ECLI:NL:RBLIM:2018:1625

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 februari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
03/659127-17, 20/001402-15 (TUL)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in meerdere woninginbraken en opzetheling

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 februari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere woninginbraken en opzetheling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van vijf woninginbraken, maar hem wel veroordeeld voor vier woninginbraken en tweemaal opzetheling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor feit 3 toegewezen, terwijl de vordering van de benadeelde partij voor feit 5 niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks woninginbraken, waarbij hij zich toegang verschafte tot woningen door middel van braak en het gebruik van valse sleutels. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de impact op de slachtoffers, die vaak kwetsbare mensen waren. De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en geen aannemelijke alternatieve verklaringen gegeven voor zijn betrokkenheid bij de feiten. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/659127-17, 20/001402-15 (TUL)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 februari 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: een woninginbraak uit een woning gelegen aan de [adres 1] te Venlo heeft gepleegd.
Feit 2: heeft geprobeerd in te breken in een woning gelegen aan de [adres 2] te Venlo.
Feit 3: een woninginbraak uit een woning gelegen aan de [adres 3] te Tegelen heeft gepleegd, subsidiair een portemonnee met inhoud heeft geheeld.
Feit 4: een woninginbraak uit een woning gelegen aan de [adres 4] te Tegelen heeft gepleegd, subsidiair een portemonnee met inhoud heeft geheeld.
Feit 5: een woninginbraak uit een woning gelegen aan de [adres 5] , gemeente Rucphen, heeft gepleegd, subsidiair een rode Opel Combo heeft geheeld.
Feit 6: een woninginbraak uit een woning gelegen aan het [adres 6] te Tegelen heeft gepleegd, subsidiair een dasspeld heeft geheeld.
Feit 7: een woninginbraak uit een woning gelegen aan de [adres 7] te Tegelen heeft gepleegd, subsidiair een tulpspeld heeft geheeld.
Feit 8 een woninginbraak uit een woning gelegen aan de [adres 8] te Tegelen heeft gepleegd.
Feit 9: een woninginbraak in een woning gelegen aan de [adres 9] te Deurne heeft gepleegd, subsidiair een groene Volvo V40 heeft geheeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2, omdat niet valt uit te sluiten dat de waterpomptang waarmee de werktuigsporen zijn gemaakt, door een ander dan de verdachte is gebruikt en vervolgens bij de verdachte is achtergelaten.
De officier van justitie heeft gevorderd de feiten 1, 3 primair, 4 primair, 5 primair, 6 primair, 7 primair, 8 en 9 primair wettig en overtuigend bewezen te verklaren, nu de gestolen goederen kort na de diefstal bij de verdachte zijn aangetroffen.
Met betrekking tot feit 5 heeft de officier van justitie zijn standpunt bovendien gebaseerd op de aangifte, het aantreffen van de verdachte op elf kilometer afstand van de plaats delict, het aantreffen van DNA-sporen van de verdachte op een drinkpak in de gestolen auto en het telefoongesprek tussen de verdachte en [naam 1] enkele uren voordat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] worden aangetroffen in Echt.
Met betrekking tot feit 8 heeft de officier van justitie zijn standpunt gebaseerd op de aangifte, het onderzoek naar de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] en de observaties van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5 primair, feit 6 primair, feit 7 primair, feit 8 en feit 9 primair en subsidiair. De werktuigen kunnen immers door een van de door de politie in beeld gebrachte leden van de criminele jeugdgroep zijn gebruikt voor de inbraken, nu deze op een voor hen toegankelijke plaats lagen. Er kan niet worden vastgesteld dat de verdachte deze werktuigen heeft gebruikt. Het gaat bovendien om een groep jongeren die samen dingen doen die niet mogen en die samen over voertuigen beschikken, waarbij de buit onderling wordt verdeeld. Om deze reden kan niet worden gesteld dat het aantreffen van de gestolen goederen bij de verdachte betekent dat hij de woninginbraken heeft gepleegd.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 3 subsidiair, feit 4 subsidiair, feit 5 subsidiair, feit 6 subsidiair, feit 7 subsidiair, met de kanttekening dat zal moeten worden bewezen dat de verdachte wetenschap heeft gehad dat het een door misdrijf verkregen goed betrof op het moment van het verwerven of het voorhanden krijgen van het goed. Met betrekking tot feit 9 heeft de raadsman gesteld dat het aantreffen van foto’s van de betreffende auto in de telefoon van de verdachte niets zegt over wie de foto gemaakt heeft en wie de telefoon gebruikt heeft.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van feit 2:
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier blijkt dat in de tuin van de woning van de verdachte een waterpomptang is aangetroffen waarmee de werktuigsporen op het cilinderslot en de slotplaat van de garagebox behorende bij de woning gelegen aan de [adres 2] te Venlo, zijn veroorzaakt. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die deze werktuigsporen heeft aangebracht. Nu het dossier verder onvoldoende aanknopingspunten bevat om de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit vast te stellen, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde.
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van feit 8:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 8 tenlastegelegde heeft begaan. Immers ontbreken de stukken die betrekking hebben de observaties, waarop de officier van justitie zich ter terechtzitting heeft beroepen, in het dossier. Nu het dossier verder onvoldoende aanknopingspunten bevat om de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit vast te stellen, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 1:
Op 13 maart 2017 heeft [naam aangever 1] aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning, gelegen aan de [adres 1] te Venlo, gepleegd op 13 maart 2017 tussen 00:00 uur en 08:00 uur. Aangever [naam aangever 1] heeft verklaard dat hij om 08:00 uur wakker werd en zag dat zijn televisie was verdwenen. Ook zijn gsm en de sleutels van zijn auto en scootmobiel waren weggenomen. Hij zag dat het sleutelkastje, dat naast de voordeur hing, was weggenomen. Aangever [naam aangever 1] heeft verklaard dat het hem direct duidelijk was dat de sleutel uit het sleutelkastje was gehaald en men zo zijn woning was binnengegaan. Hij zag dat zijn auto, Hyundai I10, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , was verdwenen. Hij heeft vervolgens de politie gebeld. In de auto en verder nog een dash-cam, TomTom en de kentekenpapieren. Bij de inbraak werden de goederen zoals genoemd op de bijlage goederen weggenomen, waaronder een mobiele telefoon, merk/type Wolfgang At As45lte, IMEI nummer: [IMEI-nummer] . [2]
Het sleutelkastje werd in beslag genomen voor forensisch onderzoek. [3]
Op 24 maart 2017 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, gelegen aan de [adres 10] te Blerick. Hierbij werden een waterpomptang en een schroevendraaier merk Gamma aangetroffen. Deze voorwerpen zijn in beslag genomen en veilig gesteld voor nader onderzoek. De waterpomptang werd voorzien van SIN AAJF8513NL en de schroevendraaier werd voorzien van SIN AAJF8514NL. [4]
Er is een vergelijkend werktuigsporenonderzoek verricht naar de aangetroffen werktuigsporen die zijn afgevormd van de bij de frontdesk FO ingeleverde sporendragers en zijn veiliggesteld bij de inbraak op 13 maart 2017 uit de woning gelegen aan de [adres 1] te Venlo met SIN nummers AAKZ3831NL [4.1.1 en 4.1.2], AAKR4776NL [4.2] en AAKR4775NL [4.3]. Deze werktuigsporen zijn vergeleken met de aangetroffen waterpomptang SIN AAJF8514NL [A] en de schroevendraaier SIN AAJF8514NL [E]. Uit dit onderzoek is gebleken dat het afgevormde werktuigspoor 4.1.2 zeer waarschijnlijk is veroorzaakt met de waterpomptang en dat de afgevormde werktuigsporen 4.2. en 4.3. zeer waarschijnlijk zijn veroorzaakt met de schroevendraaier [E]. [5]
Ook werd op de slaapkamer waar verdachte [verdachte] werd aangehouden een mobiele telefoon aangetroffen, merk Wolfgang, type AT-AS45LTE, serie [IMEI-nummer] , SIN AAJF7551NL. [6]
Na onderzoek is aan de hand van de gegevens aan en in de telefoon vastgesteld, dat deze telefoon van aangever [naam aangever 1] is en dat deze ontvreemd is uit zijn woning. [7] [naam aangever 1] voornoemd heeft verklaard dat hij de telefoon herkent, in de zin dat dit hetzelfde model is als de telefoon die van hem gestolen is. [8]
De rechtbank overweegt dat een aannemelijke alternatieve verklaring voor het bezit van de waterpomptang, de schroevendraaier en de gestolen mobiele telefoon door de verdediging niet is gegeven, noch anderszins aannemelijk is geworden. De verdachte heeft zich op alle vragen telkens beroepen op zijn zwijgrecht. Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 3 primair:
Op 23 maart 2017 heeft [naam aangeefster 1] aangifte gedaan van een inbraak in haar woning, gelegen aan de [adres 3] in Tegelen, gepleegd op 23 maart 2017. Aangeefster [naam aangeefster 1] heeft verklaard dat zij omstreeks 04:00 uur wakker werd en haar sleutelbos hoorde rommelen. Zij heeft haar rollator naast haar bed staan als zij in bed ligt. Op haar rollator liggen onder andere haar sleutelbos, telefoon en portemonnee. Aangeefster [naam aangeefster 1] heeft verklaard dat zij heeft geroepen wie daar was, gegild heeft en de lamp heeft aangemaakt. Zij zag toen een persoon weg rennen. Zij zag dat haar portemonnee weg was. In haar portemonnee zat een geldbedrag van 80,- euro, haar identiteitskaart, bankpas, enkele ziekenhuispasjes en enkele voordeelkaarten van de winkels. Aangeefster [naam aangeefster 1] heeft verklaard dat later bleek dat het sleutelkastje, dat aan de voorzijde van de deur bevestigd is, was opengebroken. In het sleutelkastje zit een responder waarmee haar voordeur kan worden geopend. Deze responder werd later aangetroffen in de gang op een kastje. [9]
Op 24 maart 2017 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, gelegen aan de [adres 10] te Blerick. Hierbij werd in een kamer naast de slaapkamer waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, een portemonnee gevonden. In deze portemonnee werden een gestolen identiteitskaart en gestolen pasjes gevonden op naam van aangeefster. [10]
Op 2 april 2017 werden aan aangeefster [naam aangeefster 1] foto’s getoond van de aangetroffen portemonnee met inhoud. Zij herkende de portemonnee en de inhoud terug als haar eigendom. [11]
De verbalisanten hebben een onderzoek ingesteld naar de inhoud van de in beslag genomen telefoon van [medeverdachte] . Zij hebben gerelateerd dat zij zagen dat er meerdere gesprekken in Whatsapp waren en zij hebben het gesprek met de gebruiker van het mobiele nummer [telefoonnummer] verder bekeken. De verbalisanten hebben gerelateerd dat hen ambtshalve bekend is dat de gebruiker van dit mobiele nummer [verdachte] betreft. Zij zagen dat bij het gesprek de naam [afkorting] stond. Op 23-03-2017 te 21.30.12 uur schrijft [afkorting] :
“Ik heb gisteren in tegelen geslagen”.Om 21.30.17 uur stuurt [afkorting] :
“4 stuks”. [medeverdachte] antwoordt om 21.32.01 uur:
“Eenmans tegelen?”. De verbalisanten relateren dat hen bekend is dat er in de nacht van 22 maart 2017 op 23 maart 2017 vier inbraken zijn geweest in Tegelen: [adres 11] Tegelen, [adres 3] Tegelen, [adres 4] Tegelen en [adres 8] Tegelen. [12]
De verbalisant heeft in het inleidend proces-verbaal gerelateerd dat in de rest van de gemeente Venlo tussen 22 maart 2017 20.00 uur en 23 maart 2017 05.30 uur geen andere woninginbraken waren. [13]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [verdachte] , is opgenomen en afgeluisterd. Hieruit blijkt dat [verdachte] op 23 maart 2017 om 08.21 uur een telefoongesprek voert waarin hij zegt dat
“hij een beetje goed zakcentje verdiend heeft vannacht”. [14]
De rechtbank overweegt dat een aannemelijke alternatieve verklaring voor het bezit van de gestolen portemonnee met inhoud door de verdediging niet is gegeven, noch anderszins aannemelijk is geworden. De verdachte heeft zich op alle vragen telkens beroepen op zijn zwijgrecht. Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde woninginbraak.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 4 primair:
Op 23 maart 2017 heeft [naam aangeefster 2] , mede namens [naam 2] , aangifte gedaan van een inbraak in haar woning, gelegen aan de [adres 4] te Tegelen, gepleegd tussen 22 maart 2017 te 21:30 uur en 23 maart 2017 te 05:00 uur. Aangeefster [naam aangeefster 2] heeft verklaard dat een verpleegster op 22 maart 2017 omstreeks 21.30 uur haar woning had verlaten en toen de sleutel had terug gehangen in het sleutelkastje dat rechts naast de voordeur van haar woning hangt. Op 23 maart 2017 omstreeks 05.00 uur zag [naam aangeefster 2] dat haar schoudertas uit de tas van haar rollator was gehaald en op de grond lag. Zij zag dat haar zilverkleurige knipportemonnee uit haar schoudertas was weggenomen. In de portemonnee zat ongeveer dertig euro aan kleingeld. [naam aangeefster 2] zag dat het sleutelkastje opengebroken was en dat de voordeursleutel die in dit sleutelkastje hing, weg was genomen. [15]
Op 24 maart 2017 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, gelegen aan de [adres 10] te Blerick. Hierbij werd in een kamer naast de slaapkamer waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, een knipbeurs gevonden. [16]
Op 25 maart 2017 werden aan aangeefster [naam aangeefster 2] foto’s getoond van de aangetroffen knipportemonnee. Zij herkende de knipportemonnee terug als haar eigendom. [17]
De verbalisanten hebben een onderzoek ingesteld naar de inhoud van de in beslag genomen telefoon van [medeverdachte] . Zij hebben gerelateerd dat zij zagen dat er meerdere gesprekken in Whatsapp waren en zij hebben het gesprek met de gebruiker van het mobiele nummer [telefoonnummer] verder bekeken. De verbalisanten hebben gerelateerd dat hen ambtshalve bekend is dat de gebruiker van dit mobiele nummer [verdachte] betreft. Zij zagen dat bij het gesprek de naam [afkorting] stond. Op 23-03-2017 te 21.30.12 uur schrijft [afkorting] :
“Ik heb gisteren in tegelen geslagen”.Om 21.30.17 uur stuurt [afkorting] :
“4 stuks”. [medeverdachte] antwoordt om 21.32.01 uur:
“Eenmans tegelen?”. De verbalisanten relateren dat hen bekend is dat er in de nacht van 22 maart 2017 op 23 maart 2017 vier inbraken zijn geweest in Tegelen: [adres 11] Tegelen, [adres 3] Tegelen, [adres 4] Tegelen en [adres 8] Tegelen. [18]
De verbalisant heeft in het inleidend proces-verbaal gerelateerd dat in de rest van de gemeente Venlo tussen 22 maart 2017 20.00 uur en 23 maart 2017 05.30 uur geen andere woninginbraken waren. [19]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [verdachte] , is opgenomen en afgeluisterd. Hieruit blijkt dat [verdachte] op 23 maart 2017 om 08.21 uur een telefoongesprek voert waarin hij zegt dat
“hij een beetje goed zakcentje verdiend heeft vannacht”. [20]
De rechtbank overweegt dat een aannemelijke alternatieve verklaring voor het bezit van de gestolen portemonnee met inhoud door de verdediging niet is gegeven, noch anderszins aannemelijk geworden. De verdachte heeft zich op alle vragen telkens beroepen op zijn zwijgrecht. Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde woninginbraak.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 5 subsidiair:
Op 2 december 2016 heeft [naam aangeefster 3] aangifte gedaan van diefstal van haar auto, een rode Opel Combo, voorzien van kenteken [kenteken 2] . Zij heeft verklaard dat de kentekenpapieren nog in de Opel lagen. [21]
Op 31 december 2016 heeft [naam aangever 2] aangifte gedaan van diefstal van twee kentekenplaten [kenteken 3] , gepleegd tussen 6 december 2016 te 22:00 uur en 7 december 2016 te 17:27 uur. [22]
De verbalisanten hebben gerelateerd dat zij op 27 december 2016 omstreeks 23:59 uur de melding kregen om te rijden naar de Wilhelminalaan te Echt, waar door een getuige was gezien dat twee personen zich verdacht ophielden bij een rode Opel Combo voorzien van kenteken [kenteken 3] . Ter plaatse troffen zij een rode Opel Combo aan. De melder vertelde dat, toen hij beide personen naderde, hij zag dat zij wegrenden in de richting van de Rijksweg. Door de getuige werd een summier signalement gegeven van de beide personen die zich hadden opgehouden in de omgeving van de rode Opel Combo. Het zou gaan om twee jongens van rond de 20 jaar oud. Ze zouden tussen de 1.70m en de 1.75m lang zijn. Een van de jongens had blond haar en de andere jongen had donkerblond haar. Beiden droegen luchtige kleding, geen dikke jas. In het voertuig werd door de verbalisanten een map aangetroffen met papieren die behoorden bij een Opel Combo Comfort voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] . De verbalisanten controleerden het chassisnummer dat zij aantroffen in de rode Opel Combo en het kenteken dat bij de betreffende Opel Combo behoorde, betrof [kenteken 2] . [23]
De verbalisant heeft gerelateerd dat hij op 28 december 2016 omstreeks 02:00 uur over de Wilhelminalaan te Echt reed in de richting van de Rijksweg. Hij zag twee personen over het fietspad van de Rijksweg lopen en hij zag dat deze personen deels aan het signalement voldeden dat eerder door een getuige werd gegeven. De personen liepen op ongeveer 100 meter van de locatie waar eerder twee personen weggerend waren. Hierop besloot de verbalisant de twee personen staande te houden ter controle van hun identiteit. Het betroffen de personen [verdachte] en [medeverdachte] . De verbalisant vroeg aan de personen waar zij vandaan kwamen en waarom zij nog zo laat over straat liepen. Hij hoorde hen zeggen dat zij in Sittard op een feestje waren geweest en dat zij nu onderweg waren naar Venlo. De verbalisant vroeg hen waarom zij dan geen taxi hadden genomen. Hij hoorde de personen zeggen dat zij dat te duur vonden. [24]
Uit openbare bronnen, Google Maps, is het de rechtbank gebleken dat de afstand tussen Sittard en de [adres 10] te Blerick via Echt ongeveer 51,5 kilometer bedraagt. Volgens dezelfde bron zou dat neerkomen op ongeveer 10:30 uur wandelen.
Op 28 december 2016 werd een sporenonderzoek verricht aan de rode Opel Combo. Aan de buitenzijde van het voertuig werd een dactyloscopisch onderzoek ingesteld. Hierbij werd een handpalmafdruk op het rechter voorscherm boven de wielkast aangetroffen (SIN AAKV8421NL). Het in het voertuig aangetroffen drinkpak van het merk “Dubbel Fris” werd bemonsterd op DNA (SIN AAKV8444NL). [25]
Het spoor AAKV8444NL blijkt te matchen met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] . [26] De handpalmafdruk AAKV8421NL blijkt afkomstig te zijn van de medeverdachte [medeverdachte] . [27]
Evenals de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de primair tenlastegelegde woninginbraak heeft begaan. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om de betrokkenheid van de verdachte bij de woninginbraak vast te stellen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 2 december 2016 tot en met 28 december 2016 de Opel Combo voorhanden heeft gehad. Gelet op de aanwezigheid van de kentekenpapieren in de Opel Combo die horen bij het kenteken [kenteken 2] en niet bij het kenteken [kenteken 3] , wist de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen dat de Opel Combo van misdrijf afkomstig was. De verdachte en diens medeverdachte hebben bij de politie een volstrekt ongeloofwaardige verklaring afgelegd over hun aanwezigheid in de nabijheid van de Opel Combo in Echt. Ter terechtzitting heeft de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. Nu een aannemelijke alternatieve verklaring over de wijze van het voorhanden krijgen van de Opel Combo door de verdediging niet is gegeven, noch anderszins aannemelijk is geworden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde opzetheling.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 6 subsidiair:
Op 15 februari 2017 heeft [naam aangeefster 4] aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij woont aan het [adres 6] in Tegelen. Er hangt een sleutelkastje bij de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex. In het sleutelkastje zit een sleutel voor de toegangsdeur en de sleutel van de voordeur van haar woning. Op 15 februari 2017 ’s nachts zag zij een schim voor het slaapkamerraam. Zij hoorde gestommel en zij zag iemand in de slaapkamer. Een man vroeg haar: “wat is de pascode”. Hij stond heel dichtbij met zijn gezicht. Zij heeft rond 04.15 uur 112 gebeld. [28]
Op 24 maart 2017 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, gelegen aan de [adres 10] te Blerick. Hierbij werd in een kamer naast de slaapkamer waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, een dasspeld gevonden. [29]
Op 3 april 2017 werd de dasspeld aan aangeefster [naam aangeefster 4] getoond en zij herkende de dasspeld terug als de dasspeld van haar overleden echtgenoot. [30] Ook haar dochter, [naam dochter] , herkende de dasspeld als de dasspeld van haar overleden vader. [31]
Evenals de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de primair tenlastegelegde woninginbraak heeft begaan. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om de betrokkenheid van de verdachte bij de woninginbraak vast te stellen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 24 maart 2017 een dasspeld voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat de dasspeld van misdrijf afkomstig was. Ter terechtzitting heeft de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. Nu een aannemelijke alternatieve verklaring door de verdediging over de wijze van het voorhanden krijgen van de dasspeld niet is gegeven, noch anderszins aannemelijk geworden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde opzetheling.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 7 subsidiair:
Op 20 september 2016 heeft [naam aangeefster 5] aangifte gedaan van een inbraak in haar woning, gelegen aan de [adres 7] te Tegelen, gepleegd op 20 september 2016 tussen 03:52 uur en 04:00 uur. Aangeefster [naam aangeefster 5] heeft verklaard dat zij gestommel hoorde en daardoor wakker werd. Zij zag dat er licht brandde in de gang van haar woning en dat er een lampje scheen in de gang. Zij zag en hoorde dat de tussendeur van de hal naar de woonkamer werd geopend. Zij riep toen: “Wie is daar!”. Zij zag dat er één persoon in de hal stond en de woonkamer binnen wilde gaan. Bij het horen van haar stem rende deze persoon de woning uit. Zij opende de voordeur en zag dat het sleutelkastje bij de voordeur was open gebroken. Zij heeft toen direct de politie gebeld. Zij heeft verklaard dat zij een persoon heeft gezien.
Uit de bijlage goederen blijkt dat onder meer een aantal sieraden en een portemonnee zijn weggenomen. [32]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 20 september 2016 omstreeks 04:00 uur buiten op de Nachtegaalstraat drie jongemannen zag staan. Ze liepen alle drie de hoek om, de Doolhofstraat in. Vlakbij de woning van mevrouw [naam 3] bleven ze staan. Speetgens zag dat ze alle drie de woning van mevrouw [naam 3] binnen liepen. Opeens zag zij dat ze alle drie naar buiten kwamen rennen. [33]
Op 24 maart 2017 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, gelegen aan de [adres 10] te Blerick. Hierbij werd in een kamer naast de slaapkamer waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, een tulpspeld gevonden. [34]
Op 3 april 2017 werd aan aangeefster [naam aangeefster 5] de aangetroffen tulpspeld getoond. Zij herkende de tulpspeld terug als haar eigendom. [naam aangeefster 5] heeft daarbij verklaard dat zij er later achter kwam dat deze speld tijdens de woninginbraak is weggenomen. [35]
Evenals de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de primair tenlastegelegde woninginbraak heeft begaan. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om de betrokkenheid van de verdachte bij de woninginbraak vast te stellen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 24 maart 2017 een tulpspeld voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat de tulpspeld van misdrijf afkomstig was. Ter terechtzitting heeft de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. Nu een aannemelijke alternatieve verklaring door de verdediging over de wijze van het voorhanden krijgen van de tulpspeld niet is gegeven, noch anderszins aannemelijk geworden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde opzetheling.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 9 primair [36] :
Op 23 december 2016 heeft [naam aangeefster 6] aangifte gedaan van een inbraak in haar woning, gelegen aan de [adres 9] te Deurne, gepleegd tussen 22 december 2016 te 22:50 uur en 23 december 2016 te 07:30 uur. Aangeefster [naam aangeefster 6] heeft verklaard dat zij zag dat de ladekast en het dressoir in de woonkamer geopend waren en dat het schuifraam in de woonkamer deels geopend was. Zij zag dat haar twee laptops zijn weggenomen en dat er twee tassen zijn weggenomen. De sleutel van haar personenauto en haar personenauto, Volvo V40 kleur groen, voorzien van kenteken [kenteken 4] is weggenomen. Bij de inbraak werden de goederen, zoals genoemd op de bijlage goederen weggenomen, waaronder: computer (notebook) aanschaf 2013, computer (notebook) aanschaf 2016, Apple Ipad Air, fotocamera, tas leder, tas cowboy bag, tas en personenauto Volvo V40 groen kenteken [kenteken 4] . [37]
Uit het sporenonderzoek blijkt dat het dubbele schuifraam van de woonkamer, vermoedelijk middels wrikken in de sluitnaad met een onbekend gebleven voorwerp, is opengebroken, waarna de schuiframen geheel konden worden geopend. Middels klimmen door de ontstane opening kon de woonkamer worden betreden. [38]
Op 24 maart 2017 heeft er een zoeking plaatsgevonden in de woning waar verdachte [verdachte] verbleef, gelegen aan de [adres 10] te Venlo. Tijdens deze zoeking werd in de slaapkamer van verdachte [verdachte] onder andere een mobiele telefoon gevonden. De telefoon werd onderzocht en tijdens dit onderzoek werd geconstateerd dat zich in het toestel een simkaart en een SD-kaart bevonden. De gegevens die werden aangetroffen op de SD-kaart werden tactisch onderzocht. Hierbij werden een aantal foto’s aangetroffen, waaronder foto’s van een personenauto, merk Volvo, type V40, voorzien van het kenteken [kenteken 4] . Deze foto’s zijn genomen op 23-12-2016 te 16.13 uur, te 16.12 uur en te 13.31 uur. De foto die is genomen op 23-12-2016 te 13.31 uur blijkt te zijn gemaakt aan de [adres 10] te Blerick. De verbalisanten hebben vergelijkende foto’s gemaakt en de vergelijkende foto van de foto van 13.31 uur kon alleen zo worden genomen met een geopende voordeur, staande in de deuropening van de woning gelegen aan de [adres 10] te Blerick. [39]
De rechtbank overweegt dat een aannemelijke alternatieve verklaring door de verdediging niet is gegeven, noch anderszins aannemelijk is geworden. De verdachte heeft zich op alle vragen telkens beroepen op zijn zwijgrecht. De raadsman heeft gesteld dat het aantreffen van foto’s van de betreffende auto in de telefoon van de verdachte niets zegt over wie de foto gemaakt heeft en wie de telefoon gebruikt heeft, maar ook op dit punt heeft de verdachte geen aannemelijke alternatieve verklaring gegeven. Nu de foto’s van de betreffende auto slechts zes uur na het ontdekken van de diefstal zijn gemaakt, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde woninginbraak.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.
op 13 maart 2017, in de gemeente Venlo, op een tijdstip gelegen tussen 00:00 uur en 08:00 uur, uit een woning gelegen aan de [adres 1] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Hyundai) en een sleutel van een scootmobiel en een televisie en een mobiele telefoon (merk Wolfgang), toebehorende aan [naam aangever 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en door een valse sleutel, door een zogenaamd sleutelkastje open te breken en vervolgens met de uit dat sleutelkastje genomen sleutel de woning te openen;
3 primair.
op 23 maart 2017, in de gemeente Venlo, op of omstreeks 04:00 uur, uit een woning gelegen aan de [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [naam aangeefster 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en door een valse sleutel, door een zogenaamd sleutelkastje open te breken en vervolgens met de uit dat sleutelkastje genomen sleutel de woning te openen;
4 primair.
in de periode van 22 maart 2017 tot en met 23 maart 2017, in de gemeente Venlo, uit een woning gelegen aan de [adres 4] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [naam aangeefster 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en door een valse sleutel, door een zogenaamd sleutelkastje open te breken en vervolgens met de uit dat sleutelkastje genomen sleutel de woning te openen;
5 subsidiair.
in de periode van 2 december 2016 tot en met 28 december 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een goed te weten een bestelauto (een rode Opel Combo), heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die bestelauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6 subsidiair.
op 24 maart 2017 in de gemeente Venlo een goed, te weten een dasspeld (toebehorende aan [naam aangeefster 4] ) heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die dasspeld wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
7 subsidiair.
in de periode van 20 september 2016 tot en met 24 maart 2017 in de gemeente Venlo een (tulp)speld toebehorende aan [naam aangeefster 5] , heeft verworden en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving van die (tulp)speld wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
9 primair.
in de periode van 22 december 2016 tot en met 27 december 2016, in de gemeente Deurne, uit een woning gelegen aan de [adres 9] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening onder andere heeft weggenomen twee laptops en een tablet en een fotocamera en meerdere tassen en een autosleutel en de bijbehorende personenauto (groene Volvo V40), toebehorende aan [naam aangeefster 6] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en door een valse sleutel.
Ten aanzien van feit 3 primair:
Diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en door een valse sleutel.
Ten aanzien van feit 4 primair:
Diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en door een valse sleutel.
Ten aanzien van feit 5 subsidiair:
Opzetheling.
Ten aanzien van feit 6 subsidiair:
Opzetheling.
Ten aanzien van feit 7 subsidiair:
Opzetheling.
Ten aanzien van feit 9 primair:
Diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de strafoplegging op het standpunt gesteld dat bij het opleggen van de straf moet worden volstaan met de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten zes maanden gevangenisstraf. De raadsman heeft daarbij verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks woninginbraken en aan opzetheling. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook forse inbreuk op de privacy van de bewoners en veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid. Het is voor slachtoffers vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. In veel van deze gevallen betroffen de slachtoffers bovendien extra kwetsbare mensen op hoge leeftijd, die hulpbehoevend zijn. Hun huissleutels bevonden zich in een sleutelkastje aan de buitenmuur van hun woningen, om de toegang van de hulpverlening, op de zorg waarvan zij zijn aangewezen, tot de woning te vergemakkelijken. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat de sleutels alleen met dit doel gebruikt worden en dat zij veilig zijn in hun eigen huis. De verdachte heeft van dit vertrouwen ernstig misbruik gemaakt. Het heeft er alle schijn van dat verdachte, alleen of samen met anderen, doelbewust op zoek was naar kwetsbare slachtoffers met als enige doel zijn eigen financiële gewin. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 januari 2018, het reclasseringsadvies van 5 januari 2018 en hetgeen ter terechtzitting omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaar in beginsel passend, maar komt tot een lagere straf omdat de rechtbank niet alle feiten bewezen heeft geacht.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden, met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [naam aangeefster 1]
De benadeelde partij [naam aangeefster 1] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder feit 3 tenlastegelegde. De benadeelde partij vordert een bedrag van in totaal € 745,50. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het onder feit 3 ten laste gelegde feit is bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en aan de verdachte zal voor dat feit een straf worden opgelegd. Door dit feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde partij is ontvankelijk in haar vordering.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet is betwist, acht de rechtbank de door [naam aangeefster 1] gevorderde schade volledig voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de schade dan ook vaststellen op een bedrag van € 745,50. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 23 maart 2017 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 23 maart 2017 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 745,50, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 14 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 23 maart 2017 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [naam aangeefster 1] , zoals hierna in het dictum genoemd.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [naam aangeefster 3]
De benadeelde partij [naam aangeefster 3] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder feit 5 tenlastegelegde. De benadeelde partij vordert een bedrag van in totaal € 9.761,81. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade volledig voor toewijzing vatbaar is en dat de immateriële schade moet worden gematigd tot een bedrag van € 1.000,00. De officier heeft daarnaast verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te verklaren, gelet op de verzochte vrijspraak.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De primair tenlastegelegde diefstal van de personenauto is niet bewezenverklaard, maar de subsidiair tenlastegelegde opzetheling van de personenauto is wel bewezenverklaard. Het is een strafbaar feit en aan de verdachte zal voor dat feit een straf worden opgelegd.
Uit de concrete omstandigheden van het geval leidt de rechtbank echter af dat er onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de helingshandeling en de door de benadeelde partij beweerdelijk geleden schade. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom niet ontvankelijk in de vordering.
Aangezien de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank stelt deze kosten vast op nihil.

8.Het beslag

Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zijnde een powerbank (goednummer 382486), tang (goednummer 382487) en sleutelhanger met vier sleutels en een plaatje (goednummer 382488), moeten worden verbeurd verklaard.
De voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, daar ze aan verdachte toebehoren en
met behulp van deze voorwerpen de feiten zijn begaan.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n)
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven tas (goednummer 382509), horloge (goednummer 382520), doos met speldje (goednummer 382521) en sleutel (goednummer 382484) dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n). Immers is niet gebleken dat met behulp van deze voorwerpen strafbare feiten zijn begaan.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging

10.1
De vordering tot tenuitvoerlegging
Op 20 november 2017 heeft de officier van justitie een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend ter griffie van deze rechtbank, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 8 februari 2017 in de zaak met parketnummer 20/001402-15 aan de veroordeelde opgelegde doch voorwaardelijk niet tenuitvoergelegde straf, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De rechtbank acht het van groot belang dat veroordeelden ervan doordrongen zijn dat het overtreden van de voorwaarden die aan een voorwaardelijke straf zijn verbonden tot tenuitvoerlegging van die straf zal leiden. Alleen indien zich zeer bijzondere omstandigheden voordoen is er volgens de rechtbank reden om van deze regel af te wijken. In deze zaak doen die bijzondere omstandigheden zich niet voor. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder feit 2, feit 5 primair, feit 6 primair, feit 7 primair en feit 8 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst toe de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 745,50 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 23 maart 2017 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 745,50 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 23 maart 2017 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt tot heden begroot op nihil;
Beslag
-
verklaart verbeurdde volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • powerbank (goednummer 382486);
  • tang (goednummer 382487);
  • sleutelhanger met vier sleutels en een plaatje (goednummer 382488);
-
gelast de bewaringvan de volgende in beslag genomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende:
  • tas (goednummer 382509);
  • horloge (goednummer 382520);
  • doos met speldje (goednummer 382521);
  • sleutel (goednummer 382484);
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
  • wijst toe de vordering van de officier van justitie;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de eerder niet ten uitvoer gelegde
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. F.L.G. Geisel en
mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 februari 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 maart 2017, in de gemeente Venlo, op een tijdstip gelegen tussen 00:00 uur en 08:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning gelegen aan de [adres 1] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Hyundai) en/of een sleutel van een scootmobiel en/of een televisie en/of een mobiele telefoon (merk Wolfgang), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door een valse sleutel, door een zogenaamd sleutelkastje open te breken en/of (vervolgens) met de uit dat sleutelkastje genomen sleutel de woning te openen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 maart 2017 tot en met 13 maart 2017 in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kelderbox behorende bij het perceel gelegen aan de [adres 2] , weg te nemen goederen en/of geld van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 4] en/of [naam 2] Woningstichting, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door de slotplaat omhoog te buigen en/of (vervolgens) de cilinder te knakken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 23 maart 2017, in de gemeente Venlo, op of omstreeks 04:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam aangeefster 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door een valse sleutel, door een zogenaamd sleutelkastje open te breken en/of (vervolgens)
met de uit dat sleutelkastje genomen sleutel de woning te openen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 23 maart 2017 tot en met 24 maart 2017, in de gemeente Venlo, een goed te weten een portemonnee met inhoud (toebehorende aan [naam aangeefster 1]
), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die portemonnee wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2017 tot en met 23 maart 2017, in de gemeente Venlo, in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam aangeefster 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door een valse sleutel, door een zogenaamd sleutelkastje open te breken en/of (vervolgens) met de uit dat sleutelkastje genomen sleutel de woning te openen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2017 tot en met 24 maart 2017, in de gemeente Venlo, een goed te weten een portemonnee met inhoud (toebehorende aan [naam aangeefster 2] ),
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die portemonnee wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2016 tot en met 28 december 2016 in de gemeente Rucphen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
op een tijdstip gelegen tussen 02:30 uur en 07:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning gelegen aan de [adres 5] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een autosleutel en/of (vervolgens) de bijbehorende (bestel)auto (een rode Opel Combo) en/of een of meer sleutelbossen en/of een mobiele telefoon (merk Huawei), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam aangeefster 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2016 tot en met 28 december 2016, in de gemeente Echt-Susteren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een goed te weten een (bestel)auto (een rode Opel Combo), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die (bestel)auto wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.
hij op of omstreeks 15 februari 2017 in de gemeente Venlo, op of omstreeks 04:00 uur,
in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning gelegen aan het [adres 6] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sieraden en/of een portemonnee en/of een televisie, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam aangeefster 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die sieraden onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door een valse sleutel, door een zogenaamd sleutelkastje open te breken en/of (vervolgens) met de uit dat sleutelkastje genomen sleutel de woning te openen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam aangeefster 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, (met kracht) sieraden van het lichaam van die [naam aangeefster 4] heeft afgetrokken/gerukt;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 24 maart 2017 in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, een goed, te weten een dasspeld (toebehorende aan [naam aangeefster 4] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die dasspeld wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
7.
hij op of omstreeks 20 september 2016, in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks 04:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning gelegen aan de [adres 7] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een of meer siera(a)d(en) en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam aangeefster 5] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door een valse sleutel, door een zogenaamd sleutelkastje open te breken en/of (vervolgens) met de uit dat sleutelkastje genomen sleutel de woning te openen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 20 september 2016 tot en met 24 maart 2017 in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, een goed, te weten een (tulp)speld (toebehorende aan [naam aangeefster 5] ), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die (tulp)speld wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
8.
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2017 tot en met 23 maart 2017, in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 8] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een televisie en/of een (voordeur)sleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door een valse sleutel, door een zogenaamd sleutelkastje open te breken en/of (vervolgens) met de uit dat sleutelkastje genomen sleutel de woning te openen;
9.
hij in of omstreeks de periode van 22 december 2016 tot en met 27 december 2016, in de gemeente Deurne, in/uit een woning gelegen aan de [adres 9] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening onder andere heeft weggenomen twee, althans een of meer laptops en/of een tablet en/of een fotocamera en/of twee, althans een of meer tassen en/of een autosleutel en/of de bijbehorende personenauto (groene Volvo V40), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam aangeefster 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 december 2016 tot en met 25 december 2016 in de gemeente Deurne en/of in de gemeente Venlo, in ek geval in Nederland, een goed, te weten een personenauto (groene Volvo V40) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, getiteld “Einddossier verdachte [verdachte] ”, gesloten d.d. 20 september 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 609.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2017, pagina’s 207 tot en met 212.
3.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 13 maart 2017, pagina 213.
4.Proces-verbaal verslag van binnentreden d.d. 24 maart 2017, pagina 89.
5.Proces-verbaal van een vergelijkend werktuigsporenonderzoek d.d. 8 augustus 2017, pagina’s 186 tot en met 206.
6.Proces-verbaal verslag van binnentreden d.d. 24 maart 2017, pagina 89.
7.Proces-verbaal aantreffen gestolen mobiele telefoon d.d. 10 mei 2017, pagina’s 229 tot en met 233.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 29 maart 2017, pagina’s 234 en 235.
9.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 maart 2017, pagina’s 253 tot en met 255.
10.Proces-verbaal verslag van binnentreden d.d. 24 maart 2017, pagina 89.
11.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 3 april 2017, pagina’s 260 tot en met 263.
12.Proces-verbaal van bevindingen whatsappgesprek d.d. 17 mei 2017, pagina’s 266 tot en met 270.
13.Pagina 21.
14.Geschrift, inhoudende een tapgesprek sessienummer 151, pagina 295.
15.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 maart 2017, pagina’s 271 tot en met 273.
16.Proces-verbaal verslag van binnentreden d.d. 24 maart 2017, pagina 89.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2017, pagina’s 274 tot en met 276.
18.Proces-verbaal van bevindingen whatsappgesprek d.d. 17 mei 2017, pagina’s 266 tot en met 270.
19.Pagina 21.
20.Geschrift, inhoudende een tapgesprek sessienummer 151, pagina 295.
21.Proces-verbaal van aangifte d.d. 2 december 2016, pagina’s 307 tot en met 310.
22.Proces-verbaal van aangifte d.d. 31 december 2016, pagina’s 314 tot en met 317.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2017, pagina’s 296 tot en met 304.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2017, pagina 380.
25.Proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 5 januari 2017, pagina’s 387 tot en met 404.
26.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 24 januari 2017, zaaknummer 2017.01.11.140 (aanvraag 001), opgemaakt door ing. S. Redeker, NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek.
27.Rapport dactyloscopisch onderzoek d.d. 1 augustus 2017, pagina’s 417 tot en met 420.
28.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 maart 2017, pagina’s 432 tot en met 436.
29.Proces-verbaal verslag van binnentreden d.d. 24 maart 2017, pagina 89.
30.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 7 juni 2017, pagina’s 451 tot en met 455.
31.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 april 2017, pagina’s 456 tot en met 460.
32.Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 september 2016, pagina’s 472 tot en met 476.
33.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 september 2016, pagina’s 477 en 478.
34.Proces-verbaal verslag van binnentreden d.d. 24 maart 2017, pagina 89.
35.Proces-verbaal van verhoor benadeeld d.d. 4 april 2017, pagina’s 507 tot en met 510.
36.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, getiteld “Einddossier verdachte [medeverdachte] ”, gesloten d.d. 14 september 2017, in het bijzonder de pagina’s 326 tot en met 379.
37.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 februari 2017, pagina’s 326 tot en met 335.
38.Proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 3 januari 2017, pagina’s 336 en 337.
39.Proces-verbaal van bevindingen van aangetroffen gegevens in gsm, pagina’s 364 tot en met 375.