ECLI:NL:RBLIM:2018:136

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
6122412 CV EXPL 17-5441
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in telecomzaak met gebrekkig incassodossier

In deze zaak heeft Direct Pay Services B.V. [gedaagde] gedagvaard voor een vordering tot betaling van € 149,17, voortvloeiend uit een telecomabonnement dat oorspronkelijk bij T-Mobile Netherlands B.V. was afgesloten. De vordering is gebaseerd op een gecedeerde vordering, waarbij Direct Pay stelt dat zij door cessie eigenaar is geworden van de vordering. De procedure begon met een dagvaarding op 23 mei 2017, waarna verschillende schriftelijke stukken zijn ingediend. De kantonrechter heeft op 10 januari 2018 uitspraak gedaan.

De kantonrechter oordeelt dat Direct Pay niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de rechtsgeldigheid van de cessie en dat er geen concrete betalingsachterstand aan de zijde van [gedaagde] is aangetoond. [gedaagde] heeft betoogd dat hij aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en dat T-Mobile onterecht de overeenkomst heeft ontbonden. De kantonrechter concludeert dat T-Mobile, en daarmee Direct Pay, in gebreke is gebleven en dat de vordering van Direct Pay moet worden afgewezen.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat Direct Pay de proceskosten moet vergoeden aan [gedaagde], die in deze zaak als geheel in het gelijk is gesteld. De proceskosten zijn vastgesteld op € 60,00, te betalen binnen veertien dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 6122412 CV EXPL 17-5441
Vonnis van de kantonrechter van 10 januari 2018
in de zaak
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIRECT PAY SERVICES B.V.
gevestigd en kantoorhoudend te (2993 LD) Barendrecht aan Oslo 9
verder aan te duiden als “Direct Pay”
eisende partij
gemachtigde mr. G.S. Huistra, werkzaam bij “WebCasso B.V.” (“Web
Casso”) te Barendrecht aan Oslo 15
tegen
[gedaagde]
wonend te [woonplaats 1] aan de [adres 1] 4 A
verder aan te duiden als “ [gedaagde] ”
gedaagde partij
in persoon procederend, althans met bijstand van zijn vader, [naam vader]

1.De procedure

Direct Pay heeft [gedaagde] bij dagvaarding van 23 mei 2017 in rechte betrokken voor een vordering als omschreven in het exploot van dagvaarding. Tegelijk daarmee zijn enige ongeordende / ongenummerde en in het exploot niet concreet besproken producties betekend.
[gedaagde] heeft voor de rolzitting van 12 juli 2017 waar de zaak aangebracht is, een schriftelijk antwoord met enige producties (waaronder rekeningafschriften van zijn bankrelatie) ingediend.
Vervolgens heeft Direct Pay- na herhaald uitstel - ter rolzitting van 13 september 2017 van repliek gediend zonder nieuwe producties aan het dossier toe te voegen.
Van de kant van [gedaagde] is bij conclusie van dupliek met producties voor de rol van 11 oktober 2017 gereageerd.
Omdat Direct Pay niet tijdig een akte genomen heeft, is haar recht om op de aanvullende producties te reageren, vervallen verklaard.
Op de rol van 13 december 2017 is daarom vonnis bepaald, zodat vandaag uitspraak gedaan kan worden.

2.Het geschil

de vordering van Direct Pay
2.1
Direct Pay vordertveroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van € 149,17, met wettelijke rente over een hoofdsom van € 106,15 die door Direct Pay tot aan de (vooralsnog onbekende) datum van voldoening gefixeerd is op een bedrag van € 3,02. Tot het in totaal gevorderde bedrag rekent Direct Pay naast deze hoofdsom en het bedrag van € 3,02 aan kennelijk reeds vervallen geachte (alsmede nog te vervallen) rente een vergoeding van incassokosten ten bedrage van € 40,00. Ten slotte vraagt zij veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de te liquideren proceskosten zonder btw (Direct Pay zegt die laatste stelpost te kunnen verrekenen).
2.2
Direct Pay duidt zichzelf in de aanhef van het exploot aan als ‘rechtsopvolger van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
T-Mobile Netherlands B.V.’ te Den Haag (verder aan te duiden als ‘T-Mobile’). Zij legt aan de vordering ten grondslag dat zij door cessie zijdens T-Mobile eigenaar is van een vordering uit een summier beschreven overeenkomst van ongenoemde datum voor een abonnement op de levering van (mobiele) telecommunicatiediensten (‘Sim-only’). [gedaagde] is volgens Direct Pay in de hoedanigheid van consument op enig moment met T-Mobile deze overeenkomst voor een periode van 24 maanden aangegaan onder de werking van algemene voorwaarden T-Mobile ‘Abonnee Consument’ in de zin van een aan het exploot gehechte productie (vier gefotokopieerde pagina’s van een setje dat als datum van gelding ‘vanaf 13 juni 2014’ vermeldt). Behoudens schriftelijke opzegging met inachtneming van een termijn van een maand wordt een abonnement als het onderhavige na afloop van de ‘initiële contractduur’ stilzwijgend voortgezet. De tijdens de looptijd maandelijks aan de afnemer in rekening te brengen kosten bestaan uit een vast bedrag voor het abonnement en een variabel bedrag voor ‘eventuele aanvullende diensten (
gebruikskosten)’. De actuele vordering van Direct Pay als cessionaris is gebaseerd op drie volgens T-Mobile openstaande facturen uit het tweede halfjaar van 2015 en de eerste maand van 2016 tot een totaalbedrag van
€ 106,15, waarbij op de slotfactuur een creditering toegepast is in verband met anticipatie op het rechterlijke matigingsrecht ten aanzien van een schadevergoeding in geval van ontbinding van een duurovereenkomst. Volgens Direct Pay weigert [gedaagde] de facturen te betalen, terwijl hij op basis van de Algemene Voorwaarden van T-Mobile ‘na verloop van de betalingstermijn’ bij non-betaling zonder nadere ingebrekestelling in verzuim geraakte. Daarom heeft T-Mobile met een beroep op de voorwaarden de overeenkomst met ingang van 7 januari 2016 ontbonden en de resterende abonnementsbedragen bij wijze van schadevergoeding via een eindfactuur in rekening gebracht. Direct Pay zegt evenwel na de cessie en in het kader van het instellen van deze vordering de aanspraak op schadevergoeding te matigen conform de geldende norm bij ambtshalve rechterlijke toetsing. Zij suggereert in de exploottekst dat die matiging correspondeert met een bedrag van € 75,69 en dat het daarbij gaat om 50% exclusief btw.
Direct Pay beweert verder [gedaagde] een ‘zogenaamde 14-dagen brief’ (bedoeld zal zijn: zogenoemde veertiendagenbrief) ‘gestuurd’ te hebben en hem daarna ‘nogmaals om betaling verzocht en de incassokosten in rekening gebracht’ te hebben. Zij volstaat in dit onderdeel van het exploot ook weer met verwijzing naar ongenummerde producties zonder duidelijk te maken om welk stuk het gaat en welke betekenis daar aan toekomt. Wel claimt zij deswege een incassokostenvergoeding naar het daarvoor geldende minimum van
€ 40,00. Het gevorderde rentebedrag van
€ 3,02over een tijdvak dat Direct Pay laat ingaan op de verder niet geadstrueerde noch geconcretiseerde ‘verzuimdatum’ en laat lopen ‘tot aan de dag der algehele voldoening’, gaat niet vergezeld van een berekening.
2.3
In voortgezet debat heeft Direct Payhaar in eerste instantie (veel te) algemeen gehouden betoog enigermate geconcretiseerd en voor het overige volhard bij haar inleidende stellingen en de gehele vordering gehandhaafd. Als datum van sluiten van de overeenkomst heeft zij 13 juni 2015 genoemd doch wederom is op de inhoud van het contract niet ingegaan. In reactie op het verweer van [gedaagde] benadrukt Direct Pay dat betalingen die [gedaagde] aanroert, betrekking hebben op andere facturen dan waarover de vordering gaat of zelfs zien op een ander klantnummer. Het gaat in deze procedure om deelfacturen van 16 september 2015 en 17 november 2015 en om een eindfactuur van 14 januari 2016 en die zijn volgens Direct Pay nimmer voldaan. Met een beroep op haar algemene voorwaarden heeft T-Mobile wegens de geconstateerde betalingsachterstand de overeenkomst per 7 januari 2016 ontbonden (en deze volgens haar niet al in oktober 2015 ‘stopgezet’). Eveneens met een beroep op die voorwaarden en subsidiair op de wet heeft zij schadevergoeding gevorderd wegens het niet-voltooien van de bedongen contractduur. Aan de zijde van [gedaagde] was sprake van ‘aanhoudend betalingsverzuim’, dat noodzaakte tot buitengerechtelijke en vervolgens gerechtelijke incasso.
2.4
Zowel bij exploot als in haar repliek heeft Direct Pay volstaan met een uiterst globaal bewijsaanbod, zowel naar onderwerp als naar de te hanteren middelen (‘Eiseres biedt aan om al haar stellingen (….) te bewijzen door alle middelen rechtens’).
het verweer van [gedaagde]
2.5
[gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat T-Mobile zelf de oorzaak is van de ontstane ‘frictie’ en wel door ‘misbruik’ te maken van de machtiging tot automatische incasso van termijnbedragen voor het gebruik van mobiel internet door [gedaagde] . Hij geeft een opsomming van aldus via a.i. afgeschreven alsmede daarnaast door overboeking vanaf de eigen rekening en/of de rekening van zijn vader voldane bedragen, in totaal neerkomend op een voor de periode juni tot en met december 2015 betaald bedrag van € 218,18. Een en ander is onderbouwd met Rabo rekeningafschriften die betrekking hebben op zijn persoonlijke rekening (op het adres [adres 2] [woonplaats 1] ) en op afschriften ten name van [naam vader] Beheer B.V. aan hetzelfde adres [adres 2] . En dat terwijl volgens [gedaagde] T-Mobile al in oktober 2015 het abonnement eenzijdig (en zonder valide aanleiding) ‘stopgezet’ had door de internetverbinding te verbreken. [gedaagde] verwijst naar een brief die daarover al op 26 januari 2016 aan T-Mobile gestuurd is en waarin onder meer verontwaardigd gereageerd is op de extra claim van T-Mobile in haar bericht / factuur d.d. 14 januari 2016 (de bewuste brief, afkomstig van de vader van [gedaagde] , is eveneens als productie bij het antwoord gevoegd). Op die brief heeft T-Mobile nooit gereageerd. Brieven van 2 februari 2016, 1 maart 2016 en 22 maart 2016 van de kant van Direct Pay hebben [gedaagde] nooit bereikt door onjuiste adressering, waarbij niet het correcte huisnummer [huisnummer 1] van het voormalige woonadres van [gedaagde] in [woonplaats 2] gebruikt is. Sedert februari 2016 is dit adres in [woonplaats 2] overigens gewijzigd in [adres 2] [woonplaats 1] (het adres van vader [gedaagde] ). Ten onrechte bevatten de facturen van 16 september 2015 en 17 november 2015 beide verder een post administratiekosten van € 15,00. Omdat op tijd betaald is, bestond voor het in rekening brengen van kosten geen enkele goede reden. De onterechte blokkade van de aansluiting maakt tot slot ook de eindfactuur tot een ongerechtvaardigde claim. Van door T-Mobile geleden schade is geen sprake geweest: zij bleef zelf in gebreke.
2.6
In zijn dupliek heeft [gedaagde] alles nog eens op een rijtje gezet en daarbij ook de al eerder overgelegde bankafschriften en facturen betrokken. Hij benadrukt dat T-Mobile het hem in oktober 2015 onmogelijk maakte verder van haar diensten gebruik te maken ondanks het feit dat hij tot dan toe volledig (en zelfs bij vooruitbetaling) aan zijn betalingsverplichtingen voldaan had. Voor die maand oktober 2015 en de maanden november en december 2015 zijn (in weerwil van de blokkade) betalingen ten gunste van T-Mobile verricht. Het gaat dan om in een afzonderlijk overzichtje opgesomde bedragen tot in totaal € 218,18 over het tijdvak van zeven maanden (juni 2015 t/m december 2015) waarvoor [gedaagde] slechts 7 x € 29,25, maakt € 204,75 verschuldigd was. Deels verliep de betaling via automatische incasso (eerste twee maanden, alsmede maand november), anderdeels door overboeking van eigen rekening (tweemaal) of de rekening van [naam vader] Beheer B.V. (eveneens tweemaal). Van een achterstand is derhalve nooit sprake geweest. Sterker nog: op het moment dat T-Mobile van haar kant in gebreke bleef, had [gedaagde] meer betaald dan hij verschuldigd was (dus was er sprake van een voorschot of overschot). [gedaagde] concludeert dat T-Mobile betalingen niet of niet correct verwerkt heeft (maar ook de ontvangen bedragen niet restitueerde!) en daarom ten onrechte een vordering pretendeerde (die zij dan vervolgens aan Direct Pay overgedragen heeft).

3.De beoordeling

Wel of niet gecedeerde vordering
3.1
Direct Pay heeft op gebrekkige wijze aannemelijk proberen te maken dat zij gerechtigd is een vordering die oorspronkelijk in handen van T-Mobile geweest is, jegens de 25-jarige [gedaagde] uit te oefenen. Omtrent een eventuele akte van cessie is iedere detaillering (naar datum, grondslag, wijze van totstandkoming en inhoud) uitgebleven en er zijn ook geen stukken over ingebracht. Omdat er van uitgegaan moet worden dat de brief d.d. 2 februari 2016 waarbij Direct Pay getracht heeft mededeling van enige cessie aan [gedaagde] te doen, laatstgenoemde niet bereikt heeft (zie hiervoor het vervolg van deze beoordeling), is ook op dat onderdeel gebleken dat de voor de vordering van Direct Pay essentiële leveringshandeling uitermate gebrekkig verantwoord is. Nu [gedaagde] echter zijn pijlen niet op de beweerdelijk plaatsgevonden hebbende cessie gericht heeft, doch een verweer voert dat zich concentreert op de inhoud van de claim van T-Mobile, zal de kantonrechter aan de vraag of de cessie rechtsgeldig geacht kan worden, voorbijgaan en Direct Pay als potentieel gerechtigde aanmerken.
De toepasselijkheid of relevantie van algemene voorwaarden
3.2
[gedaagde] moet geacht worden zich met het zetten van een handtekening op 13 juni 2015 onder een bij exploot in kopie overgelegd ‘aanvraagformulier particuliere klant’ dat tevens naar algemene voorwaarden verwijst, tegenover T-Mobile akkoord verklaard te hebben met een abonnement “Sim-only” voor de duur van 24 maanden. Daargelaten of een of meer van zulke voorwaarden onredelijk bezwarend zou(den) kunnen zijn, stelt de kantonrechter vast dat Direct Pay de relevantie van deze of gene bepaling voor een of meer van haar claims niet duidelijk maakt. Direct Pay heeft verder te raden gelaten welke conclusies zij verbindt aan de bij exploot ingebrachte producties, in het bijzonder de contractgegevens en de facturen, met inbegrip van daarin verwerkte extra bedragen aan administratiekosten en/of kosten van andersoortige betaling dan via automatische incasso. Opvallend gegeven is daarnaast dat Direct Pay weliswaar melding maakt van een door T-Mobile aan [gedaagde] aangezegde ontbinding per 7 januari 2016 wegens (vermeende) wanbetaling, doch daaromtrent geen enkel stuk inbrengt, of het moest de ‘eindfactuur’ van 14 januari 2016 zijn die deze ontbinding tot vertrekpunt neemt. Waarom T-Mobile tot de conclusie kwam dat [gedaagde] (ernstig) in gebreke bleef met het betalen van de periodieke abonnementsbijdrage van € 29,25 en hoe zij dit dan verwoordde, mag de kantonrechter klaarblijkelijk niet weten. Toch is dit in het licht van het gevoerde debat uitermate relevant. Zeker omdat [gedaagde] - tegen de ontkenning van Direct Pay in - blijft volhouden dat T-Mobile al in oktober 2015 ten opzichte van [gedaagde] besloten had tot toepassing van de drastische maatregel om haar diensten op te schorten door de internetverbinding voor haar abonnee te blokkeren. Als zij daarvoor een motief had, ware het wenselijk geweest daarvan aan [gedaagde] mededeling te doen, zodat een eventueel misverstand over een niet of foutief geboekte betaling terstond opgehelderd had kunnen worden. Als de algemene voorwaarden van T-Mobile haar al niet tot zo’n verantwoording verplichten, dan is het toch wel de norm van redelijkheid en billijkheid (of simpelweg: fatsoen) die een crediteur ten opzichte van een vermeend nalatige debiteur in acht dient te nemen. Het gebrek aan informatie van de kant van Direct Pay op dit onderdeel van geschil laat geen andere conclusie toe dan dat T-Mobile - en in haar spoor Direct Pay, die klaarblijkelijk over een gebrekkig dossier beschikt - opzichtig in gebreke gebleven is en zich waarschijnlijk schuldig maakte aan schuldeisersverzuim. Door niet te reageren op de indringende en uitermate concrete brief die de vader van [gedaagde] op 26 januari 2016 aan T-Mobile richtte over verrichte betalingen en het ten onrechte claimen van ‘resterende kosten’ in het kader van een contractbeëindiging heeft T-Mobile de schijn op zich geladen dat er voor de litigieuze ontbinding geen goede grond aanwezig was.
De al dan niet toewijsbaarheid van (onderdelen van) de hoofdvordering
3.3
Om te beginnen dient in aanmerking genomen te worden dat T-Mobile vanaf het opstellen van de tekst van het voor haar rekening komende aanvraagformulier het (tijdelijke) adres van [gedaagde] in [woonplaats 2] foutief ingeboekt heeft. Waar het immers ging om [adres 3] hanteerde T-Mobile de schrijfwijze [huisnummer 2] dan wel [huisnummer 3] (of [huisnummer 4] ). Dat dit bij elektronisch berichtenverkeer minder bezwaarlijk is, staat vast maar bij verzending van brieven per gewone post kan zo’n verschrijving tot opzichtige fouten leiden. Zeker als het - zoals hier - om een jongere gaat die slechts korte tijd van een woning of kamer in [woonplaats 2] gebruik maakt en die kennelijk al in februari 2016 naar [woonplaats 1] teruggekeerd is (eerst naar het ouderlijke huis in de [adres 2] - een adres dat T-Mobile had kunnen afleiden uit de brief die vader [gedaagde] haar op 26 januari 2016 stuurde - en nadien naar een woonadres in de [adres 1] aldaar). Direct Pay mag dan [gedaagde] voorhouden dat hij een adreswijziging had behoren door te geven, dat verwijt slaat als een boemerang terug op T-Mobile en Direct Pay gezamenlijk die geen sjoege geven als de vader van [gedaagde] zich in zijn brief van 26 januari 2016 vanaf het adres [adres 2] [woonplaats 1] opwerpt als gemachtigde van zijn zoon. Bovendien blijkt bij nadere beschouwing van de inhoud van deze brief dat daar in originele vorm een bijlage aan toegevoegd was die niet in rechte overgelegd is. Volgens de vermelding aan het slot ging het om een ‘opzeggingsbrief d.d. 20 december’ (2015). In zijn dupliek vermeldt [gedaagde] een datum 29 december 2015, maar laat hij ook na een kopie van de brief over te leggen. Daaruit kan wel afgeleid worden dat [gedaagde] zich in december 2015 / januari 2016 op het standpunt gesteld heeft dat de tekortkoming van T-Mobile in het verschaffen van de prestatie waartoe zij gehouden was, een ontbinding van de 24-maandenovereenkomst op initiatief van de abonnee rechtvaardigde. De kantonrechter volgt [gedaagde] in die opvatting.
3.4
T-Mobile (of in haar plaats Direct Pay) maakt niet waar dat zij goede gronden had om (al in oktober 2015) haar dienstverlening te staken, laat staan om harerzijds tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan, nu van de kant van T-Mobile / Direct Pay geen bewijs geleverd wordt van een per oktober 2015 of eind december 2015 bestaande concrete betalingsachterstand en veeleer sprake is van een zeker overschot aan afgedragen deelbetalingen. Het met controleerbare documentatie onderbouwde overzicht dat [gedaagde] geeft, is door Direct Pay onvoldoende betwist, laat staan weerlegd. Van een beweerde schuld van € 58,50 per 7 januari 2016 heeft niet kunnen blijken. Dit haalt de beslissing van T-Mobile om per die datum tot ontbinding over te gaan, onderuit, zodat ook van een schadevergoedingsvordering geen sprake kan zijn. De vordering van Direct Pay leent zich dan ook voor directe afwijzing.
De nevenvorderingen
3.5
Als het al niet zo zou zijn dat de nevenvorderingen gestrand waren op de afwezigheid van een toewijsbare hoofdsom, zou Direct Pay in ieder geval de pin op de neus gekregen hebben ten aanzien van haar claims ten aanzien van vervallen rente en vergoeding van kosten van incasso. Dat, wanneer en op welke grond betalingsverzuim aan de kant van [gedaagde] aanwezig geacht had moeten worden, heeft Direct Pay immers onvoldoende beargumenteerd en met stukken onderbouwd. De overgelegde facturen stipuleren weliswaar dat bedragen via automatische incasso van de rekening van [gedaagde] afgeschreven zullen worden, maar vermelden zelf geen fatale betalingsdatum of vervaltermijn. Omdat Direct Pay nalaat uitdrukkelijk beroep te doen op een beding in de relatie T-Mobile / [gedaagde] dat voorziet in verzuim op de voet van art. 6:83 aanhef en sub a. BW, kan daar niet van uitgegaan worden. Bij gebreke van zulk verzuim van rechtswege had Direct Pay dus gemotiveerd moeten stellen dat, hoe en wanneer [gedaagde] in gebreke gesteld is (art. 6:82 BW) om langs die weg op een bepaalde datum betalingsverzuim te bewerkstelligen. Er zijn in haar wijze van zien facturen ‘verzonden’ (die niet betaald zijn), er zijn brieven ‘gestuurd’ en er is van alles ondernomen, maar dat dit alles (de ingrijpende stappen die gezet zijn) op concreet betalingsverzuim van de debiteur berustte, heeft Direct Pay opvallenderwijs nagelaten aannemelijk te maken. Deze nalatigheid maakt dat een slechts op zulk verzuim te stoelen vordering tot vergoeding van buiten rechte vervallen wettelijke rente en/of incassokosten niet gehonoreerd kan worden. Bijkomende omstandigheid (maar niet van minder belang) is dat Direct Pay ook nergens stelt dat bepaalde op een te bewerkstelligen rechtseffect gerichte brieven door [gedaagde] ontvangen zijn, waar art. 3:37 lid 3 BW die ontvangst en niet de verzending als voorwaarde stipuleert. De onjuiste adressering van facturen en (incasso)brieven die niet - of maar zeer ten dele - aan [gedaagde] toegeschreven kan worden, maakt het tot een vrijwel zekerheid dat geen van de in 2016 aan [adres 3] te [woonplaats 2] verzonden brieven de bestemming bereikt hebben. Tot slot is niet van belang ontbloot dat door de brief van 26 januari 2016 iedere poging of activiteit tot incasso buiten rechte zinledig was. Vader [gedaagde] had immers namens zijn zoon jegens T-Mobile het standpunt ingenomen dat “het inschakelen van een deurwaarder van generlei waarde is wanneer u niet over een executoriale titel van de Rechtbank beschikt”. Ook schreef hij dat hij ‘een gerechtelijke procedure met vertrouwen tegemoet’ zag. Om ieder misverstand te vermijden, behelsde de slotalinea van de brief nog de aankondiging dat de restfactuur niet betaald zou worden, dat T-Mobile zich verdere aanmaningen kon besparen en dat men in plaats daarvan desgewenst kon gaan procederen.
De proceskosten
3.6
Als geheel in het ongelijk te stellen partij dient Direct Pay verwezen te worden in de proceskosten. Aan de zijde van [gedaagde] worden die kosten begroot op € 60,00, waarbij in redelijkheid de gezamenlijke kosten van vader en zoon [gedaagde] gelijkgesteld worden met het op twee procespunten te waarderen en aan het procesbelang te relateren salaris van een gemachtigde. De vergoeding van deze proceskosten wordt Direct Pay geacht binnen veertien dagen te voldoen op een van de bij haar bekend te achten Rabo-rekeningen, ook al kan dit onderdeel van de beslissing niet bij voorraad uitvoerbaar verklaard worden, nu daar van de kant van [gedaagde] niet om gevraagd is.

4.De beslissing

De kantonrechter komt tot het volgende oordeel:
- De vordering van Direct Pay wordt afgewezen.
- Direct Pay wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, hetgeen betekent dat zij binnen veertien dagen na vonnisdatum aan [gedaagde] een bedrag van € 60,00 dient te vergoeden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
Type: HS