ECLI:NL:RBLIM:2018:1401

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
6320664 cv expl 17-7407
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur na geschil over geleverde waterpomp

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BEKRO B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V. h.o.d.n. [Y]. De eiser, BEKRO B.V., vorderde betaling van een onbetaalde factuur van € 2.994,75 voor de vervanging van een defecte waterpomp die op 16 februari 2017 was uitgevoerd. De gedaagde partij betwistte dat de juiste pomp was geleverd en stelde dat een verkeerde pomp was geplaatst, waarvoor zij een hogere capaciteit had besteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer en dat er een overeenkomst was gesloten over de levering van de pomp. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, inclusief de gevorderde handelsrente en proceskosten. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 3.504,08, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en de proceskosten, die zijn begroot op € 905,21. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6320664 \ CV EXPL 17-7407
Vonnis van de kantonrechter van 14 februari 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BEKRO B.V.,
gevestigd te Horst, gemeente Horst aan de Maas,
eisende partij,
gemachtigde I.A.N. Factoring B.V.,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V. h.o.d.n. [Y],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 16 februari 2017 heeft eisende partij in opdracht en voor rekening van gedaagde partij een defecte waterpomp vervangen.
2.2.
Voorafgaand aan de plaatsing van de pomp heeft eisende partij op 16 februari 2017 een schriftelijke prijsopgave verstrekt. Hierover hebben partijen per e-mail gecorrespondeerd.
2.3.
Bij e-mail van 16 februari 2017, 11.21 uur, met als onderwerp: RE: Prijsopgave onderwaterpomp 2.OPK, antwoordt gedaagde partij als volgt:
“Dag Jan,
Is zo akkoord tot vanmiddag!”
2.4.
Bij factuur van 24 maart 2017 is een bedrag van € 2.994,75 in rekening gebracht. Deze factuur is onbetaald gebleven.
2.5.
Op 26 juni 2017 is gedaagde partij door een brand getroffen, waardoor zij haar administratie niet meer ter beschikking had.
2.6.
Bij brief van 8 november 2017 geeft mr. Bloo namens gedaagde partij aan dat een verkeerde pomp is geplaatst en verzoekt hij om plaatsing van een pomp met een hogere capaciteit, waarna de procedure onder compensatie van de proceskosten kan worden beëindigd.
2.7.
Bij e-mail van 8 november 2017 laat de gemachtigde weten dat eisende partij bereid is om de pomp te vervangen tegen betaling van een bedrag van € 4.425,00.
Partijen hebben hierover geen overeenstemming bereikt.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 3.504,08, vermeerderd met handelsrente over € 2.994,75 en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag of eisende partij de juiste pomp aan gedaagde partij heeft geleverd en geplaatst. Eisende partij stelt dat een overeenkomst is gesloten met betrekking tot een Pedrollo RVS onderwaterpomp 4SR8 met een Pedrollo RVS electromotor 1.5kW (hierna te noemen 2.OPK), terwijl gedaagde partij de mening is toegedaan een Pedrollo RVS onderwaterpomp 4SR10 met een Franklin RVS electromotor 2.2kW (hierna te noemen 3.OPK) te hebben gekocht. Volgens eisende partij heeft gedaagde partij de pomp met de zwaardere capaciteit vanwege het prijsverschil van de hand gewezen. Beide partijen hebben een prijsopgave van de betreffende pompen overgelegd.
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt. Gedaagde partij betwist niet, althans niet gemotiveerd, dat haar twee prijsopgaves zijn verstrekt van twee onderwaterpompen met een verschillende capaciteit. Bij e-mail van 16 februari 2017, 11.01 uur, is een prijsopgave verstrekt voor de 2.OPK. Gedaagde partij reageert hierop per e-mail op 11.02 uur met de vraag of er ook een bijlage is, waarop eisende partij op 11.10 uur antwoordt. Bij e-mail van 11.21 uur geeft gedaagde partij vervolgens akkoord. Voor zover gedaagde partij de mening was toegedaan de pomp 3.OPK te hebben besteld, had het op zijn weg gelegen om aan te tonen dat de bijlage, die hem kennelijk is toegestuurd, betrekking heeft op de 3.OPK. Dit heeft gedaagde partij echter niet gedaan.
4.3.
Gedaagde partij voert verder aan aanpassingen te hebben gedaan aan de pomp na plaatsing daarvan teneinde de capaciteit te vergroten. Ook dit verweer is niet onderbouwd en hieruit volgt bovendien niet dat een onjuiste pomp zou zijn geleverd.
Evenmin is gebleken dat gedaagde partij terstond na het bemerken dat een pomp met een beperkte capaciteit was geleverd, heeft geklaagd en eisende partij heeft gesommeerd om alsnog die pomp te leveren die besteld was.
4.4.
Bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing wordt het verweer van gedaagde partij daarom verworpen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft eisende partij met de overlegging van de prijsopgave en de e-mails die melding maken van de pomp 2.OPK voldoende aangetoond dat partijen een overeenkomst hebben gesloten zoals ook door eisende partij is gesteld. Dit blijkt overigens ook nog uit de factuur die melding maakt van het kenmerk van de prijsopgave van de pomp 2.OKP.
Door het terzijde schuiven van het verweer van gedaagde partij komen de stellingen van eisende partij vast te staan. Dit brengt met zich dat de vordering van eisende partij wordt toegewezen, met inbegrip van de gevorderde handelsrente en buitengerechtelijke kosten. Tegen deze nevenvorderingen is immers niet op aparte gronden verweer gevoerd.
4.5.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 85,21
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 905,21
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 3.504,08, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 2.994,75 vanaf 1 september 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 905,21,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: