ECLI:NL:RBLIM:2018:1519

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
04 6466886 CV EXPL 17-8849
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor verrichte werkzaamheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eisende partij, vertegenwoordigd door de gemachtigde Alkema | Vloet | Kuijpers Gerechtsdeurwaarders, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde betaling van een factuur van € 4.630,88, vermeerderd met rente en kosten, voor werkzaamheden die in opdracht van de gedaagde partij zijn verricht. De gedaagde partij voerde verweer, onder andere met de stelling dat de conclusie van antwoord niet was ondertekend en dat er geen werkzaamheden in week 50 van 2016 waren verricht. De kantonrechter oordeelde dat het ontbreken van een handtekening op de conclusie van antwoord geen reden was om deze buiten beschouwing te laten, aangezien het landelijk procesreglement geen sanctie verbindt aan het ontbreken van een handtekening. De kantonrechter ging uit van een vergissing, omdat de conclusie van dupliek wel was ondertekend.

De kantonrechter verwierp het verweer van de gedaagde partij, omdat deze niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen. De eisende partij had aangetoond dat zij in totaal 146,45 uur had gewerkt voor de gedaagde partij en dat de factuur van 17 maart 2017 niet was betaald. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eisende partij moest worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde incassokosten, omdat deze niet waren onderbouwd. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 709,78 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6466886 \ CV EXPL 17-8849
Vonnis van de kantonrechter van 21 februari 2018
in de zaak van:
[eisende partij] h.o.d.n. [A],
wonend te [woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde Alkema | Vloet | Kuijpers Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde partij] h.o.d.n. [B],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisende partij heeft in opdracht en voor rekening van gedaagde partij werkzaamheden verricht.
2.2.
Bij factuur van 17 maart 2017 is een bedrag van € 3.815,50 in rekening gebracht. Deze factuur is niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 4.630,88, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisende partij neemt in haar conclusie van repliek het formele standpunt in dat, in weerwil van hetgeen in het landelijk procesreglement voor rolzaken kanton is voorgeschreven, de conclusie van antwoord niet is ondertekend. Dit is juist. De kantonrechter verbindt hier echter niet de consequentie aan dat de inhoud van de conclusie van antwoord buiten beschouwing moet worden gelaten. Dit zou een te vergaande sanctie zijn, temeer nu het landelijk procesreglement in het geheel geen sanctie verbindt aan het weglaten van de ondertekening. De kantonrechter gaat uit van een vergissing, temeer nu de conclusie van dupliek wel van een ondertekening is voorzien.
4.2.
Eisende partij legt aan de vordering ten grondslag dat zij in week 50 van 2016, en in de weken 5, 6, 7, 8, 9 en 10 werkzaamheden in opdracht en voor rekening van gedaagde partij heeft verricht. Daarbij gaat het om in totaal 146,45 uur.
4.3.
Gedaagde partij heeft tegen de vordering aangevoerd dat in week 50 van 2016 geen werkzaamheden zijn verricht. Verder geeft gedaagde partij aan dat december 2016, januari en februari 2017 betaald zijn.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat het niet nader onderbouwde verweer van gedaagde partij moet worden verworpen. Voor zover daadwerkelijk niet in week 50 zou zijn gewerkt had het op de weg van gedaagde partij gelegen om onmiddellijk na ontvangst van de factuur te protesteren. Van enig protest is echter niet gebleken.
Verder heeft gedaagde partij geen bewijs overgelegd van haar verweer dat februari en januari 2017 betaald zouden zijn. De kantonrechter kan daarom niet controleren of betaling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, hetgeen overigens door eisende partij wordt betwist.
4.5.
Nu het verweer van gedaagde partij is verworpen, staan de stellingen van eisende partij vast en kan haar vordering worden toegewezen. Dit geldt echter niet voor de gevorderde incassokosten. Eisende partij heeft deze nevenvordering van geen enkele onderbouwing voorzien. Zo zijn er geen sommatiebrieven in de procedure overgelegd, terwijl ook anderszins niet is aangetoond dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die toewijzing daarvan rechtvaardigen.
4.6.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig partijen toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.7.
Gedaagde partij zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,78
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 709,78
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 4.124,33, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 3.815,50 vanaf 26 oktober 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 709,78,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: