3.7.[eiseres] vordert op grond van het vorenstaande dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om:
met onmiddellijke ingang, althans met ingang van het in dezen te wijzen vonnis, dan wel de betekening daarvan geen enkele betaling meer te doen vanaf de bankrekeningen [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] ;
uiterlijk binnen tien dagen na het in dezen te wijzen vonnis, althans de betekening daarvan:
- schriftelijk rekening en verantwoording af te leggen aan [eiseres] ;
- aan [eiseres] de bankafschriften van beide rekeningen over de jaren 2016 en 2017 tot en met heden over te leggen;
uiterlijk binnen tien dagen na het in dezen te wijzen vonnis, althans de betekening daarvan:
- medewerking te verlenen aan het openen van een nieuwe bankrekening welke op naam van de “Erven [familienaam] ”, dan wel op naam van de raadsman van [eiseres] , moet komen te staan en binnen vijf dagen na de opening van die rekening en bericht daarvan aan [gedaagde] alle gelden van de bankrekeningen [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] naar die rekening over te maken;
het onder a t/m c gevorderde onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in gebreke mocht blijven, met een maximum van € 100.000,--, althans subsidiair een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag en maximum,
onder veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, met inbegrip van de kosten zoals genoemd in artikel 237 lid 4 Rv, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat [gedaagde] in verzuim is deze kosten te voldoen.