Wie dat heeft gedaan, is onduidelijk gebleven, zodat daarom aan de rapporten van het NFI niet die bewijskracht toekomt die de officier van justitie daaraan toekent.
De raadsvrouw heeft eveneens vrijspraak van feit 3 bepleit. Het dossier bevat wel wettig bewijs, nu de verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij “mongolen” heeft gezegd. Deze woorden zijn echter niet beledigend bedoeld. Van politieagenten mag bovendien worden verwacht dat zij een dikkere huid hebben dan de doorsnee burger.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 4 op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 [1] :
Op 9 februari 2017 heeft [naam aangever] aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning, gelegen aan [adres 1] te Venlo, gepleegd tussen 8 februari 2017 te 18:00 uur en 9 februari 2017 te 17:00 uur. Aangever [naam aangever] heeft verklaard dat toegang tot de woning werd verkregen door vernieling van een ruit van een raam links naast de keukendeur en dat op diverse plaatsen in zijn woning en op zijn meubels en deuren bloedvegen werden achtergelaten. Aangever [naam aangever] heeft verklaard dat hij een groot aantal goederen uit zijn woning mist, zoals een laptop (merk en type onbekend), 100 euro contant en 2 controllers. De vernielde en ontvreemde goederen zijn zijn eigendom. Bij de diefstal werden de volgende goederen, genoemd op de bijlage bij de aangifte, weggenomen:
- trainingspak, merk/type Chelsea;
- trainingspak, merk/type Barcelona;
- schoeisel 2 stuks, merk/type Anthony Morato, maat 43;
- jas, merk/type Anthony Morato leer;
- broek, merk/type Anthony Morato;
- Playstation 4;
- computer spel Playstation Fifa 17;
- computer spel Playstation Maffia 3;
- computer spel Playstation Uncharted 4. [2]
Op 10 februari 2017 zijn bloedsporen in de woning veiliggesteld voor nader onderzoek, waaronder een bloedspoor op een lichtschakelaar kinderkamer 1e etage (SIN AAKO8680NL). [3]
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat het spoor SIN AAKO8680NL een match bevat met het DNA-profielcluster 33186. [4]
Uit het NFI-rapport van 27 augustus 2015 blijkt dat het DNA-profiel van de veroordeelde [verdachte] op 19 augustus 2015 is opgenomen in de Nederlandse databank voor strafzaken en sindsdien wordt vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking zijn tot aan de datum van het rapport twee matches gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 33186. [5]
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak.
Uit beide NFI-rapporten, in samenhang bezien, blijkt dat het spoor SIN AAKO8680NL een match bevat met het DNA-profiel van verdachte. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat aan de rapporten van het NFI geen bewijskracht toekomt.
De rechtbank gaat ervan uit dat het bloed dat in de woning van aangever is aangetroffen afkomstig is van verdachte. Het verhaal van verdachte, dat dit bloed afkomstig zou zijn van een bebloede handschoen die hij in de [adres 1] te Venlo, omstreeks de datum van het delict zou hebben weggegooid, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte heeft op geen enkele wijze ook maar een begin van verificatiemogelijkheid geboden. Noch is de rechtbank op enige andere wijze van de geloofwaardigheid gebleken. Gelet op de plaats waar en het moment waarop het bloed is aangetroffen, kan worden vastgesteld dat het bloed door de inbreker in de woning is achtergelaten. Voor de rechtbank staat daarmee vast dat verdachte de inbraak heeft gepleegd en de goederen uit de woning van aangever heeft weggenomen.
Ten aanzien van feit 2:
Op 13 februari 2017 heeft [naam aangeefster] aangifte gedaan van een inbraak in haar woning, gelegen aan [adres 2] te Venlo, gepleegd op 10 februari 2017. Aangeefster [naam aangeefster] heeft verklaard dat zij op 11 februari 2017 zag dat de hele woning was doorzocht en dat zij 150 euro aan geld mist, dat in een potje in de muurkast van de woonkamer zat. [naam aangeefster] heeft verder verklaard dat het raam en het kozijn daarvan door de daders werd beschadigd. Het raam is een beetje ontzet en moet gerepareerd worden. Op dat kozijn en het raam zit een afdruk van een breekijzer. Tijdens het opruimen vond [naam aangeefster] een blauw breekijzer. [6]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 10 februari 2017 een man achter het raam van de woonkamer van de woning gelegen aan de [adres 2] te Blerick zag staan. Hij zag dat een tweede persoon naast hem stond. [7]
Op 11 februari 2017 is het breekijzer in de woning bemonsterd op DNA-sporen en dit spoor (SIN AAKO7816NL) is veiliggesteld voor nader onderzoek. [8]
Uit het NFI-rapport blijkt dat het spoor SIN AAKO7816NL een match bevat met het DNA-profielcluster 33186. [9]
Uit het NFI-rapport van 27 augustus 2015 blijkt dat het DNA-profiel van de veroordeelde [verdachte] op 19 augustus 2015 is opgenomen in de Nederlandse databank voor strafzaken en sindsdien wordt vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking zijn tot aan de datum van het rapport twee matches gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 33186. [10]
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak.
Uit beide NFI-rapporten, in samenhang bezien, blijkt dat het spoor SIN AAKO7816NL een match bevatte met het DNA-profiel van verdachte. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat aan de rapporten van het NFI geen bewijskracht toekomt.
Nu de verdachte geen enkele concreet verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op het breekijzer dat in de woning is aangetroffen, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte een van de (twee) personen is geweest die de woninginbraak heeft gepleegd, de goederen uit de woning van aangeefster heeft weggenomen en het breekijzer in de woning heeft achtergelaten.
Ten aanzien van feit 3 [11] :
Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat hij zich op 25 februari 2017 in het cellencomplex van het politiebureau te Venlo bevond en dat hij hoorde dat verdachte [verdachte] hard tegen hem riep: “Stelletje mongolen”. [verbalisant] zag dat [verdachte] hem hierbij aankeek. [12]
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op de vraag van de verbalisant waarom hij “stelletje mongolen” tegen collega’s heeft geroepen, geantwoord dat hij dit heeft gedaan omdat hij boos was. [13]
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 25 februari 2017 in Venlo tegen verbalisant [verbalisant] “stelletje mongolen” heeft geroepen.
De verdediging heeft betoogd dat de uitlating “mongolen” geen belediging inhoudt. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Een mondelinge uitlating kan als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft een ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Nu het woord “mongolen” op zichzelf niet zonder meer beledigend is, is de context waarin deze uitlating is gedaan bepalend voor het beledigend karakter ervan. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij “stelletje mongolen” geroepen heeft omdat hij boos was. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard onder “mongolen” mensen met een handicap te verstaan. Voorts verklaarde hij bij de verbalisant geen handicap te hebben waargenomen. Bezien in de context dat verdachte zojuist was aangehouden terwijl de verbalisant nog bezig was de identiteit van verdachte vast te stellen, staat voor de rechtbank vast, dat verdachte het woord “mongolen” als scheldwoord heeft gebruikt. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 4 [14] :
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, het proces-verbaal van aanhouding [15] en het Formulier Bevel Verblijfsontzegging [16] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1:
in de periode van 8 februari 2017 tot en met 9 februari 2017 in de gemeente Venlo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen
- een laptop en
- een geldbedrag van 100 euro en
- een Chelsea trainingspak en
- een Barcelona trainingspak en
- twee paar schoenen (merk Antony Morato, maat 43) en
- een lederen jas (merk Antony Morato) en
- een broek (merk Antony Morato) en
- een spelcomputer (merk Sony, type Playstation 4) en
- twee spellen (Playstation 4) en
- twee controllers,
toebehorende aan [naam aangever] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2:
op 10 februari 2017 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid geld, te weten 150 euro, toebehorende aan [naam aangeefster] , waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 3:
op 25 februari 2017 te Venlo opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant] (brigadier van politie), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden “Stelletje mongolen”;
feit 4:
op zaterdag 25 februari 2017 te 02.00 uur te Venlo opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.85 van de Algemene Plaatselijke Verordening, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven om in de periode van vrijdag 24 februari 2017 te 18.00 uur tot donderdag 2 maart 2017 te 06.00 uur het door de burgemeester bij dat bevel aangewezen en op een bij het bevel gevoegde kaart aangeduide gebied niet te betreden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Ten aanzien van feit 4:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van tweehonderdveertig uren te vervangen door honderdtwintig dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd aan de verdachte voorwaardelijk op te leggen een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel), met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsadvies.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat een taakstraf passend is, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar het rapport van de reclassering, aangevoerd dat oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel een brug te ver is. Haar cliënt heeft voor het eerst in zijn leven een eigen woning, een baan en daarmee een vast inkomen. Cliënt heeft veel te verliezen en is gemotiveerd zijn leven een andere wending te geven en daarvoor de noodzakelijk begeleiding te aanvaarden. De raadvrouw heeft dan ook verzocht de vordering van de officier van justitie tot een voorwaardelijke ISD-maatregel af te wijzen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woninginbraken. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook forse inbreuk op de privacy van de bewoners en veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid. Het is voor slachtoffers vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. De verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een politieagent en aan overtreding van een gebiedsverbod. De verdachte heeft met dit gedrag laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor ambtelijk gezag.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 januari 2018, het reclasseringsadvies van 23 januari 2018 en hetgeen ter terechtzitting omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht.
De reclassering geeft in haar advies aan dat de ingezette positieve verandering bij de verdachte nog pril is en dat de motivatie voornamelijk door factoren van buitenaf lijkt te worden ingegeven. Gelet hierop en gelet op de houding van de verdachte ter terechtzitting, waarin enig inzicht in het laakbare van zijn gedrag ontbreekt, zal de rechtbank een andere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank zal geen taakstraf opleggen, omdat een taakstraf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de strafwaardigheid hiervan.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. De oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht met betrekking tot inbraak in een woning met recidive geven als indicatie vijf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf per inbraak. De rechtbank acht daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden in beginsel passend.
De rechtbank ziet daarnaast in dit geval de waarde van de oplegging van een deels voorwaardelijke straf, namelijk het voorkomen van het plegen van nieuwe strafbare feiten en het bieden van hulp en begeleiding door de reclassering aan de verdachte. De rechtbank is voorts van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel nu nog niet aan de orde is en zal de verdachte een laatste kans bieden door in plaats daarvan een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Aan de voorwaardelijk op te leggen straf zal de rechtbank, naast de algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 23 januari 2018 verbinden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam aangever] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder feit 1 tenlastegelegde. De benadeelde partij vordert een bedrag van in totaal € 540,00. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te verklaren, gelet op de verzochte vrijspraak. De raadsvrouw heeft zich, geheel subsidiair, aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Het ten laste gelegde feit is bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en aan verdachte zal voor dat feit een straf worden opgelegd. Door dit feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde is ontvankelijk in zijn vordering.
Nu de vordering van de benadeelde partij inhoudelijk niet is betwist, acht de rechtbank de door [naam aangever] gevorderde schade volledig voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de materiële schade vaststellen op een bedrag van in totaal € 540,00. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf
9 februari 2017 tot de dag der algehele voldoening.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 9 februari 2017 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 540,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van
10 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf
9 februari 2017 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [naam aangever] , zoals hierna in het dictum genoemd.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 184, 266, 267, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1
De vorderingen tot tenuitvoerlegging
Op 21 december 2017 heeft de officier van justitie een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend ter griffie van deze rechtbank, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, van 17 december 2014 in de zaak met parketnummer 03/079277-14 aan de veroordeelde opgelegde doch voorwaardelijk niet tenuitvoergelegde straf.
Bij voormeld vonnis van 17 december 2014 is aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaar en met daaraan verbonden de algemene en bijzondere voorwaarden.
Bij beslissing van de politierechter van 2 november 2016 is de tenuitvoerlegging gelast van een gedeelte van de straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van een maand. Daarnaast is de proeftijd verlengd en zijn de bijzondere voorwaarden komen te vervallen.
De officier van justitie vordert thans de tenuitvoerlegging van het resterende deel van de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden afgewezen.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, primair gelet op de gevorderde vrijspraak en subsidiair omdat dit contraproductief zou zijn ten aanzien van de beoogde begeleiding en behandeling door de reclassering in het kader van een voorwaardelijke straf.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De rechtbank acht het van groot belang dat veroordeelden ervan doordrongen zijn dat het overtreden van de voorwaarden die aan een voorwaardelijke straf zijn verbonden tot tenuitvoerlegging van die straf zal leiden. Alleen indien zich zeer bijzondere omstandigheden voordoen is er volgens de rechtbank reden om van deze regel af te wijken. In deze zaak doen die bijzondere omstandigheden zich niet voor. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen.

10.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling

10.1
De vordering
De verdachte is bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Limburg van 4 mei 2016 met parketnummers 03/659271-15 en 03/702789-15 (gev.ttz) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden. De veroordeelde is in die zaak op 8 oktober 2016 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit (VI-zaaknummer 99-000486-24). Ter zake van die opgelegde straf geldt een VI-periode van 365 dagen.
De officier van justitie heeft op 9 november 2017 een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend voor de duur van zeventien dagen wegens het overtreden van de algemene voorwaarde dat veroordeelde geen nieuwe strafbare feiten zal plegen.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie verzocht de vordering toe te wijzen.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, primair gelet op de gevorderde vrijspraak en subsidiair omdat dit contraproductief zou zijn ten aanzien van de beoogde begeleiding en behandeling door de reclassering in het kader van een voorwaardelijke straf.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarde heeft overtreden. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij in overweging 9.4 heeft geoordeeld. Ook in zaken waarin het om een voorwaardelijke invrijheidstelling gaat, heeft als uitgangspunt te gelden dat het van groot belang is dat veroordeelden ervan doordrongen zijn dat het overtreden van de voorwaarden die aan een voorwaardelijke invrijheidstelling zijn verbonden tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling zal leiden. Alleen indien zich zeer bijzondere omstandigheden voordoen is er volgens de rechtbank reden om van deze regel af te wijken. In deze zaak doen die bijzondere omstandigheden zich niet voor. De rechtbank zal de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling dan ook toewijzen.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Nederland, adres Bredeweg 28b te Roermond (088-8041501) vanaf datum onherroepelijk worden vonnis. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en dient hij zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van de reclassering;
de veroordeelde wordt verplicht om in een woning van Dichterbij of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde wordt verplicht om zijn medewerking te verlenen aan begeleiding vanuit Stevig (het Forensische FACT-team) en een door hen uit te voeren persoonlijkheidsonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst toe de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 545,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 9 februari 2017 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 540,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 9 februari 2017 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
- wijst toe de vordering van de officier van justitie;
gelast de tenuitvoerlegging van de eerder niet ten uitvoer gelegde
gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 17 december 2014 in de zaak met parketnummer 03/079277-14, groot:
drie (3) maanden;
Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
  • wijst de vordering van de officier van justitie toe;
  • gelast dat het gedeelte van de
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. F.L.G. Geisel en
mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 februari 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 8 februari 2017 tot en met 9 februari 2017 in de gemeente Venlo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen
- een laptop en/of
- een geldbedrag van 100 euro en/of
- een Chelsea trainingspak en/of
- een Barcelona trainingspak en/of
- twee paar schoenen (merk Antony Morato, maat 43) en/of
- een lederen jas (merk Antony Morato) en/of
- een broek (merk Antony Morato) en/of
- een spelcomputer (merk Sony, type Playstation 4) en/of
- twee spellen (Playstation 4) en/of
- twee controllers,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 10 februari 2017 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid geld, te weten 150 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam aangeefster] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Venlo opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant] (brigadier van politie), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Stelletje mongolen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks zaterdag 25 februari 2017 te 02.00 uur te Venlo opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.85 van de Algemene Plaatselijke Verordening, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door of namens de burgemeester van Venlo, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven om in de periode van vrijdag 24 februari 2017 te 18.00 uur tot maandag 14 juni 2014 te 06.00 uur het door de burgemeester bij dat bevel aangewezen en op een bij het bevel gevoegde kaart aangeduide gebied niet te betreden.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, getiteld “Voorgeleiding van de verdachte [verdachte] / tevens einddossier” gesloten d.d. 19 juli 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 102.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 24 februari 2017, pagina’s 60 tot en met 63.
3.Proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 10 februari 2017, pagina’s 66 tot en met 68.
4.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 maart 2017, zaaknummer 2017.03.08.140 (aanvraag 001), opgemaakt door ing. S. Redeker, NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek, pagina’s 69 tot en met 72.
5.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 27 augustus 2015, zaaknummer 2015.08.13.141 (aanvraag 001), opgemaakt door ing. V.G. Costa, NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek.
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 februari 2017, pagina’s 77 tot en met 82
7.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 februari 2017, pagina’s 83 en 84.
8.Proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 28 februari 2017, pagina’s 89 tot en met 92.
9.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 27 maart 2017, zaaknummer 2017.03.20.109 (aanvraag 001), opgemaakt door ing. A.I. Berghout, NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek, pagina’s 93 tot en met 97.
10.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 27 augustus 2015, zaaknummer 2015.08.13.141 (aanvraag 001), opgemaakt door ing. V.G. Costa, NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek.
11.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Venlo/Beesel, genummerd PL2300-2017031598 gesloten d.d. 14 juni 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 23.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2017, pagina 8.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 februari 2017, pagina 10.
14.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Venlo/Beesel, genummerd PL2300-2017031598 gesloten d.d. 14 juni 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 23.
15.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 25 februari 2017, pagina’s 4 en 5.
16.Geschrift, getiteld “Formulier Bevel Verblijfsontzegging”, pagina’s 19 tot en met 21.