In deze zaak vordert de eisende partij, bestaande uit twee huurders, de verwijdering van bewakingscamera's die door de gedaagde partij, de verhuurder, zijn geplaatst. De eisende partij stelt dat de camera's gericht zijn op hun woning en dat dit inbreuk maakt op hun privacy. Daarnaast vordert de eisende partij een verbod voor de gedaagde partij om de gemeenschappelijke binnenplaats te betreden, behalve voor noodzakelijke inspecties of reparaties. De gedaagde partij betwist de claims en stelt dat de camera's enkel het buitenterrein van de bedrijfsruimte in beeld brengen.
De kantonrechter heeft op 21 februari 2018 uitspraak gedaan. De rechter oordeelt dat de binnenplaats moet worden aangemerkt als onderdeel van het gehuurde, aangezien de eisende partij deze nodig heeft om hun woning te bereiken. De gedaagde partij heeft geen noodzaak om de binnenplaats te betreden, aangezien zijn bedrijfsruimte ook via andere ingangen bereikbaar is. De rechter wijst de vordering van de eisende partij tot het verbieden van het betreden van de binnenplaats toe en stelt dat de camera's alleen verwijderd hoeven te worden als ze de keukenramen en het balkon van de eisende partij kunnen vastleggen.
Verder oordeelt de kantonrechter dat de gedaagde partij ondoorzichtig glas moet plaatsen in de deur van de werkplaats, om te voldoen aan het burenrecht. De rechter wijst de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af, maar kent wel nakosten toe. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, die op € 579,00 zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.