3.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van feit 2:
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier blijkt dat in de tuin van de woning van de verdachte een waterpomptang is aangetroffen waarmee de werktuigsporen op het cilinderslot en de slotplaat van de garagebox behorende bij de woning gelegen aan de [adres 2] te Venlo, zijn veroorzaakt. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die deze werktuigsporen heeft aangebracht. Nu het dossier verder onvoldoende aanknopingspunten bevat om de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit vast te stellen, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde.
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van feit 8:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 8 tenlastegelegde heeft begaan. Immers ontbreken de stukken die betrekking hebben de observaties, waarop de officier van justitie zich ter terechtzitting heeft beroepen, in het dossier. Nu het dossier verder onvoldoende aanknopingspunten bevat om de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit vast te stellen, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 1:
Op 13 maart 2017 heeft [naam aangever 1] aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning, gelegen aan de [adres 1] te Venlo, gepleegd op 13 maart 2017 tussen 00:00 uur en 08:00 uur. Aangever [naam aangever 1] heeft verklaard dat hij om 08:00 uur wakker werd en zag dat zijn televisie was verdwenen. Ook zijn gsm en de sleutels van zijn auto en scootmobiel waren weggenomen. Hij zag dat het sleutelkastje, dat naast de voordeur hing, was weggenomen. Aangever [naam aangever 1] heeft verklaard dat het hem direct duidelijk was dat de sleutel uit het sleutelkastje was gehaald en men zo zijn woning was binnengegaan. Hij zag dat zijn auto, Hyundai I10, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , was verdwenen. Hij heeft vervolgens de politie gebeld. In de auto en verder nog een dash-cam, TomTom en de kentekenpapieren. Bij de inbraak werden de goederen zoals genoemd op de bijlage goederen weggenomen, waaronder een mobiele telefoon, merk/type Wolfgang At As45lte, IMEI nummer: [IMEI-nummer] .
Het sleutelkastje werd in beslag genomen voor forensisch onderzoek.
Op 24 maart 2017 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, gelegen aan de [adres 10] te Blerick. Hierbij werden een waterpomptang en een schroevendraaier merk Gamma aangetroffen. Deze voorwerpen zijn in beslag genomen en veilig gesteld voor nader onderzoek. De waterpomptang werd voorzien van SIN AAJF8513NL en de schroevendraaier werd voorzien van SIN AAJF8514NL.
Er is een vergelijkend werktuigsporenonderzoek verricht naar de aangetroffen werktuigsporen die zijn afgevormd van de bij de frontdesk FO ingeleverde sporendragers en zijn veiliggesteld bij de inbraak op 13 maart 2017 uit de woning gelegen aan de [adres 1] te Venlo met SIN nummers AAKZ3831NL [4.1.1 en 4.1.2], AAKR4776NL [4.2] en AAKR4775NL [4.3]. Deze werktuigsporen zijn vergeleken met de aangetroffen waterpomptang SIN AAJF8514NL [A] en de schroevendraaier SIN AAJF8514NL [E]. Uit dit onderzoek is gebleken dat het afgevormde werktuigspoor 4.1.2 zeer waarschijnlijk is veroorzaakt met de waterpomptang en dat de afgevormde werktuigsporen 4.2. en 4.3. zeer waarschijnlijk zijn veroorzaakt met de schroevendraaier [E].
Ook werd op de slaapkamer waar verdachte [verdachte] werd aangehouden een mobiele telefoon aangetroffen, merk Wolfgang, type AT-AS45LTE, serie [IMEI-nummer] , SIN AAJF7551NL.
Na onderzoek is aan de hand van de gegevens aan en in de telefoon vastgesteld, dat deze telefoon van aangever [naam aangever 1] is en dat deze ontvreemd is uit zijn woning.[naam aangever 1] voornoemd heeft verklaard dat hij de telefoon herkent, in de zin dat dit hetzelfde model is als de telefoon die van hem gestolen is.
De rechtbank overweegt dat een aannemelijke alternatieve verklaring voor het bezit van de waterpomptang, de schroevendraaier en de gestolen mobiele telefoon door de verdediging niet is gegeven, noch anderszins aannemelijk is geworden. De verdachte heeft zich op alle vragen telkens beroepen op zijn zwijgrecht. Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 3 primair:
Op 23 maart 2017 heeft [naam aangeefster 1] aangifte gedaan van een inbraak in haar woning, gelegen aan de [adres 3] in Tegelen, gepleegd op 23 maart 2017. Aangeefster [naam aangeefster 1] heeft verklaard dat zij omstreeks 04:00 uur wakker werd en haar sleutelbos hoorde rommelen. Zij heeft haar rollator naast haar bed staan als zij in bed ligt. Op haar rollator liggen onder andere haar sleutelbos, telefoon en portemonnee. Aangeefster [naam aangeefster 1] heeft verklaard dat zij heeft geroepen wie daar was, gegild heeft en de lamp heeft aangemaakt. Zij zag toen een persoon weg rennen. Zij zag dat haar portemonnee weg was. In haar portemonnee zat een geldbedrag van 80,- euro, haar identiteitskaart, bankpas, enkele ziekenhuispasjes en enkele voordeelkaarten van de winkels. Aangeefster [naam aangeefster 1] heeft verklaard dat later bleek dat het sleutelkastje, dat aan de voorzijde van de deur bevestigd is, was opengebroken. In het sleutelkastje zit een responder waarmee haar voordeur kan worden geopend. Deze responder werd later aangetroffen in de gang op een kastje.
Op 24 maart 2017 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, gelegen aan de [adres 10] te Blerick. Hierbij werd in een kamer naast de slaapkamer waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, een portemonnee gevonden. In deze portemonnee werden een gestolen identiteitskaart en gestolen pasjes gevonden op naam van aangeefster.
Op 2 april 2017 werden aan aangeefster [naam aangeefster 1] foto’s getoond van de aangetroffen portemonnee met inhoud. Zij herkende de portemonnee en de inhoud terug als haar eigendom.
De verbalisanten hebben een onderzoek ingesteld naar de inhoud van de in beslag genomen telefoon van [medeverdachte] . Zij hebben gerelateerd dat zij zagen dat er meerdere gesprekken in Whatsapp waren en zij hebben het gesprek met de gebruiker van het mobiele nummer [telefoonnummer] verder bekeken. De verbalisanten hebben gerelateerd dat hen ambtshalve bekend is dat de gebruiker van dit mobiele nummer [verdachte] betreft. Zij zagen dat bij het gesprek de naam [afkorting] stond. Op 23-03-2017 te 21.30.12 uur schrijft [afkorting] :
“Ik heb gisteren in tegelen geslagen”.Om 21.30.17 uur stuurt [afkorting] :
“4 stuks”. [medeverdachte] antwoordt om 21.32.01 uur:
“Eenmans tegelen?”. De verbalisanten relateren dat hen bekend is dat er in de nacht van 22 maart 2017 op 23 maart 2017 vier inbraken zijn geweest in Tegelen: [adres 11] Tegelen, [adres 3] Tegelen, [adres 4] Tegelen en [adres 8] Tegelen.
De verbalisant heeft in het inleidend proces-verbaal gerelateerd dat in de rest van de gemeente Venlo tussen 22 maart 2017 20.00 uur en 23 maart 2017 05.30 uur geen andere woninginbraken waren.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [verdachte] , is opgenomen en afgeluisterd. Hieruit blijkt dat [verdachte] op 23 maart 2017 om 08.21 uur een telefoongesprek voert waarin hij zegt dat
“hij een beetje goed zakcentje verdiend heeft vannacht”.
De rechtbank overweegt dat een aannemelijke alternatieve verklaring voor het bezit van de gestolen portemonnee met inhoud door de verdediging niet is gegeven, noch anderszins aannemelijk is geworden. De verdachte heeft zich op alle vragen telkens beroepen op zijn zwijgrecht. Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde woninginbraak.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 4 primair:
Op 23 maart 2017 heeft [naam aangeefster 2] , mede namens [naam 2] , aangifte gedaan van een inbraak in haar woning, gelegen aan de [adres 4] te Tegelen, gepleegd tussen 22 maart 2017 te 21:30 uur en 23 maart 2017 te 05:00 uur. Aangeefster [naam aangeefster 2] heeft verklaard dat een verpleegster op 22 maart 2017 omstreeks 21.30 uur haar woning had verlaten en toen de sleutel had terug gehangen in het sleutelkastje dat rechts naast de voordeur van haar woning hangt. Op 23 maart 2017 omstreeks 05.00 uur zag [naam aangeefster 2] dat haar schoudertas uit de tas van haar rollator was gehaald en op de grond lag. Zij zag dat haar zilverkleurige knipportemonnee uit haar schoudertas was weggenomen. In de portemonnee zat ongeveer dertig euro aan kleingeld. [naam aangeefster 2] zag dat het sleutelkastje opengebroken was en dat de voordeursleutel die in dit sleutelkastje hing, weg was genomen.
Op 24 maart 2017 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, gelegen aan de [adres 10] te Blerick. Hierbij werd in een kamer naast de slaapkamer waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, een knipbeurs gevonden.
Op 25 maart 2017 werden aan aangeefster [naam aangeefster 2] foto’s getoond van de aangetroffen knipportemonnee. Zij herkende de knipportemonnee terug als haar eigendom.
De verbalisanten hebben een onderzoek ingesteld naar de inhoud van de in beslag genomen telefoon van [medeverdachte] . Zij hebben gerelateerd dat zij zagen dat er meerdere gesprekken in Whatsapp waren en zij hebben het gesprek met de gebruiker van het mobiele nummer [telefoonnummer] verder bekeken. De verbalisanten hebben gerelateerd dat hen ambtshalve bekend is dat de gebruiker van dit mobiele nummer [verdachte] betreft. Zij zagen dat bij het gesprek de naam [afkorting] stond. Op 23-03-2017 te 21.30.12 uur schrijft [afkorting] :
“Ik heb gisteren in tegelen geslagen”.Om 21.30.17 uur stuurt [afkorting] :
“4 stuks”. [medeverdachte] antwoordt om 21.32.01 uur:
“Eenmans tegelen?”. De verbalisanten relateren dat hen bekend is dat er in de nacht van 22 maart 2017 op 23 maart 2017 vier inbraken zijn geweest in Tegelen: [adres 11] Tegelen, [adres 3] Tegelen, [adres 4] Tegelen en [adres 8] Tegelen.
De verbalisant heeft in het inleidend proces-verbaal gerelateerd dat in de rest van de gemeente Venlo tussen 22 maart 2017 20.00 uur en 23 maart 2017 05.30 uur geen andere woninginbraken waren.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [verdachte] , is opgenomen en afgeluisterd. Hieruit blijkt dat [verdachte] op 23 maart 2017 om 08.21 uur een telefoongesprek voert waarin hij zegt dat
“hij een beetje goed zakcentje verdiend heeft vannacht”.
De rechtbank overweegt dat een aannemelijke alternatieve verklaring voor het bezit van de gestolen portemonnee met inhoud door de verdediging niet is gegeven, noch anderszins aannemelijk geworden. De verdachte heeft zich op alle vragen telkens beroepen op zijn zwijgrecht. Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde woninginbraak.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 5 subsidiair:
Op 2 december 2016 heeft [naam aangeefster 3] aangifte gedaan van diefstal van haar auto, een rode Opel Combo, voorzien van kenteken [kenteken 2] . Zij heeft verklaard dat de kentekenpapieren nog in de Opel lagen.
Op 31 december 2016 heeft [naam aangever 2] aangifte gedaan van diefstal van twee kentekenplaten [kenteken 3] , gepleegd tussen 6 december 2016 te 22:00 uur en 7 december 2016 te 17:27 uur.
De verbalisanten hebben gerelateerd dat zij op 27 december 2016 omstreeks 23:59 uur de melding kregen om te rijden naar de Wilhelminalaan te Echt, waar door een getuige was gezien dat twee personen zich verdacht ophielden bij een rode Opel Combo voorzien van kenteken [kenteken 3] . Ter plaatse troffen zij een rode Opel Combo aan. De melder vertelde dat, toen hij beide personen naderde, hij zag dat zij wegrenden in de richting van de Rijksweg. Door de getuige werd een summier signalement gegeven van de beide personen die zich hadden opgehouden in de omgeving van de rode Opel Combo. Het zou gaan om twee jongens van rond de 20 jaar oud. Ze zouden tussen de 1.70m en de 1.75m lang zijn. Een van de jongens had blond haar en de andere jongen had donkerblond haar. Beiden droegen luchtige kleding, geen dikke jas. In het voertuig werd door de verbalisanten een map aangetroffen met papieren die behoorden bij een Opel Combo Comfort voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] . De verbalisanten controleerden het chassisnummer dat zij aantroffen in de rode Opel Combo en het kenteken dat bij de betreffende Opel Combo behoorde, betrof [kenteken 2] .
De verbalisant heeft gerelateerd dat hij op 28 december 2016 omstreeks 02:00 uur over de Wilhelminalaan te Echt reed in de richting van de Rijksweg. Hij zag twee personen over het fietspad van de Rijksweg lopen en hij zag dat deze personen deels aan het signalement voldeden dat eerder door een getuige werd gegeven. De personen liepen op ongeveer 100 meter van de locatie waar eerder twee personen weggerend waren. Hierop besloot de verbalisant de twee personen staande te houden ter controle van hun identiteit. Het betroffen de personen [verdachte] en [medeverdachte] . De verbalisant vroeg aan de personen waar zij vandaan kwamen en waarom zij nog zo laat over straat liepen. Hij hoorde hen zeggen dat zij in Sittard op een feestje waren geweest en dat zij nu onderweg waren naar Venlo. De verbalisant vroeg hen waarom zij dan geen taxi hadden genomen. Hij hoorde de personen zeggen dat zij dat te duur vonden.
Uit openbare bronnen, Google Maps, is het de rechtbank gebleken dat de afstand tussen Sittard en de [adres 10] te Blerick via Echt ongeveer 51,5 kilometer bedraagt. Volgens dezelfde bron zou dat neerkomen op ongeveer 10:30 uur wandelen.
Op 28 december 2016 werd een sporenonderzoek verricht aan de rode Opel Combo. Aan de buitenzijde van het voertuig werd een dactyloscopisch onderzoek ingesteld. Hierbij werd een handpalmafdruk op het rechter voorscherm boven de wielkast aangetroffen (SIN AAKV8421NL). Het in het voertuig aangetroffen drinkpak van het merk “Dubbel Fris” werd bemonsterd op DNA (SIN AAKV8444NL).
Het spoor AAKV8444NL blijkt te matchen met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] .De handpalmafdruk AAKV8421NL blijkt afkomstig te zijn van de medeverdachte [medeverdachte] .
Evenals de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de primair tenlastegelegde woninginbraak heeft begaan. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om de betrokkenheid van de verdachte bij de woninginbraak vast te stellen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 2 december 2016 tot en met 28 december 2016 de Opel Combo voorhanden heeft gehad. Gelet op de aanwezigheid van de kentekenpapieren in de Opel Combo die horen bij het kenteken [kenteken 2] en niet bij het kenteken [kenteken 3] , wist de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen dat de Opel Combo van misdrijf afkomstig was. De verdachte en diens medeverdachte hebben bij de politie een volstrekt ongeloofwaardige verklaring afgelegd over hun aanwezigheid in de nabijheid van de Opel Combo in Echt. Ter terechtzitting heeft de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. Nu een aannemelijke alternatieve verklaring over de wijze van het voorhanden krijgen van de Opel Combo door de verdediging niet is gegeven, noch anderszins aannemelijk is geworden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde opzetheling.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 6 subsidiair:
Op 15 februari 2017 heeft [naam aangeefster 4] aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij woont aan het [adres 6] in Tegelen. Er hangt een sleutelkastje bij de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex. In het sleutelkastje zit een sleutel voor de toegangsdeur en de sleutel van de voordeur van haar woning. Op 15 februari 2017 ’s nachts zag zij een schim voor het slaapkamerraam. Zij hoorde gestommel en zij zag iemand in de slaapkamer. Een man vroeg haar: “wat is de pascode”. Hij stond heel dichtbij met zijn gezicht. Zij heeft rond 04.15 uur 112 gebeld.
Op 24 maart 2017 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, gelegen aan de [adres 10] te Blerick. Hierbij werd in een kamer naast de slaapkamer waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, een dasspeld gevonden.
Op 3 april 2017 werd de dasspeld aan aangeefster [naam aangeefster 4] getoond en zij herkende de dasspeld terug als de dasspeld van haar overleden echtgenoot.Ook haar dochter, [naam dochter] , herkende de dasspeld als de dasspeld van haar overleden vader.
Evenals de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de primair tenlastegelegde woninginbraak heeft begaan. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om de betrokkenheid van de verdachte bij de woninginbraak vast te stellen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 24 maart 2017 een dasspeld voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat de dasspeld van misdrijf afkomstig was. Ter terechtzitting heeft de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. Nu een aannemelijke alternatieve verklaring door de verdediging over de wijze van het voorhanden krijgen van de dasspeld niet is gegeven, noch anderszins aannemelijk geworden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde opzetheling.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 7 subsidiair:
Op 20 september 2016 heeft [naam aangeefster 5] aangifte gedaan van een inbraak in haar woning, gelegen aan de [adres 7] te Tegelen, gepleegd op 20 september 2016 tussen 03:52 uur en 04:00 uur. Aangeefster [naam aangeefster 5] heeft verklaard dat zij gestommel hoorde en daardoor wakker werd. Zij zag dat er licht brandde in de gang van haar woning en dat er een lampje scheen in de gang. Zij zag en hoorde dat de tussendeur van de hal naar de woonkamer werd geopend. Zij riep toen: “Wie is daar!”. Zij zag dat er één persoon in de hal stond en de woonkamer binnen wilde gaan. Bij het horen van haar stem rende deze persoon de woning uit. Zij opende de voordeur en zag dat het sleutelkastje bij de voordeur was open gebroken. Zij heeft toen direct de politie gebeld. Zij heeft verklaard dat zij een persoon heeft gezien.
Uit de bijlage goederen blijkt dat onder meer een aantal sieraden en een portemonnee zijn weggenomen.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 20 september 2016 omstreeks 04:00 uur buiten op de Nachtegaalstraat drie jongemannen zag staan. Ze liepen alle drie de hoek om, de Doolhofstraat in. Vlakbij de woning van mevrouw [naam 3] bleven ze staan. Speetgens zag dat ze alle drie de woning van mevrouw [naam 3] binnen liepen. Opeens zag zij dat ze alle drie naar buiten kwamen rennen.
Op 24 maart 2017 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, gelegen aan de [adres 10] te Blerick. Hierbij werd in een kamer naast de slaapkamer waar verdachte [verdachte] werd aangehouden, een tulpspeld gevonden.
Op 3 april 2017 werd aan aangeefster [naam aangeefster 5] de aangetroffen tulpspeld getoond. Zij herkende de tulpspeld terug als haar eigendom. [naam aangeefster 5] heeft daarbij verklaard dat zij er later achter kwam dat deze speld tijdens de woninginbraak is weggenomen.
Evenals de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de primair tenlastegelegde woninginbraak heeft begaan. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om de betrokkenheid van de verdachte bij de woninginbraak vast te stellen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 24 maart 2017 een tulpspeld voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat de tulpspeld van misdrijf afkomstig was. Ter terechtzitting heeft de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. Nu een aannemelijke alternatieve verklaring door de verdediging over de wijze van het voorhanden krijgen van de tulpspeld niet is gegeven, noch anderszins aannemelijk geworden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde opzetheling.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 9 primair:
Op 23 december 2016 heeft [naam aangeefster 6] aangifte gedaan van een inbraak in haar woning, gelegen aan de [adres 9] te Deurne, gepleegd tussen 22 december 2016 te 22:50 uur en 23 december 2016 te 07:30 uur. Aangeefster [naam aangeefster 6] heeft verklaard dat zij zag dat de ladekast en het dressoir in de woonkamer geopend waren en dat het schuifraam in de woonkamer deels geopend was. Zij zag dat haar twee laptops zijn weggenomen en dat er twee tassen zijn weggenomen. De sleutel van haar personenauto en haar personenauto, Volvo V40 kleur groen, voorzien van kenteken [kenteken 4] is weggenomen. Bij de inbraak werden de goederen, zoals genoemd op de bijlage goederen weggenomen, waaronder: computer (notebook) aanschaf 2013, computer (notebook) aanschaf 2016, Apple Ipad Air, fotocamera, tas leder, tas cowboy bag, tas en personenauto Volvo V40 groen kenteken [kenteken 4] .
Uit het sporenonderzoek blijkt dat het dubbele schuifraam van de woonkamer, vermoedelijk middels wrikken in de sluitnaad met een onbekend gebleven voorwerp, is opengebroken, waarna de schuiframen geheel konden worden geopend. Middels klimmen door de ontstane opening kon de woonkamer worden betreden.
Op 24 maart 2017 heeft er een zoeking plaatsgevonden in de woning waar verdachte [verdachte] verbleef, gelegen aan de [adres 10] te Venlo. Tijdens deze zoeking werd in de slaapkamer van verdachte [verdachte] onder andere een mobiele telefoon gevonden. De telefoon werd onderzocht en tijdens dit onderzoek werd geconstateerd dat zich in het toestel een simkaart en een SD-kaart bevonden. De gegevens die werden aangetroffen op de SD-kaart werden tactisch onderzocht. Hierbij werden een aantal foto’s aangetroffen, waaronder foto’s van een personenauto, merk Volvo, type V40, voorzien van het kenteken [kenteken 4] . Deze foto’s zijn genomen op 23-12-2016 te 16.13 uur, te 16.12 uur en te 13.31 uur. De foto die is genomen op 23-12-2016 te 13.31 uur blijkt te zijn gemaakt aan de [adres 10] te Blerick. De verbalisanten hebben vergelijkende foto’s gemaakt en de vergelijkende foto van de foto van 13.31 uur kon alleen zo worden genomen met een geopende voordeur, staande in de deuropening van de woning gelegen aan de [adres 10] te Blerick.
De rechtbank overweegt dat een aannemelijke alternatieve verklaring door de verdediging niet is gegeven, noch anderszins aannemelijk is geworden. De verdachte heeft zich op alle vragen telkens beroepen op zijn zwijgrecht. De raadsman heeft gesteld dat het aantreffen van foto’s van de betreffende auto in de telefoon van de verdachte niets zegt over wie de foto gemaakt heeft en wie de telefoon gebruikt heeft, maar ook op dit punt heeft de verdachte geen aannemelijke alternatieve verklaring gegeven. Nu de foto’s van de betreffende auto slechts zes uur na het ontdekken van de diefstal zijn gemaakt, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde woninginbraak.