ECLI:NL:RBLIM:2018:1522

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
04 6323437 CV EXPL 17-7475
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering in vrijwaring na aanrijding met alcoholinname

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in een vrijwaringsprocedure. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. G.G.J. Geerlings, vorderde veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van schadevergoeding die voortvloeide uit een aanrijding op 23 augustus 2015. De aanrijding vond plaats op de [straat] in [plaats], waar de gedaagde partij, die onder invloed van alcohol verkeerde, rechtsaf sloeg naar een parkeerplaats. De eisende partij botste tegen de achterzijde van de auto van de gedaagde partij. De politie constateerde dat de gedaagde partij teveel had gedronken, maar de kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een onrechtmatige daad van de gedaagde partij. De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij zelf schuld had aan de aanrijding, omdat zij niet tijdig kon remmen. De vordering van de eisende partij werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die op nihil werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6323437 \ CV EXPL 17-7475
Vonnis in vrijwaring van de kantonrechter van 21 februari 2018
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend te [woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. G.G.J. Geerlings,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in vrijwaring
  • de conclusie van antwoord in vrijwaring
  • de conclusie van repliek in vrijwaring
  • de conclusie van dupliek in vrijwaring.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] reed op 23 augustus 2015 in een van [X] geleende auto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat] , in [plaats] . Voor [eisende partij] reed [A] en daarvoor reed [gedaagde partij] .
2.2.
Op de [straat] gold een tijdelijke snelheidslimiet van 50 km in verband met een evenement (Lowlands). Ook was er een tijdelijke inrit naar een tijdelijke parkeerplaats gerealiseerd.
2.3.
Op enig moment is [gedaagde partij] rechtsaf geslagen naar die parkeerplaats. [A] die achter [gedaagde partij] reed kon uitwijken, maar [eisende partij] is tegen de achterzijde van de auto van [gedaagde partij] gebotst.
2.4.
De politie is ter plaatse geweest en er zijn schadeformulieren ingevuld. De politie heeft geconstateerd dat [gedaagde partij] , gelet op de norm van een beginnend bestuurder, teveel had gedronken.
2.5.
De verzekeraar van [X] heeft de schade aan het voertuig van [gedaagde partij] volledig vergoed.
2.6.
Ook [X] had schade aan zijn voertuig. In een procedure tussen [X] en [eisende partij] (zaaknummer 5997405 CV EXPL 17-4370) vordert [X] betaling van de door hem geleden schade en premieverhoging.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van datgene waartoe [eisende partij] als gedaagde in de hoofdzaak jegens [X] mocht worden veroordeeld, met inbegrip van kostenveroordeling en eventueel te maken nakosten, vermeerderd met de proceskosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde partij] voert op de eerste plaats aan dat jegens hem de grondslag van de vordering (tussen [X] en [eisende partij] ) ontbreekt. Het is niet acceptabel om de vordering zonder meer door te schuiven. De kantonrechter overweegt in dit verband als volgt. De wet biedt de mogelijkheid voor de gedaagde partij in de hoofdzaak ( [eisende partij] ) om een derde (in casu [gedaagde partij] ) in vrijwaring op te roepen indien er tussen [eisende partij] en [gedaagde partij] een rechtsverhouding bestaat die voor laatstgenoemde een verplichting tot vrijwaring meebrengt. [eisende partij] heeft gesteld dat een dergelijke rechtsverhouding aanwezig is en op basis daarvan is de oproeping in vrijwaring toegestaan.
4.2.
In de hoofdzaak is de vordering van [X] deels toegewezen. [eisende partij] is enkel veroordeeld tot betaling van de schade ad € 1.284,28 aan de auto van [X] . Ter beoordeling in deze procedure is de vraag of er een rechtsverhouding tussen partijen aanwezig is op basis waarvan [gedaagde partij] gehouden is [eisende partij] te vrijwaren voor deze veroordeling. Met andere woorden of de veroordeling kan worden “doorgeschoven” aan [gedaagde partij] .
4.3.
[eisende partij] stelt dat dit het geval is. [gedaagde partij] heeft in strijd met artikel 17 lid 2 van de Wet RVV 1990 geen richting aangegeven. Verder heeft [gedaagde partij] te veel alcohol genuttigd en hiermee in strijd met artikel 8, lid 1 jo lid 3 van de WvW 1994 gehandeld. Hiermee heeft [gedaagde partij] onrechtmatig jegens [eisende partij] gehandeld en is hij op grond daarvan schadeplichtig.
4.4.
[gedaagde partij] heeft aangevoerd dat hij wel degelijk richting heeft aangegeven, maar dat [eisende partij] veel te hard reed en daarom niet in staat was haar auto tijdig tot stilstand te brengen. De verzekeraar van [X] heeft ook volledige aansprakelijkheid erkend en is tot uitkering van de schade overgegaan. Tot slot geldt volgens [gedaagde partij] dat de politie heeft aangegeven dat er geen causaal verband bestaat tussen het voorval en de schade. Er was geen sprake van een gevaarzettende of normovertredende gedraging.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt.
In de hoofdzaak is reeds overwogen dat [eisende partij] schuld heeft aan de aanrijding. [eisende partij] is er immers niet in geslaagd haar auto tijdig tot stilstand te brengen, terwijl er vanuit moet worden gegaan dat er voldoende afstand tussen de beide auto’s zat. Achter de auto van [gedaagde partij] en voor de auto van [eisende partij] reeds immers de auto van [A] . Het had daarom voor [eisende partij] mogelijk moeten en kunnen zijn tijdig te stoppen.
4.6.
Verder staat onvoldoende vast dat [gedaagde partij] geen richting heeft aangegeven. Tegenover de verklaring van [A] en [eisende partij] staat immers de verklaring van [gedaagde partij] en [Y] . Laatstgenoemden verklaarden beiden dat richting was aangegeven alvorens af te slaan. Overtreding van 17 lid 2 van de Wet RVV 1990 staat daarom niet vast.
4.7.
Wel staat vast dat [gedaagde partij] de norm betreffende alcoholinname voor een beginnend bestuurder heeft overtreden. De vraag is echter of dit een onrechtmatige daad jegens [eisende partij] oplevert. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. Met name ontbreekt het causaal verband tussen de gedraging van [gedaagde partij] en de schade. Zoals hiervoor reeds is overwogen, heeft [eisende partij] haar voertuig niet tijdig tot stilstand gebracht waardoor zij tegen de auto van [gedaagde partij] is gebotst. Naar alle waarschijnlijkheid was dit ook gebeurd indien [gedaagde partij] geen alcohol had genuttigd, althans het tegendeel is door [eisende partij] niet aangetoond of aannemelijk gemaakt. Hetgeen partijen opmerken over de vermeende mededeling van de politie, inhoudende dat de minimale inname van alcohol niet leidt tot de aanwezigheid van causaal verband, laat de kantonrechter buiten beschouwing. Op de eerste plaats staat niet vast dat de politie een dergelijke mededeling heeft gedaan, terwijl een dergelijke mededeling voor de beoordeling van het thans voorgelegde rechtsgeschil ook niet of althans minder relevant is.
Hoewel sprake is van een normschending door [gedaagde partij] levert dit geen onrechtmatige daad op, nu niet aan (alle) vereisten daarvoor is voldaan.
4.8.
Tot slot acht de kantonrechter nog van belang dat de verzekeraar van [X] alle schade van [gedaagde partij] heeft vergoed. Dit vormt een belangrijke aanwijzing dat [gedaagde partij] geen schuld heeft gehad aan de aanrijding, zoals ook door hem is betoogd.
4.9.
Alles overziend komt de kantonrechter tot het oordeel dat de vordering van [eisende partij] moet worden afgewezen. De kantonrechter acht geen termen aanwezig [eisende partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.10.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij] worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij] gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: